ik heb net even een kort verhaal geschreven. ik weet niet of jullie hier alleen ´pennyverhaaltjes´verwachten maar dat is het niet. (tenminste dat is niet mijn bedoeling)
Zo liep ze daar, haar blote voeten gleden weg in de modder. Ze merkte heus wel dat haar broekspijpen vies en nat werden, dat haar pasgeknipte haar in natte slierten naar beneden was gezakt. Ze voelde ook echt wel alle blikken die op haar waren gericht, maar het maakte haar niet uit. Steeds verder gleden haar voeten en haar gedachten weg. Terug naar het begin, toen haar voeten nog in rijlaarzen gestoken de stal binnenliepen. Voor de eerste keer had ze toen voorzichtig over zijn neus geaaid. Ze had hem ongeveer een uur gepoetst, heel voorzichtig, alsof ze bang was dat hij zou breken. Iedereen had haar gek gevonden, die lelijke gevlekte pony. Hij liep al 15 jaar op de manege, niemand had hem ooit specialer gevonden als de andere pony´s. Maar zij wel. Vanaf de eerste keer dat zij de stal was binnengestapt was ze bij hem geweest. Elk uur die ze op een paardenrug had doorgebracht had ze op zijn rug doorgebracht. Behalve met de pony had ze met niemand op de manege contact. Wat wilde je ook, niemand zou ooit met een doofstom meisje willen praten, dat kon immers niet. Ze had het maar zo gelaten en jaren ging het zo verder. Alleen voor de gevlekte pony bleef ze naar de manege komen. Wanneer was het begonnen? Op die zondag na haar 13e verjaardag? Of 2 jaar later pas, op die regenachtige dinsdagavond in mei. Ze wist het niet meer, maar het was er wel. Steeds erger was het geworden, de blikken van de mensen. Hun monden die bewogen terwijl ze samen praten en telkens even naar haar keken. De priemende blik van de manege-eigenaar als hij langs haar en ´haar ´ pony liep. Ze kon het niet meer. Ze kon het niet meer opbrengen om door te gaan. Al die mensen, zo weinig begrip. Wat was de oorzaak geweest? Alle fouten herinnerde ze zich nog, ze zou ze nooit vergeten. Al die keren dat ze bijna omver gelopen werd door paarden omdat niemand haar had kunnen waarschuwen. Dat ze de pony extra had gevoerd omdat niemand haar vertellen kon dat hij al gegeten had. Ze wist het niet meer. Ze kon niet meer bedenken hoe het ooit zover had kunnen komen. Waarom kende ze na al die jaren niemand goed genoeg op de manege om iets duidelijk te kunnen maken. Waarom had ze nou niets gedaan? Ze had het op een briefje kunnen schrijven, of in de lucht kunnen schrijven met gebaren. Ze had hem kunnen redden, hij had niet dood hoeven gaan. Als ze toch de moeite had genomen om iemand te halen. Ze kon het gewoon niet, ze durfde niet. Ze voelde de stemming van de mensen precies aan als ze in de beurt kwam. De arrogantie, het gevoel dat zij beter waren als haar. Ze kon het gewoon niet. Het was haar schuld. Op haar schoot had hij zijn laatste adem uitgeblazen. Het had niet zo hoeven zijn, als ze had gedurfd. Nu wilde ze niet meer. Haar klompen liet ze achter voor zijn box. Nooit zou ze terugkomen. Nu liep ze daar , alleen. Ze wist niet waar ze heen ging, ze liep vooruit maar het voelde alsof ze steeds verder naar beneden viel. Ze bleef lopen, weg van de mensen achter haar, ze waren vast blij dat ze nu eindelijk op zou rotten. En van die lelijke gevlekte pony hadden ze nu ook geen last meer. Ze liep weg van de wereld, ze zag haar met modder besmeurde voeten steeds sneller gaan. Sneller en sneller, weg van de grootste fout die ze ooit had gemaakt. Ze hoorde het niet, het geroep van de mensen. Ze merkte de steen pas op toen ze erover viel. De pijn in haar lichaam was nog bijna erger dan de pijn in haar hart. Toen voelde ze de hand op haar schouder. Ze opende haar ogen. De mond van de manege-eigenaar vormde woorden. Ze zag de woorden, maar kon geen zinnen vormen. ´Kom´, zij hij, ´Ik zal je meenemen. Het had nooit zover moeten komen´. ´Nu is het te laat, maar hij was al oud. Een mooiere dood had hij zich niet kunnen wensen´. Het is goed nu´. Ze begreep maar weinig van zijn excuses. Maar de blik in zijn ogen vertelde meer als duizend woorden. Ze pakte zijn uitgestrekte hand, op weg naar de kantine zag ze betraande gezichten. De ogen van de mensen keken haar aan, ze keek terug, maar niemand keek weg. Voor het eerst had ze het gevoel dat de mensen haar begrepen. Ze kreeg het gevoel dat de mensen haar wilden steunen. Niets kon haar lieveling terugbrengen, maar toch. Alles zou anders worden, en misschien zelfs wel beter…