Tranen rollen over mijn wangen en alles doet pijn vanbinnen. Duizend vragen spoken door mijn hoofd, wat moet ik doen? Is het dit wel waard? Geef jij wel werkelijk om mij? Waarom?
Ik bekijk een foto en heb zin om hem te verscheuren...Ik bedenk me dat ik foto’s haat.
Ik bekijk mezelf, een neppe glimlach...De pijn die er achter zit is onzichtbaar.
Mijn ogen dwalen over de foto, 17 andere mensen staan er vrolijk op. Er werd op dat moment gelachen, er werden groffe opmerkingen gemaakt waardoor nog meer gelachen werd.
17 gezichten waarvan er 16 nep lachen...Allemaal verbergen ze hun pijn, maar eentje niet. Mijn blik valt op een jongen. Hij kijkt triest en vermoeid, alsof hij de hele wereld al heeft gedragen.
Daarna kijk ik een keer goed naar de 16 andere gezichten...17 andere gezichten als je dat van mij er bij telt.
Schuilt er achter die glimlach niet bij alle 17 vermoeidheid?
Allemaal zijn we 15 of 16. Zo kort leven we op deze wereld. En diep vanbinnen voelt de last op onze schouder aan, alsof we de hele wereld dragen. En toch blijven zij lachen...Behalve die ene jongen.
Iedereen denkt wel eens dat hij of zij de zwaarste last moet dragen.
Dus eigenlijk dragen we onbewust de wereld allemaal te samen? We beseffen het alleen niet.
Praten is ook zo moeilijk, gevoelens zijn geen woorden...Er zijn ook geen woorden voor geloof ik.
Vreemd, we hebben zoveel woorden, maar gevoelens kunnen we niet beschrijven.
Nogmaals kijk ik naar de foto, mijn hand ondersteund mijn hoofd en ik zucht. Elke vreemde zou denken dat we onbezorgd zijn, allemaal jonge mensen met nog een heel leven voor hun, met een prachtige toekomst in deze ‘fantastische’ wereld.
Maar zijn we niet allemaal een beetje bang voor die prachtige toekomst?
Het verleden heeft pijn gedaan, het verleden was ooit toekomst...Wat als deze toekomst nu ook eens pijn doet?
Denken we zo niet allemaal?
Een traan valt op het plastiek zakje dat over de foto getrokken zit. Ik laat hem liggen. Hij is daar gevallen met een rede, laat hem maar liggen.
Een nieuwe traan ligt op mijn lippen, ik proef hem in mijn mond.
Hoor ik zo triest te zijn? Is daar ook een reden voor? Moet ik dan zo blijven tot iemand anders beslist dat ik gelukkig moet zijn?
Ruw veeg ik de tranen van mijn gezicht.
Waarom zou ik bij de pakken blijven neerzitten? Als ik moet wachten op de rest kan ik blijven huilen tot ik geen tranen meer heb.
Wéér valt mijn blik op de foto...Dat is het...Daarom lachen we alle 17. Wij denken allemaal zo, wij willen verder met ons leven. We hebben niets aan blijven staan bij het verleden. Wij willen onze toekomst grijpen, de wereld ligt aan onze voeten! Hindernissen zijn er om genomen te worden! Allemaal zijn we moedig, diep vanbinnen beseffen we alle 18 dat we die wereld die we op onze schouders voelen, dragen met miljoenen andere mensen! Anders zouden we verpletterd worden.
Maar die ene jongen, die ene jongen die niet lacht, die net niet huilt...Die voelt zich al verpletterd. Die zou liefst van al stoppen met leven. Zijn toekomst intereseert hem niet, die zal wel komen! Met die wereld die hij alleen moet dragen zal hij toch niet ver komen.
Zo denkt hij...Maar die 17 andere jonge mensen? Die beseffen dat je verder moet...Een glimlach helpt te leven. En het leven kan zo fantastisch zijn...Soms moet je afscheid nemen om verder te kunnen. Hoe pijnlijk dat afscheid ook is. Het is niet half zo pijnlijk als verpletterd worden door de zorgen die je hebt als je geen afscheid neemt.
Mijn tranen zijn opgedroogd, de pijn vanbinnen verminderd en een glimlach siert alweer mijn gezicht. Een laatste glinsterende traan die nog op mijn lippen lag lik ik weg. De zoute smaak laat me weten dat ik gevoelens heb en dat ik leef.
En om te leven mag je niet stilstaan...