Hier sta ik dan. Voor een houten hek. Hij is oud, net als de rest van dit huis. De wind waait door mijn lange bruine haren. Het is een ijzige scherpe wind. De Blaadjes van de bomen ritselen en honderden sneeuwvlokjes vallen op mijn jas. Hier sta ik ik dan, nog steeds voor het zelfde oude hek. De kleine stofdeeltjes die erop lagen waaien weg. Ik kijkk hans mijn broer even aan. ,,Zullen we?”. Hij knikt bijna ontzichtbaar door zijn dikke sjaal en zijn muts. Langzaam frummelen mijn koude vingers aan het slot en maakte het hek open. Op weg naar mijn verleden.
We lopen door het weiland, het is verlaten en onbewoond. Hier waar ik als kind zo gelukkig was, ik speelde en ik rende altijd hier met Hans en Jule. Tikkertje en verstoppertje, maar alles was nu weggestopt onder een dikke laag sneeuw. ,,Julia” fluisterde hans zacht. Ik verstond hem moelijk doordat zijn sjaal nog steeds voor zijn mond zat. ,,Ja?” ,,Weet je nog dat we hier altijd verstoppertje speelde met Jule?” ,,Natuurlijk weet ik dat nog” en er verscheen een smal zielig glimlachje op mijn gezicht. Samen lopen we naar de deur van het huis. Onze voetstappen verstoren het plaatje van een eindeloos weiland met vlakke sneeuw. Zoals het weiland altijd was als het sneeuwde. Nooit geen voetstappen, Nooit geen Bandsporen maar altijd een vlakke parelwitte laag. Want hier, in dit weiland was al jaren niemand meer geweest.
We waren bij de deur en Hans frummelde wat met het cijferslot wat aan de deur hing. We gingen naar binnen. We traden binnen in ons verleden.
Mijn moeder riep me. ,,Ééééten” klonk er luidkeels door het huis. Hans, Jule en ik kwamen naar beneden gestormd en deden ons daar te goed aan heerlijke sperzieboontjes met aardappelen. Het was dat jaar een van de slechtere jaren geweest en alle koeien die we hadden waren aan het slachthuis verkocht om toch genoeg geld te verdienen. We hadden geen koeien en geen geld voor vlees. Maar onze moeder was bijzonder creatief in de keuken en maakte altijd de lekkerste dingen voor ons. Het avondeten was altijd een waar genot voor ons en het enige moment van de dag dat papa niet bezig was op het land in de zomer. Na het eten gingen we naar buiten. Spelletjes spelen in het weiland zoals altijd na het eten als het nog licht was. Dit keer speelde we een zelf bedachte variant van slinger tikkertje. Hand en hand rende ik en Jule achter hans aan. Ik keek even naar jule, mijn zielsverwant, mijn maatje. Jule was mijn tweelingsbroer en onze band samen was sterk. Als we ergens heen gingen waren Jule en ik samen. Als iemand dreigde te vechten met mij kwam Jule voor me op. Jule was de perfecte broer. We begrepen elkaar zonder te praten en we kende elkaar door en door. Mischien werd die band geschept doordat we een tweeling waren, mischien ook niet. Zo geweldig als Jule was zo vervelend was Hans meestal. Hij vermaakt zich erg door ons te pesten. Hij schoot er geen flikker van op want Jule en ik samen waren toch wel sterker dan hem alleen. Mischien was dat het wat de uitdaging voor hans groot maakte. Toch hadden we ook vaak lol met z’n 3en.
