De slag om Ronyn
‘Kom’, riep mijn moeder. Ze komen, ik keek angstig om me heen, ‘ze komen’. Mijn moeder trok aan mijn mouw, en probeerde me naar binnen te trekken. Terug in ons huis, veilig voor zo lang als het kan duren. Ik rende achter mijn moeder aan het huis binnen, er zaten meer mensen. Ook vreemdelingen, ik keek mijn moeder vragend aan. ‘We moeten mensen hulp bieden Catharina’. Ik schudde mijn hoofd, ‘ik wil vechten moeder’ zei ik met een boze stem. ‘Daarmee help ik!’. Mijn moeder schonk geen aandacht meer aan mij, en ging verder met het verzorgen van de vreemdelingen die gewond waren geraakt in de strijd die buiten verder ging. Verschrikkelijk vond ik het, gegil. Ik zat moedeloos in de woonkamer terwijl mensen buiten lagen te sterven. Er strompelde een bebloede man binnen. ‘Wij kunnen niks beginnen tegen de Grieken’ waren zijn laatste woorden en hij zakte in elkaar. Ik pakte vol besloten zijn helm op, en zette die op mijn hoofd. Ik pakte mijn vertrouwde pijl en boog. En trok een paar messen uit de kast, op het moment dat ik mijn riem omdeed. Kwam mijn moeder binnen, ze negeerde me totaal. Toen ik mijn zwaard in mijn riem stak in nog even diep adem haalde omhelsde mijn moeder me. ‘Het zei zo’ mompelde ze. Ik knikte en liep naar de deur, trok hem open en trof een slachtveld aan. Ik kon gelijk zien dat de arme boer die niet was gestorven in onze woonkamer gelijk had. De Grieken hadden wapens die ik nog nooit eerder had gezien, en vochten als leeuwen. Daar kon ons kleine dorpje niks tegen beginnen. Maar we hadden toch een kans, als altijd. Ik ging onopvallend achter een muurtje staan, en pakte mijn pijl een boog en schoot. Raak! Het was de commandant, van de Grieken. Alle ogen richten naar de plek waar de pijl vandaan kwam en ik verschoolde me. En maakte me klaar voor mijn volgende schot. Ik sprong achter het muurtje weg, schoot en miste. Een grote Griek rende naar me toe met opgeheven zwaard. Ik trok ook mijn zwaard, en maakte een schijnbeweging. Ik was klein, en zwak. Maar dat kon ook voordelen hebben, ik zwaaide met mijn zwaard in de rondte en raakte hem vol in zijn arm. Hij viel op de grond, en ik ontdeed hem van zijn leed. 2-0 Voor mij dacht ik trots. Niemand schonk aandacht voor mij, en niemand had gezien dat ik een man had gedood die ongeveer 2 keer zo groot en breed was als mij. Ik pakte een pijl en schoot, Raak! Weer 1 minder dacht ik blij. Nu renden 3 mensen tegelijk op mij af. Vol woede, snel schoot ik een pijl af op de grootste en woeste heer. Hij viel neer, en de andere 2 waren bijna bij mij. Ik raapte een speer op die voor mijn voeten lag, en richtte. Raak! Nu nog 1 te gaan, ik trok mijn zwaard. Hij was bijna binnen mijn bereik. Ik moest oppassen, het onderdeel zwaard was mijn slechtste punt. Hij zwaaide met zijn zwaard, bijna raak. Hij schramde mijn arm, maar ik was sneller als hem en trok me terug om vervolgens weer aan te vallen. Ik doorboorde zijn borst met mijn zwaard, en trok hem vervolgens weer terug. En keek weer om mij heen, het werd leger. Maar ik kon niet opmaken of het kwam omdat wij aan het winnen waren, of de Grieken. Ik verschool mij weer en keek een beetje in de rondte, ik zag dat er een dikke Griek op een paard zat. Aanwijzingen te geven, ver van het gevecht weg. Ik sloop erheen en pakte mijn pijl en boog. Richtte en schoot, eerst kon ik niet zien of ik hem had geraakt. Maar hij viel langzaam van zijn paard, op mijn gezicht verscheen een grijns. Ik had 1 van de belangrijkste mensen van het gevecht uit geschakeld! De mensen om de heer heen, begonnen te schreeuwen en te wijzen, mijn kant op. Ik keek verschrikt op, ze hadden me ontdekt. Ik begon te rennen, maar zij zaten op paarden en waren sneller. Ik ging achter een boom staan, en begon pijlen te schieten. Zo snel als ik kon.al snel lagen er een aantal ruiters op de grond. Er kwam een paard mijn kant op gerend en ik ving hem. Ik sprong erop, en spoorde hem aan. Dit kon ik, ik was de snelste ruiter uit mijn buurt, mijn vader had me leren paardrijden. Het paard galoppeerde zo hard als hij kon, maar niet hard genoeg om de achtervolgers kwijt te raken. Ik bond de teugels aan mijn arm, en spoorde hem nog eens aan als