
Het was een heldere nacht. De maan stond groot en bol aan de hemel, omgeven door duizenden sterren. Het gehuil van wolven weergalmde in de met sneeuw bedekte vallei. Een roedel hongerige wolven was op jacht. Ze hadden in dagen niets gegeten.
De alpha-reu hield zijn neus hoog in de lucht en bleef even staan. De geur van vlees was duidelijk, het zou niet lang meer duren voor ze konden eten. De andere wolven gromden zacht, ze hadden de prooi ook geroken. Ze kwamen aan de rand van het bos. De neus van de alpha-reu had hem niet bedrogen, daar op een steen lag een mensenkind. Het was klein en mager. Dit was niet genoeg voor de hele roedel, maar daar moest de alpha-reu zich niet ongerust over maken. Hij was de leider, dus hij mocht eten. Voorzichtig sloop hij naar het kind.
Het alpha-teefje gromde luid. Ze was het niet met hem eens. Dit mensenkind zag er zo kwetsbaar uit. Voor de alpha-reu iets kon doen sprong ze op de steen, nam het mensenkind in haar muil en rende het bos in. In een grot lagen drie welpjes in een nest. Ze piepten opgewonden toen ze hun moeder roken. Zien konden ze nog niet.
De moederwolf legde het mensenkind bij haar welpjes en ging op haar zij liggen. Piepend en duwend begonnen de welpjes gulzig te drinken. Even later vielen ze voldaan in slaap. De mensenbaby maakte brabbelgeluidjes en greep de staart van het alpha-teefje, die net binnen zijn bereik lag, vast. Het alpha-teefje gromde even maar liet het mensenkind toen ook drinken.
Luna klom boven op een grote steen en speurde de grote vlakte af. Aan de horizon zag ze een kudde paarden voorbij trekken. Ze hoorde een luid gehinnik en toen zag ze Fuerte. Hij kwam wild aangegaloppeerd, met zijn hoofd fier in de lucht. Zijn pikzwarte vacht glansde in het zonlicht, zijn manen en staart wapperden in de wind. Luna keek toe hoe de hengst naderde. Ze genoot er keer op keer van als ze Fuerte zo zag. Het gaf haar een heerlijk gevoel om hem zo vrij en speels te zien.
Fuerte kwam, net zoals alle andere paarden van het dorp, uit een wilde kudde. Luna had hem gekregen voor haar twaalfde verjaardag, dat was een traditie. Alle kinderen uit het dorp kregen op hun twaalfde een paard. Dan moesten ze ‘s ochtends met hun vader op zoek naar een kudde. Uit de eerste kudde die ze tegen kwamen moesten ze een paard kiezen en dat vangen. Als het lukte was het paard van hun, anders moesten ze een andere zoeken.
Toen Luna en haar vader de kudde hadden gevonden had Luna al meteen een paard gekozen. Fuerte had op drie meter van hen gestaan, met grote ogen. Hij liet zich makkelijk vangen en ook het beleren was niet moeilijk geweest. Fuerte was leergierig en een harde werker. De meeste mensen uit het dorp reden met zadels maar Luna weigerde dat. Ze wou Fuerte niet al zijn vrijheid afnemen. Wanneer ze Fuerte niet nodig had liep hij los. Meestal bleef hij in de buurt van het dorp en van zodra hij Luna zag kwam hij aangerend, net zoals nu.
Fuerte en Luna pasten perefct bij elkaar. Ze hielden van dezelfde dingen en waren allebei op hun vrijheid gesteld. Niemand kon hun dwingen iets te doen, niemand zou hen ooit bezitten. Het was Luna’s droom om later met Fuerte op avontuur te gaan. Ze wou meer van de wereld zien, andere wegen ontdekken! Nu bestond Luna’s wereld uit de vallei waar haar dorpje zich bevond. Wat zich buiten de vallei bevond was onbekend voor haar. Luna’s vader was al verder weg geweest. Wanneer Luna niet kon slapen vertelde hij over zijn avonturen. Luna hield van zijn verhalen, hij beschreef alles zo gedetailleerd. ’s Nachts droomde Luna dat ze zelf op reis ging. Ze kwam dan in woeste bossen, enorme woestijnen en beklom reusachtige bergen. Het ergste wat Luna dan kon overkomen was wakker worden en dat gebeurde altijd.
Luna sprong af de steen en aaide Fuerte. Hij duwde zijn neus zachtjes tegen haar.
“Zullen we even gaan rijden?” vroeg Luna.
Ze kroop terug op de steen. Fuerte kwam naast de steen staan en Luna steeg op.
“Ga maar!” riep Luna enthousiast.
Fuerte steigerde laag en vloog er toen vandoor. Ze galoppeerden over de wijde vlaktes, door bossen, over heuvels en langs rivieren. Aan een groot meer hielden ze even een pauze, om te drinken en bessen te zoeken aan de struiken.
Luna ging languit in het gras liggen. Op momenten als deze voelde ze zich gelukkig, echt gelukkig. Dan was ze blij om Luna te zijn, om hier en nu te leven.
