hoofdstuk van een half boekbladje? echt niet
oke tis wel mn 'moeilijkste' punt, maar kort zijn ze niet. zeker niet als ik verder ga
Hoofdstuk 4
Marja was op weg naar de stad, en fietste langs een wei, met een kudde paarden er in. De paarden graasden zo lekker, het zonnetje scheen op hun vieze moddervacht. Maar toch waren de paarden mooi.
Marja fietste snel verder, en keek weer naar voren, maar haar gedachtes gingen naar de paarden. Ooit wou ze zelf ook een paard, maar ze scheen er geen geld en tijd voor te hebben. Haar moeder bepaalde altijd wat ze wel en niet mocht. En omdat haar moeder, tegen paarden was, mocht ze geen paard kopen.
Aan gekomen in de stad, ging Marja's mobiele telefoon af. " Nee niet nu!" Marja keek snel op haar telefoontje en zag dat Karin haar belde.
" Heej Karin, ja sorry nu even geen tijd, ik ben nu in de stad en ga even lekker shoppen"
Zei marja snel, want ze wou nu echt niet aanhoren, wat haar vriendin aan haar wou vertellen.
" Wacht even! Voor je ophangt. Mijn moeder is gebeld door je vader, hij vroeg zich af waar je was. Thuis was je niet te bereiken, en hij was ongerust"
Vertelde Karin snel.
Marja was er stil van, ze wist niet wat ze moest denken.
Hoofdstuk 5
Zo was het zeven minuten stil aan beide telefoons. Marja wist niks te zeggen, en ineens begon ze zich beroerd te voelen. “Uh... Karin, bel zo even terug” Zei Marja met een trillerige stem, en ze drukte het telefoon gesprek op het einde.
Ze zette haar fiets in de fietsenstalling, en ging even op de grond zitten. Ze werd duizelig en misselijk. Alles draaide voor haar ogen, en plots begon ze met over geven.
Het was druk in de stad, en daar door kwamen veel mensen om haar heen staan. Marja kreeg het benouwder door de mensen, die haar wouden helpen. Al gauw deden ze een stapje naar achteren, terwijl Marja weer moest over geven.
Sommige mensen vroegen zich af wat er met haar was, maar Marja kon niet antwoorden. Een oud koppel belde de ambulance en stuurde de mensen die er stonden, weg. De ambulance was er al snel, en de ambulance-mensen kwamen snel naar Marja toe, en vroegen hoe het met haar ging. Ondertussen ging d’r telefoon weer af. Een van de mannen van de ambulance, nam op, en vroeg wie de beller was.
“ Bent u de vader van dit meisje?” Vroeg de man.
“ Ja ik ben haar vader. Hoezo? Waarom komt ze niet aan de telefoon?” Vroeg haar vader.
“ Ik ben een ambulance-lid en we vragen ons ook af, hoe het met haar gaat, heeft u even een momentje?”
En de man ging weer verder met z'n werk. “Wat is jou naam?” Vroeg de man.
“ Ik ben....” Verder kwam Marja niet.
“ Hoe voel je je? Heb je ergens pijn?” Vroeg de man.
“ Misselijk, en draaierig...” Antwoordde Marja sloom, en ze viel in slaap.
“Meneer, we gaan nu met uw dochter naar het ziekenhuis. U wordt zo spoedig mogelijk terug gebeld, of u kunt naar het ZiekenHuis AbbeLoo gaan. Ik ga nu ophangen” Zei de man.
“Oh ik wacht wel op het telefoontje, ik bel haar moeder wel.” Zei haar vader, en legde lijn dood.
Marja werd in de ambulance gedragen, en met loeiende sirenes reed de ambulance naar het Ziekenhuis AbbeLoo.
Hoofdstuk 6
Langzaam werd Marja in de ambulance wakker. Ze keek om zich heen, en schrok van de hulpverlener die naast haar zat. “ Wat doe ik hier?” Mompelde Marja aan de hulpverlener.
“ Je werd niet goed bij de fietsenstalling bij de stad, en we nemen je nu mee naar het ziekenhuis voor een onderzoekje.” Antwoordde de hulpverlener.
Marja keek naar haar voeten, en nu pas besefte ze dat ze in een ambulance zat.
“ Je werd op je mobile telefoon gebeld door je vader, hij was een beetje ongerust” Vertelde de hulpverlener.
Marja keek de hulpverlener raar aan. “Mijn vader? Ik heb geen vader” Antwoordde Marja serieus.
“Oh, er belde een meneer naar jou mobiel en hij zei dat hij jou vader was.Hij zou je moeder bellen om te vertellen dat jij naar het ziekenhuis gaat. ”
Marja sloot d'r ogen, en voelde de tranen in de ogen. “Oh mijn ‘vader’ ?” Vroeg Marja.
“Oo dat kan wel kloppen, hij heeft mij al een tijdje niet gesproken. wat heeft u nog meer tegen hem gezegd?” Vroeg Marja aan de hulpverlener. “Meer eigenlijk niet. Hij leek ook niet van slag. Het is zeker een rustige man?” Vroeg de hulpverlener. Marja keek de hulpverlener aan, en hij snapte meteen dat ze niet wou antwoorden.
Aangekomen bij het ziekenhuis, werd ze in een rolstoel naar een kamertje gebracht. Daar werd ze onder zocht. Marja kreeg allemaal testjes, en daar uit bleek dat marja te weinig gegeten had, en dat de melk die ze die ochtend had gedronken bedorven was. Marja mocht weer naar huis. Ze besloot eerst haar moeder eens te bellen, ze zou wel ongerust zijn.
Marja belde haar moeder die van niks wist. “Oh gaat het nu wel goed met je? Geen pijn gedaan of zo?” Vroeg Marja’ s moeder ongerust. “Nee mam ik heb niks, ik moet alleen meer eten in de ochtend” Marja werd een beetje verdrietig door haar moeder. “Mam, heb je niks van pappa gehoord? Hij zou jou bellen zei hij. Hij had mij gebeld toen ik niet goed werd en een ambulance mannetje nam de telefoon op en had een gesprek met hem”
“ Nee ik heb niks gehoord van je vader.” Zei Sofie. “Maar goed, kom je nu naar huis? Laat de macaroni maar zitten, en ik neem pizza mee. Tot vanavond! En pas nu even goed op je zelf!” Zo eindigde haar moeder het gesprek.
Marja slenterde in het ziekenhuis. In de hoop iemand te kennen, die haar naar huis wou brengen. Maar Marja kende helemaal niemand in het ziekenhuis. Ze besloot bij de informatie balie, te vragen of ze een taxi mocht bellen.
“Hallo?” Vroeg Marja.
Ze keek het kamertje binnen. Niemand te zien. Marja zuchtte, en draaide zich om. Net voor de de eerste stap wou zetten, hoorde ze wat in het kamertje.
“Hallo, kan ik u helpen?” Vroeg een vrouwtje.
Marja keek haar blij aan. “Ja, mag ik een taxi bellen? Anders kom ik niet thuis.”
Het vrouwtje gaf haar de telefoon, en Marja toetste het nummer in voor een taxi.
“Hallo? Kan ik een taxi krijgen?” Vroeg marja, toen de telefoon werd opgenomen.
“Ja hoor, waar bent u op het moment?” Vroeg iemand aan de andere kant.
“Bij het ziekenhuis, Abbeloo.” Antwoorde Marja.
“Oke! De taxi is er over vijf minuten. Totziens!” En de telefoon werd opgehangen.
Marja liep naar buiten, en de taxi stond al klaar.