Hey door eknein haar toffe verhaal ( verradelijke moord) ging ik ook proberen te schrijven, ik heb nu 2 A4 tjes vol, maar ik ben eigenlijk wel benieuwd wat jullie ervan vinden. Komt het ( ik doe niet gelijk alles hoor
):
Citaat:
Ik was bijna klaar met werken. En ik kon niet wachten om naar huis te gaan. Ik was op mijn nieuwe brommer. Vorige week was ik jarig en twee dagen later had ik mijn brommercertificaat gehaald.
Gisteren kreeg ik dan eindelijk mijn brommer. Ik ben er erg blij mee.
’Je mag wel gaan’ hoorde ik. Het was mijn baas . ‘Oké, ik ben bijna klaar.’
’Nee ga nu maar, je vader belde me net.’ Ik wist niet of dat goed of slecht was. Maar ik ging.
Toen ik bijna bij mijn brommer moest zijn kwam ik erachter dat hij niet meer op de plek stond waar hij moest staan. Ik wist toch zeker dat ik hem daar had neergezet. Ik zocht verder en opeens zag ik mijn slot liggen. Er hangt een briefje aan: ‘Deze keer is het je brommer die meegenomen wordt, de volgende ben jij.’ Ik keek nog eens goed naar mijn slot, mijn initialen waren erin gekrast en erachter stond: ‘You’re next’ Ik werd wit. Was dit een grap?
Ik toets het nummer van mijn vader in. Hij nam op: ‘Oldenburger’ Ik vertelde het verhaal. En mijn vader kwam er direct aan.
Op de weg naar huis werd mijn vader wel boos. Hij vond dat ik er niet zuinig mee om was gegaan, ik had m niet goed op slot gezet. Ik kon het me wel voorstellen, het slot wat namelijk op de normale manier open gemaakt. Maar toen liet ik het briefje lezen en mijn slot zien. Hij zei: ‘Het zal wel een grap van Janneke zijn.’
Ik zei maar: ‘Ja’
Maar ik wist zeker dat dit geen grap was, in ieder geval niet van Janneke. Janneke is misschien een grapjas, maar dit is geen grap voor haar.
De volgende morgen werd ik wakker door de telefoon. Janneke belde me. Ze zei dat ze een nare droom had gehad. Ik liet haar vertellen. ‘ Ik droomde dat jij ontvoerd was en dat je me belde, heel even maar. 1 minuutje ofzo. Je ze dat we elkaar nooit meer zouden zien.’ Ik schrok, was dit een voorteken? ‘Waarom ben je zo stil?’ vroeg Janneke. Ik wou was zeggen, maar er zat een brok in mijn keel. ‘Ben je er nog?’vroeg ze weer.
’Ja’ kwam er heel zacht uit mijn mond. Toen vertelde ik van gisteren. Over het slot en het briefje.
Janneke zei: Dat zag ik ook in mijn droom, maar ik wist niet wat het ermee te maken had!’
Er viel een dode stilte.
‘Coot?’ vroeg Janneke na een tijdje.
‘Ja?’ antwoorde ik.
‘Ik ben bang’ Ik vroeg nie verder, omdat ik wel wist waarom.
‘Ik ook’ zei ik, ‘maar even wat anders.Kan ik zo met jou mee rijden naar school?’
‘Op mijn brommer?’
‘Ja, want ik heb er geen meer.’
‘Ja dat kan wel.’
‘Oké tot straks dan.’
‘Ja tot straks.’
Janneke was alweer bij mij thuis, en we gingen naar school. Waarschijnlijk kwamen we een half uur van te voren op school aan, maar dat maakt niet uit. Onderweg kwam er een auto voorbij. Eerst toeterde hij en daarna stopte hij op het fietspad. Janneke zette de brommer stil, we keken elkaar aan. Toen ik de man zag, dacht ik hem te herkennen, maar toen hij dichterbij kwam, blek hij toch onbekend. ‘Goedemiddag.’ zei hij.
’Hallo’zei ik.
‘Zijn jullie Janneke en Corrine?’
’Ja’ anwoordde ik.