Toen de bessen op waren gingen zij en Fuerte zwemmen. De hengst en Luna waren dol op water. Meestal zat Luna op Fuerte’s rug, terwijl hij rond zwom in het koele water. Na het zwemmen keerden ze huiswaarts, dit keer op een rustiger tempo.
Die nacht had Luna een rare droom. Een grote wolvin stond op twee meter van haar. Ze keek recht in Luna’s ogen en zei: “Mijn kind.” Toen verdween de wolvin, samen met het duister. Plots was alles in een fel wit licht gehuld. Het gehuil van wolven weerkaatste in de leegte.
Met een bezweet voorhoofd schoot Luna overeind. Ze deed traag haar ogen open, terwijl ze haar ademhaling terug onder controle probeerde te krijgen.
“Je bent gegroeid” zei een vreemde stem.
Luna’s draaide zich vliegensvlug om. Haar adem stokte. Daar, recht tegenover haar, stond een wolvin.
“Kalm” zei Luna tegen zichzelf “Het is een droom!”
“Neen” antwoordde de wolvin “Je bent klaarwakker.”
“Het is een droom” verzekerde Luna zichzelf “Wolven kunnen niet praten!”
“Wolven kunnen wel praten” zei de wolvin.
“Maar ze kunnen onze taal niet.”
“Neen, dat kunnen we niet. Maar jij kan wel onze taal”
In de ogen van de wolvin was ontroering te lezen. Luna kneep zichzelf hard, maar ze werd niet wakker. Even keken Luna en de wolvin elkaar aan. Alles was stil, zelf de wind was gestopt met waaien.
“Je bent veranderd Luna” doorbrak de wolvin de stilte “Je bent groot geworden.”
“Ga weg!” riep Luna bang “Laat me met rust!”
De wolvin liet haar kop zakken, keek nog een laatste keer naar Luna en verdween toen door de deur, een verbaasde Luna achter latend. Waar bleef het felle witte licht? Waar bleef de leegte? Waar bleef het gehuil van wolven? Luna begreep niet waarom alles bleef zoals het was, kil en donker.
“Word wit!” schreeuwde ze “Huil dan!”
Het enige effect dat deze woorden hadden was dat haar vader wakker werd. Hij kwam haar kamer binnen gerend.
“Wat is er?” vroeg hij bezorgd.
Zijn ogen flitsten door de kamer, maar hij zag niets ongewoon.
“Een wolf…” bracht Luna uit “Ze praat.”
“Rustig maar” zei haar vader “Je hebt gedroomd.”
‘Zie je wel?’ Dacht Luna ‘Ik heb gedroomd. Als papa het zegt, is het waar.’
Slapen lukte niet meer. De hele nacht lag Luna klaarwakker in haar bed, te luisteren naar de geluiden van de nacht. Ze hoorde uilen die naar elkaar riepen, ze hoorde geritsel en gefladder maar ze hoorde geen wolven.
De volgende dagen probeerde Luna het voorval te vergeten. Ze verzorgde Fuerte, hielp haar ouders en speelde met de andere kinderen. Toch bleef de wolvin door haar hoofd spoken.
Hetgeen haar het meeste zorgen baarde was het gevoel dat ze had gekregen van de wolvin. Toen het grijs-witte dier naar haar had staan kijken had ze zich één moment veilig en geborgen gevoeld. Er was een gevoel van herkenning door haar heen gegaan.
Op de avond, twee dagen na het bezoek van de wolvin nam Luna een besluit. Ze wist dat haar ouders niet haar echte ouders waren. Ooit had ze een vaag verhaal gehoord over een baby die gevonden was bij een bos. Omdat het goed kon dat er ene link was tussen dat verhaal en de wolvin vroeg Luna haar ouders het hele verhaal te vertellen.
“Luna” zei haar moeder “Wil je dit echt?”
“Ja” antwoordde Luna vastbesloten.
Haar ouders keken elkaar even aan en toen begon haar moeder alles te vertellen.
“Je ben teen vondeling” begon haar moeder “We vonden je, als kind van een jaar of vier, toen we verhuisden. Er had een hevige ziekte gewoed in het dorp. De overlevenden besloten om ergens anders te herbeginnen. Drie dagen en drie nachten lang stapten we, met enkel onze belangrijkste bezittingen bij ons. Het was op de laatste nacht dat we jou vonden. Je lag in een grot, te midden van vijf wolvenwelpjes. Het dorpshoofd gaf ons de toestemming om je mee te nemen en verder op te voeden.”
“Dus dan…dan heb ik niet gedroomd toen…” stotterde Luna “Dan was die wolvin…”
“Degen die je je eerste vier jaar opgevoed heeft” knikte haar vader “Toen we het bos verlieten, hoorden we een wolf huilen. Omdat het die avond volle maan was hebben we je Luna genoemd.”
Luna staarde voor zich uit. Opgevangen door een wolvin! Was het daarom dat ze de wolvin had horen praten?