Ik heb me aan de regels gehouden:
Citaat:
Deel 1
“Uit!” roept de scheidsrechter vanuit zijn hoge stoel. “De game, set en match gaat naar Sharona Postma!”
Ik gil van blijdschap en gooi mijn racket in de lucht. Snel ren ik naar het net om mijn tegenstander een hand te geven. Daarna pak ik mijn handdoek van mijn stoel en veeg mijn hoofd af.
Het is een intensieve wedstrijd geweest, ongeveer een uur heb ik me ingespannen, want ik moest de finale winnen! Nou heb ik dus gewonnen en ik krijg een beker in mijn handen geduwd door de clubvoorzitter.
Er wordt geklapt en ik roep enthousiast: “Bedankt allemaal! En alle deelnemers, goed gespeeld!”
Ik pak mijn sporttas en leg mijn beker erin. Het is de vijfde beker die ik dit jaar heb gewonnen en ik ben er heel trots op. De tennisbaan stroomt leeg, want op het voetbalveld ernaast is een barbecue.
Als ik de kleedkamers uitkom zit mijn tenniscoach op een stoel in een donker hoekje. Hij rookt een sigaret. Dat vind ik raar, als sportman hoor je toch niet te roken?
“Justin?” Ik loop naar hem toe en ga op de stoel zitten die naast hem staat. Ik zie dat Justin zijn hoofd draait als hij de rook uitgeblazen heeft.
“Hoi Sharona, gefeliciteerd,” zegt Justin, terwijl hij zijn hand uitsteekt.
Ik pak zijn hand en schud hem. De hand is warm en stevig, in tegenstelling tot mijn koude, iele hand.
“Je speelt erg goed, misschien kun je meedoen met het regionale toernooi. De winnaar daarvan mag naar het Nederlands Kampioenschappen,” zegt Justin met een grijns op zijn gezicht. “Serieus, je bent echt goed!”
Hij staat op en trapt zijn sigaret uit. “Ga je mee naar de barbecue?”
Ik knik en loop met hem mee naar het voetbalveld. De heerlijke geur van hamburgers en karbonades komt ons al tegemoet en Justin likt zijn lippen af. Met twinkelde ogen kijkt hij me aan en trekt me aan mijn arm mee naar de dichtstbijzijnde barbecue. Het is duidelijk dat hij trek heeft in het eten en legt gelijk drie hamburgers op een bord.
“Wil jij ook een hamburger?” vraagt hij aan me, terwijl hij een bord voor me pakt. Ik knik en neem het bord met een hamburger erop van hem aan. We zoeken een bankje aan de rand van het voetbalveld en gaan samen zitten.
Terwijl hij aan het eten is, bekijk ik Justin van top tot teen. Hij heeft bruin haar dat met gel in model zit, gespierde armen en als hij lacht, heeft hij kuiltjes in zijn wangen.
Hij is nog erg jong, ongeveer twintig jaar. Hij is eigenlijk een goede vriend van me, want zoveel verschil zit er niet tussen onze leeftijden. Ik ben zeventien, het verschilt dus drie jaar.
Binnen vijf minuten heeft Justin zijn hamburger op, die had dus echt trek!
“Dat doe je snel!” lach ik, waarna ik mijn laatste stukje in mijn mond stop. We brengen de borden weg en dan ga ik naar huis. Ik moet nog douchen en ik ben moe en dat begreep Justin gelukkig.
Als ik ’s avonds in bed lig denk ik na over wat Justin heeft gezegd: “Je bent echt goed.” Zou hij het echt menen?
Natuurlijk wel, anders zou hij het niet zeggen! Misschien moet ik maar meedoen met dat regionale toernooi, ik kan het proberen. Misschien is dat wel de volgende stap om prof te worden.
Nou ja, morgen zie ik het wel, ik moet er tenslotte eerst nog met mijn ouders over praten. Ik sluit mijn ogen en val direct in slaap, zo moe dat ik was van de dag.
Als ik de volgende ochtend wakker word kijk ik op mijn wekker. Kwart voor acht! En ik moest om acht uur weg! Snel spring ik uit bed en trek mijn kleren aan. In een sneltreinvaart ren ik naar beneden met mijn tas op mijn rug, pik ik een broodje mee die op de tafel ligt en ren de deur uit.
Ik zwaai naar mijn moeder die voor het raam staat en fiets weg. Ik kijk op mijn horloge; vijf voor acht. Nu was ik dus weer te vroeg. Ik rem af en ga op een slakkentempo fietsen.
Vijf minuten voor de bel gaat heb ik mijn fiets in het fietsenhok gezet en loop naar binnen. “Hé, Leandra!” roep ik naar een meisje dat net haar jas aan de kapstok hangt.
Ze zwaait naar me, een teken dat ze me gezien heeft. Ik ren naar haar toe en kom naast haar lopen. “Ik heb me verslapen, maar ik ben toch op tijd op school!” Ik grijns naar Leandra en ze grijnst terug.
“Heb je trouwens gehoord van mevrouw Sikkema? Ze heeft zwangerschapsverlof en nu krijgen we een nieuwe leraar. Een enorm saaie man heb ik gehoord...” Leandra doet net of ze moet gapen.