Jule trok aan m’n hand om Hans achterna te gaan. ,,Ren sukkelientje” riep jule naar me. Maar het was al te laat. Jule trok me mee maar ik stond nog stil. Jule trok me om en ik lag languit in de modder. Hans en Jule lachte, hans natuurlijk het hardst. En eigenlijk kon ik er zelf ook wel om lachen maar ik gunde het hans niet. Jule kwam snel naast me zitten ,,Gaat het?” vroeg hij bezorgd ,, Prima”en ik glimlachte. En we speelde weer verder tot een donkere doek met lichtgevende puntjes over de hemel viel. We gingen naar binnen en warmde ons met hete chocomelk met slagroom. Papa keek TV maar ons 3en boeide het niet echt. Het ging over enge oorlogen in allemaal landen. Ik hoorde de laatste woorden van het bericht. “wij hoeven niet in angst te verkeren” vertelde de man ons op een zakelijke toon. Maar ó wat had die man ongelijk. Toch bleven de woorden me bij. Ik had een hekel aan de televisie, er was bijna alleen maar nieuws op en de beelden waren wazig en onduidelijk. Alleen de kinderprogramma’s die zondag altijd op TV waren intreseerde mij een beetje. Ik tikte Jule op zijn schouder en vroeg hem om naar boven te gaan. ,, Is goed” zei hij en we vertrokken naar boven. We gingen samen op bed liggen en legde ons armen onder ons hoofd, zoals we altijd deden. ,,Ben jij wel eens bang” vroeg Jule mij. Ik knikte. ,,waar ben je bang voor dan” ,,Ik ben bang voor niets” Vragend keek hij me aan. ,,Ja, je weet wel, niets als zelfstandig naamwoord dat er gewoon niets meer is, niet meer de boerderij, niet meer de koeien, niet meer dit land, niet meer papa en mama en jou niet” ,,dood?” antwoordde hij zachtjes. Ik zei niets en staarde naar het plafond. ,,Doe je ogen eens dicht en denk dan aan zo min mogelijk” ik deed wat hij zei. ,,ben je nu bang?” vroeg hij. ,, Nee, want ik weet dat alles weer verder gaat als ik mijn ogen open”. ,,Als er niets meer is ga je ook verder, want de cirkel is oneindig maar je merkt het niet meer omdat we ergens anders zijn” ,,Waar zijn we dan?”vroeg ik nieuwsgierig. ,,Nergens” antwoordde hij wijs, en ik snapte er eerlijk gezegd niet veel van. ,,Ben jij dan nergens bang voor?” ,,Voor van alles” en hij glimlachte. Volgens mij wist hij het toen al. En probeerde hij me die dag duidelijk te maken dat ik niet bang moest zijn. Niet bang voor de dood maar ook niet bang voor zijn dood.,,En wat zijn jouw toekomst dromen dan we niet” vroeg ik om op ee iets gezelliger onderwerp over te gaan. Ik zag dat Jule veranderrde, hij lag niet meer met een zorgelijk gezicht maar hij glimlachte
,,Ik droom van sneeuw, eindeloze vlaktes met alleen maar sneeuw. Zonder voetstappen of wielsporen die het plaatje verstoren. Bomen met kale takken waren centimeters sneeuw opligt en overal branden kaarsjes. En er schijnt een parelwitte maan” ,,Mooie droom” zei ik… ,,Ik denk dat het tijd is om te gaan slapen” zei Jule. We vielen in slaap en ik droomde over sneeuw
Midden in de nacht werd ik wakker, en ik keek uit het raam. Tot mijn verbazing vielen er honderden sneeuwvlokjes. Er lag sneeuw overal waar je keek. Geen enkel spoor te zien. In de boom brandde lichtjes, van veraf leken het net kaarsjes. En bovenaan de hemel stond een volle ronde parel witte maan. Snel schudde ik Jule wakker. Snel, kijk naar buiten voordat de koeien je droom verstoren. ,,De enige die mij droom nu verstoord ben jij” antwoordde jule kortaf. ,,Kijk nou maar” en hij keek. ,,Wauww” stamelde hij. ,,Ja hè?” en samen bleven we uren staren naar het prachtige uitzicht en hoe de laag steeds dikker werd en uiteindelijk vielen we weer in slaap.
De volgende dag beloofde een mooie dag te worden. Het sneeuwde nog steeds en er lag een dikke laag in het weiland. De koeien stonden al buiten. ’s Ochtend hielp ik papa met het land onderhouden en zout strooien. Samen met Hans en we hadden ongelovelijk lol. Waar jule was wist ik niet, maar ik wou dat hij hierbij was.
