
Louisa liet haar tranen de vrije loop. Waarom moest dit nu net met haar gebeuren? Was haar leven nog niet ellendig genoeg? Het leek alsof alles en iedereen tegen haar was.
”Pamflet…Pamflet…Ik mis je zo!” huilde Louisa.
Na de scheiding van haar ouders was Pamflet haar enige vriend. Hij troostte haar wanneer ze dat nodig had, speelde met haar wanneer ze daar zin in had en hield haar gezelschap wanneer ze daar behoefte aan had. Nu was hij er niet meer, hij was weg.
Louisa was vier dagen geleden veertien geworden. Er waren geen cadeautjes en geen feestje geweest. Haar moeder was net verhuisd en zag het niet zitten, haar vader hield niet van feestjes.
Geen van beide had tijd vrijgemaakt om iets met Louisa te gaan doen. Haar vader had die ochtend “Gelukkige verjaardag” gemompeld en haar moeder had ze na de verhuizing niet meer gezien.
Pamflet was de enige geweest die die dag aandacht aan haar had geschonken. Hij was vrolijk kwispelend de kamer binnen gekomen en had haar wakker geblaft. Op school had alleen Nora haar gefeliciteerd.
Gisteren was het gebeurd, gisteren had haar vader Pamflet meegenomen.
“Ik moet geen stinkhond in mijn huis” had hij gezegd “Vraag het aan je moeder!”
Louisa had haar moeder gesmeekt om Pamflet in huis te nemen. Ze zou zijn eten zelf betalen en elke dag met hem gaan wandelen. Haar moeder had onverbiddelijk ‘Nee’ gezegd.
“Dan moet hij naar het asiel” had haar vader beslist.
Toen Louisa naar school vertrok had Pamflet haar nog staan nablaffen, toen ze terug kwam was het ijzingwekkend stil geweest.
Pamflets leiband lag op tafel en haar vader was het eten aan het klaarmaken. Louisa was in een huilbui van woede en verdriet naar boven gestormd. Ze had niet eens afscheid kunnen nemen!
De leiband hing nu boven haar bed en elke avond aaide Louisa de leiband. Het leek dan een beetje alsof ze Pamflet zelf aaide. Op haar nachtkastje stond een foto van Pamflet en zijn borstel lag ernaast.