“Hè, Sikkema was nou net mijn favoriete lerares.” Ik trek een pruillip, terwijl we het economielokaal binnenlopen. “Weet je, Justin zegt dat ik mee kan doen aan het regionale toernooi van tennis. De winnaar daarvan mag naar de Nederlands Kampioenschappen,” vertel ik aan Leandra, terwijl ik mijn tas op een tafel gooi.
“Sharona! Dat is zó gaaf! Dat moet je doen!” roept Leandra opgewonden door de klas. Alle leerlingen kijken achterom. “Er is niets, ga maar gewoon door!” Leandra draait haar rug naar hen toen en begint weer met hysterisch te doen. “Sharona, jij gaat meedoen!”
“Rustig nou, rustig!” lach ik als Leandra helemaal hijgt van de opwinding. “Zo leuk is het nou ook weer niet!”
“Oh jawel!” Leandra trekt me snel op een stoel als de nieuwe leraar binnenkomt. Hij ziet er echt oud uit. Hij heeft een bril, rimpels en draagt heel ouderwetse kleren. Echt deprimerend ziet hij eruit.
“Zo jongelui! Ik ben jullie nieuwe leraar voor economie,” Hij zet zijn koffer op zijn bureau en schrijft zijn naam op het bord: meneer Rijker. Kan het nog saaier?
De hele les is heel saai, ik denk eigenlijk alleen maar aan het regionale toernooi. Ik ga er gewoon aan meedoen. Ik ben benieuwd wanneer het is, misschien ergens in een weekend of zoiets.
“En letten wij ook nog op?” Meneer Rijker pakt mijn liniaal en slaat ermee op mijn tafel.
Ik schrik op uit mijn gedachten en kijk de leraar brutaal aan. “Sorry hoor!” brom ik verontwaardigd. Dat had ik niet moeten doen.
“Gaat u zich maar even melden voor een uurtje nakomen!” buldert de leraar door de klas. Hij wijst naar de deur.
Met mijn tas op mijn rug sjok ik de klas uit. Ik ga in de kantine zitten, nadat ik me heb gemeld voor een uur nakomen. Opeens gaat mijn mobiel. Wie belt er nou op dit tijdstip? Stel dat ik in de klas had gezeten!
Ik zie dat het Justin is. “Met Sharona.”
“Met Justin, ik moet even dringend met je praten. Bij dat regionale toernooi ook een soort van talentenjager. Als er goede tennissers bij zitten, maken die kans om naar Cardia te gaan, die beroemde tennisacademie!”
“Wauw, wat gaaf!” Is mijn reactie. “Wanneer is dat toernooi dan?”
“Dat is het probleem, het is over een maand, de hele week! Als je mee wilt doen moet je een hele week school missen!”
Daar schrik ik een beetje van. Dat mag zeker weten niet van mijn ouders! Mijn moeder vindt school namelijk veel belangrijker dan tennis! Dat wordt nog een hele klus om haar over te halen. Ik maak het gesprek af en hang op. Hé, daar loopt mijn mentor. Ik besluit naar hem toe te gaan om met hem te praten over het tennistoernooi.
“Meneer Koningen, kan ik even met u praten?” vraag ik, als ik naar hem toe loop.
Hij knikt en wenkt dat ik mee moet komen naar het lege lokaal aan het eind van de gang. “Vertel eens meisje, wat is er aan de hand?” vraagt hij vriendelijk.
“Nou, u weet tennis heel belangrijk voor mij is. Er is dus over een maand een regionaal toernooi en als ik daaraan meedoe, maak ik kans om op de beroemde tennisacademie, Cardia, te komen. Het probleem is alleen, het is een hele week lang, dus ook onder schooltijd. Ik wil er zo graag aan meedoen, maar ik denk dat het niet mag van de rector.”
Mijn mentor kijkt bedenkelijk. “Weet je, ik vind dat je eraan mee moet doen. Het schooljaar is tenslotte bijna afgelopen, over twee maanden beginnen de examens. Daarna zou je dan, als je wordt uitgekozen, naar die academie kunnen.”
Dat had ik nou niet van hem verwacht. “Maar ik krijg de rector nooit zover.”
“Ik haal hem wel over, ga jij het eerst maar eens met je ouders bespreken.” Hij geeft me een knipoog en staat op. “Ik zal nu meteen naar de rector gaan, jij moest maar eens terug naar je les, of niet?”
“Nee, ik ben eruit gestuurd omdat ik niet oplette.”
“Dat is wel logisch, ga anders naar huis om met je moeder erover te praten.” Hij neemt me weer mee naar buiten en loopt met me naar de conciërge. “Sharona hier voelt zich niet zo lekker. Ze gaat nu naar huis.”
Ik kan me eigenlijk niet herinneren dat mijn mentor ooit zo aardig tegen me was. Misschien komt het wel doordat het over sport ging. Hij is natuurlijk sportleraar, dus daar zou het wel eens aan kunnen liggen.
Ik zwaai naar mijn mentor en loop naar de fietsenrekken. En nu maar hopen dat ik echt zou mogen!