aanmoediging. Ik pakte mijn boog en spande de draad door een pijl te richten. Dit was moeilijk op paard, maar ik had het wel eens eerder gedaan. De achtervolgers begonnen te slingeren zodat ze moeilijk te raken was. Maar toen ik schoot was hij raak, ik draaide me weer om. En richtte me op het paard, het landschap werd hier wilder. En ik moest goed opletten, uit het niets verscheen een ruiter naast me met opgegeven zwaard. Hij haalde uit naar mijn hoofd en ik moest moeite doen om hem te ontwijken, ik hield mijn paard wat in zodat ik naast hem kon blijven rijden. Trok een simpel keukenmes uit mijn riem en stak die in zijn arm, en gaf hem nog een elleboog in zijn gezicht. Hij zwenkte weg, met zijn hand op de arm waar ik een mes in had gestoken, hij riep; Je bent nog niet van ons af, niemand doet onze Griekse Koning ‘Albertus’ kwaad. Ik schrok, had ik een koning vermoord? Ik spoorde nog eens aan, en sloeg een klein weggetje in. Niemand kende deze plaats zo goed als ik, ze kunnen me zoeken wat ze willen. Hier gaan ze verdwalen en niet meer uit terug keren! Ik begon verder na te gaan wat ik had gedaan, ik verdien de doodstraf! Een koning vermoordt, de Griekse koning Albertus. Als ze me vinden, hangen ze me op. Dacht ik angstig. Ik moest me verbergen, van gedaante veranderen als het even kon. Ik kwam bij een verborgen grot aan, als je niet wist dat die er was, kon je hem niet zien. Ik trok de planten ervoor weg, die er groeiden. Ik begeleide het paard die zojuist mijn leven had gered die grot binnen. Ik kon het beste hier blijven voor een tijdje, gelukkig lagen hier genoeg spullen van mij, om de komende dagen hier door te brengen. Altijd als ik even zat was van mijn moeder ging ik hier heen. En bleef ik een tijdje, dus hier lag voldoende eten, drinken en dekens voor een week. Ik zadelde het paard af, en deed zijn hoofdstel af. Ik hoopte dat hij zich hier op zijn gemak voelde, en niet bij me weg liep. iets diep in mij zei dat ik dit paard kon vertrouwen, en dat er een reden was waarom hij zich liet vangen. Dit paard was speciaal, hij heeft mij geholpen. En hij vertrouwde mij. Ik liet mijn hand langzaam over zijn rug strijken. Hij brieste zachtjes, ‘Quinto’ fluisterde ik. Dat werd zijn naam ‘Quinto’. Ik gaf hem een appel en liet hem wat drinken uit mijn veldfles. Ik gooide vervolgens een deken over hem heen, en aaide hem nog een keer. ‘Goede nacht mijn jongen’ zei ik vermoeid. Dit alles had mij uitgeput. Ik ging onder een beschimmelde deken liggen, en viel gelijk in slaap. ‘ Hier ergens verdween ze Heer’. Ik werd wakker door een wrede stem, ik keek om me heen en zag Quinto gespannen naast me staan. Ik sprak vredelievende woordjes in zijn oor, en luisterde goed waar het geluid vandaan kwam. ‘We moeten haar vinden:’ Sprak een andere dominante stem. ‘We moeten ons wreken op degene die het leven van onze koning beroofde’ . Het was even stil toen de dominante stem weer klonk; ‘Wat weten we eigenlijk over haar’? De andere stem sprak luid en duidelijk; ‘Niet veel, lang blond haar,klein. Kan goed vechten een is een zeer goede amazone’. ‘Grrr’ zei de andere stem. ‘Schande, onze koning gedood door een kleine meid’. De stemmen klonken door, maar ik kon ze niet meer verstaan doordat ze van me af beweegden. ‘Vanavond vluchten we mijn vriend, naar het oosten’ zei ik tegen Quinto. Maar eerst moest ik wat aan mijn uiterlijk doen, een andere naam verzinnen en goed nadenken waar ik heen zou gaan. Na een uurtje plannen maken in de grot ging ik even na buiten, Quinto begon te hinniken naar mij, ik zei ik zo terug zou komen en liep naar een meertje. Ik had mijn veldfles mee genomen en vulde die zorgvuldig. Ik bleef nog even staan en kreeg een idee. Ik pakte een scherpe steen, en sneed een stukje haar af. Het deed pijn, maar het werkte. Dit deed ik ook bij de rest van mijn haar. Nu pakte ik een kluit modder en smeerde dat in mijn haar. Verdeelde het goed, ik keek naar mijn spiegelbeeld in het water. Het zag er niet uit, maar blond haar had ik niet meer. Ik Liep terug naar de grot, en sneed een paar dekens door midden en 1 deed ik zo om mijn hoofd dat alleen mijn ogen te zien waren. Ik grijnsde, ze kregen me nooit te pakken!