Dit verhaal gaat niet over Harry Potter, maar over zijn ouders, James en Lily. Het speelt zich af in hun schooltijd. Sommige stukken van het verhaal heb ik zo uit het boek gehaald, zodat ik daar een beetje op kan voortbouwen, zodat het min of meer klopt.
Kerstmis, een stille dag op Zweinstein. Het merendeel van de leerlingen was naar huis tijdens de twee weken durende vakantie. James, Sirius en Remus dwaalden door de gangen. Het kerstontbijt was net afgelopen en het geplande bezoek aan Zweinsveld was pas over een uur. “Wat zullen we doen?” vroeg Remus. James haalde zijn schouders op. Sirius grijnsde en zei: “Wat zouden jullie ervan zeggen om die oude Sherwood nog eens wat lichaamsbeweging te geven?” James begreep meteen wat zijn vriend bedoelde en knikte enthousiast. Maar Remus leek niet overtuigd. “Nou … ik weet het niet, hoor. Ik heb geen zin om tijdens de vakantie weer eens te gaan poetsen.” De laatste keer had Sherwood, de conciërge, hen betrapt toen ze probeerden om zijn kantoortje met een stok voor de deur blokkeren, en dat had hij hen betaald gezet. Ze hadden er met z’n drieën bijna een hele dag over gedaan om de hele leerlingenkamer van Griffoendor te poetsen, zònder te toveren. “Hij zal ons nu toch niet ontdekken. Ik bedoel, er zijn misschien nog twintig mensen in het kasteel, dus heeft die ouwe niet veel slachtoffers”, probeerde James Remus te overtuigen. “Doe wat je niet laten kan, maar ik heb zo mijn verantwoordelijkheden als Klassenoudste” en hij wees op de rood-goude badge die glimmend op zijn borst prijkte. “Nouja”, mompelde Sirius en hij staakte zijn pogingen om Remus te overtuigen.
Een uur later slenterden de drie vrienden naar de hoofdingang van het kasteel. Sherwood hield in zijn ene hand een lijst met de namen van alle twintig overgebleven leerlingen en met de veer die hij in zijn andere hand had, doorstreepte hij de namen van de aanwezigen. “Amanda Noé” stamelde een klein meisje met lange, zwarte haren. De conciërge gromde en trok een streep door de naam. Hij keek op en zag het trio Griffoendors staan. “Aha, wie we daar hebben: ons poetsteam!” zei hij gemeen en hij streepte weer drie namen door. Een lange man met een parelwitte baard stapte naar voren en zei: “Als schoolhoofd heb ik het volledige vertrouwen in jullie. Vandaag wordt er voor de eerste- en tweedejaars een uitzondering gemaakt, dus geniet van jullie allereerste bezoekje aan Zweinsveld! Ik vertrouw erop dat iedereen, en daarmee bedoel ik ook ìedereen”- hij keek Sirius, James en Remus strak aan – “zich zal gedragen. Dat wil zeggen: geen kwajongensstreken” – hij keek de drie jongens weer aan - “want denk eraan, ook in Zweinsveld blijven de schoolregels gelden! Gelukkig Kerstfeest, allemaal!” Albus Perkamentus glimlachte van onder zijn halvemaanvormig brilletje. James, Sirius en Remus draaiden zich om en liepen de met sneeuw bedekte weg op die naar Zweinsveld leidde.
hm Albus Perkamentus werkte toch nog niet op de Zweinstein toen Lily en James op Zweinstein zaten????? Toen Marten Vilijn er op school zat was ie leraar......
De drie jongens zaten aan een tafel in de Drie Bezemstelen, elk voorzien van een flesje Boterbier. Ze bespraken hun plannen: “Wat gaan we doen?”, vroeg Remus, voor de tweede keer die dag. “We moeten zeker onze voorraad gaan aanvullen bij Zonko’s”, zei James meteen. “Ja, en misschien kunnen we nog een bezoekje brengen aan Zacharias. We gaan die kerstavond toch niet zonder enige vorm van zoetigheid doorbrengen?”, zei Sirius, enigszins ongerust. “Hé, wat zit die vent al heel de tijd naar ons te staren?”, merkte James plotseling op. “Wie? Waar?” Sirius keek verwilderd om zich heen. “Achter je, die man met zijn kap”, zei James. Remus en Sirius keken tegelijk achterom. Maar de man, die net een slok van een soort dampend goedje nam, merkte het niet. “Vreemd ...”, zei Remus fronsend. “Misschien moeten we maar weggaan,” stelde Sirius voor, “we hebben nog het een en ander te doen.” Ze dronken hun flesjes leeg en verlieten de met rook gevulde kroeg. Terwijl ze de deur uit liepen, goot de man zijn drankje binnen, gooide een paar goudstukken op de toonbank en liep ook naar buiten. Met hun sjaals stevig om hun hals gebonden en diep in hun mantels gedoken, liepen James, Sirius en Remus over de hoofdweg. Ze stopten bij een grote etalage, die versierd was met de woorden: ‘Zonko’s Fopmagazijn – alle fopartikelen die uw hart begeert voor een milde prijs!’ De drie liepen de winkel binnen, verwelkomd door een vrolijk belgerinkel. Binnen was de winkel versierd met maretak, slingers en tientallen kleine kerstboompjes. De rekken waren stampvol, blijkbaar hadden de verkopers zich goed voorbereid op de kerstdagen. James en Sirius keken met twinkelende ogen rond, als twee kinderen in een snoepwinkel. Ze stortten zich op de rekken met de ietwat gewelddadige, nieuwe artikelen (‘SlangSlingers – wel eens het gevoel gehad dat je iemand kon wurgen? Laat het nu de slinger voor je doen!’), terwijl Remus zijn tijd vulde met cadeaus voor zijn twee vrienden te komen. Plots stond Sirius achter Remus en gaf hem een harde por in zijn rug. “Au! Wat-?”, riep hij, maar Sirius legde hem het zwijgen op. “Is dat niet die vent van de Drie Bezemstelen?” Sirius wees naar een figuur die voor de etalage van de winkel stond, naar binnen turend. Toen hij Sirius in het oog kreeg, sloeg hij snel zijn ogen neer en bestudeerde net iets te aandachtig de producten in de etalage. “Daar zeg je me wat. Zou hij ons volgen?” James kwam de twee vergezellen, beladen met allerlei fopartikelen. “Ik hoop maar dat ik genoeg geld mee heb! Hé, waar kijken jullie naar?”, zei hij, toen hij merkte dat zijn twee vrienden niet naar hem luisterden maar nog altijd naar de etalage keken. “Hé, is dat niet die vent -” “van in de Drie Bezemstelend? Ik denk van wel”, vulde Remus hem aan. “Kom jongens, laten we betalen en maken dat we hier weg zijn. Ik vertrouw dit zaakje niet.” Remus liep met zijn artikelen naar de kassa en betaalde. Koppig volgden James en Sirius, ze hadden best nog wel een halve dag hier kunnen doorbrengen.
ik ben wat aan het rondkijken op dit forum en kom dit verhaal tegen. beetje laat natuurlijk maar; heel leuk! heb je nog intresse om door te schrijven of ondertussen niet meer?