Ik keek naar de lucht en er vlogen een paar gele vliegtuigen. Ik vond ze raar, ze waren niet grijs met heel veel raampjes.Nee, voorin was een soort van glazen koepel en ze waren donkergroen. Een lelijke kleur die meer weg had van babydiarree ofzo. Aan de staart hing en rode vlag met een witte cirkel en daarin een zwart kruis. Ik vondze iets weg hebben van van die monsterige dingen. Niet veel later hoorde ik knallen. Papa schrok… Hij zei dat we weg moesten. Hans hield me stevig vast en samen rende we weg. Weg van het geluid. ,,Harder Juul” riep die naar me... ,,oliebol! Jule” ik draaide me om om naar de boerderij te rennen. ,,Julia, nee het is te gevaarlijk als je nu terug gaat wordt het je dood” ,,Dan ga ik maar dood, de dood is toch niet”riep ik terug. Hans pakte me bij mijn middel en droeg mij. Ik spartelde tegen. ,,Eigenwijze trut je bent… wil je soms dood ofzo? En als je zo nodig dood wilt doe dat lekker in je eentje dan” tranen brandde in mijn ogen. Ik zag hoe er bommen vielen en de huizen erom heen in brand stonden. Ons huis bleef op een wondebraarlijke manier gespaard. ,,We moeten schuilen”Riep hans zo hard mogelijk om boven het geknal uit te komen.. Maar ik kon alleen maar krijsen… Ik wou bij mama en papa zijn en Jule, mijn maatje. Niet bij die verrotte Hans. Hans rende tot we het dorp buiten waren. Bij een oude kennis. Ze hadden een kennis en daar redde we ons samen. We sliepen er en we kregen eten van degene die er woonde. Maar er was weinig eten. Wat we daar in die kelder hebben meegemaakt was verschrikkelijk. En te beschrijven met geen enkele woorden. We waren zwak, van het weinig voedzame eten wat we kregen en we hadden geen geld. Elke dag leefden we in spanning. Soms kwamen de duitsers boven in huis. Dan waren we muisstil en praatte we bijna niet, wat weberhaupt weinig deden. We hadden een sterke overlevings drang, maar de kans leek elke dag kleiner en kleiner te worden. We verstopte ons onder de matrassen als de duitser in de kelder moesten zijn. Van spanning moest ik dan bijna braken. Stel dat ik dat gedaan had had ik nu niet meer geleefd. Af en toe kregen we nieuwe kleren, maar ons douchen konden we niet. We konden niet naar boven. Heel soms kregen we zeep en een washandje en dan kondenw e ons daarmee wassen. Maar het ging ook slecht met de kennis die in het bovenhuis woonde. Ze was meegenomen tijdens een razzia en toen hadden we niets meer. We hebben 5 jaar gedaan met 3 handdoeken en 2 zeepjes. Urineren was een 2e probleem. We kregen zo weinig te eten en te drinken dat we er nauwelijk behoefte aan hadden. We kregen allebei blaasproblemen. Het was een ramp. We hadden een klein radiootje waar we af en toe naar luisterde, maar niet te vaak omdat we bang waren dat de Duitsers de signalen konden achterhalen. Hans en ik bouwde daar in de kelder een band met elkaar op. We hadden alebei iets meegemaakt met wat geen woorden te beschrijven was.
Op een dag toen de oorlog voorbij was, waar we weinig van mee hadden gekregen kwamen er mensen kijken voor het bovenhuis. Uiteraard bezochten ze ook de kelder... Ze zagen ons en ze belde meteen de ambulance. We werden afgevoerd naar het ziekenhuis. Lichamelijk kwam Hans er vrij snel bovenop. Ik daarentegen bleef ik 3 maanden in kritieke toestand en lag op de Intensive Care. Maar ik kwam er bovenop. Door het voedseltekort breken mijn botten nu snel en ben ik onvruchtbaar. Maar ik leef nog, en daar ben god dankbaar voor. De eerste maanden woonden Hans en ik samen, tot hij de kans kreeg om bij zijn vriendin inte trekken. Ik woon nu samen met mijn vriend.
En hier staan we dan, voor het eerst sinds de oorlog in ons oude huis. Samen met Hans… Papa, mama en Jule heb ik nooit meer gezien. Papa en mama xijn gevlucht. Er zijn mensen die ze gezien hebben, maar Jule is waarschijnlijk vermoord in Huis. Al die jaren geleden dat de oorlog uitbrak, en sinds die dag heeft de tijd in dit huis stil gestaan. Langzaam loop ik naar boven. Het is al avond. Ik kijk in de kamer waar jule en ik geslapen hebben. Ik schrik en ik zie 3 kogelgaten in de muur. Op de grond ligt een grote rode vlek. Bloed! Jules bloed…
Ik kijk nog 1 x uit het raam
,,Ik droom van sneeuw, eindeloze vlaktes met alleen maar sneeuw. Zonder voetstappen of wielsporen die het plaatje verstoren. Bomen met kale takken waren centimeters sneeuw opligt en overal branden kaarsjes. En er schijnt een parelwitte maan” ,,Mooie droom” zeg ik… ,,Ik denk dat het tijd is om te gaan slapen” zegt Jule.
Op de grond ligt het bloed van Jule, maar dat is niet de enige plaats waar het bloed zou blijven voorbestaan. Want Jule zijn bloed zal altijd door mijn aderen stromen, en mijn hart zal kloppen. Zolang zijn bloed stroomt…