

Citaat:Opeens was het erweer. Een stilte, een pijn. De terugblik aan die dag, die onvergetelijke dag. Geen onvergetelijke dag in positieve zin, nee helaas in negatieve zin. En het verlangen naar die tijd ervoor, die mooie tijd die er nu niet meer was. Het was nog niet helemaal voorbij, maar wel zo goed als.
"Tamara, wat is het antwoord op vraag zes?' zei meneer van Hout. "Ehm...Ik zou het niet weten meneer." zei ik zachtjes. "Je was gewoon niet aan het opletten, maar aan het dagdromen. Dus doe vanaf nu maar wel mee." zei hij. "Ja ik zal vanaf nu weer mee doen." zei ik 'normaal' terug.
Als ze me nou niet alleen hadden gezet, kon ik ook niet zoveel dagdromen. Maar in feite was het geen dagdromen maar overdag nachtmerrie's hebben. Dan zat ik daar met zo'n verdrietige blik en alle leraren vroegen zich af wat er was. Nee ik wilde het aan niemand vertellen, en ik kon het ook niet. De pijn die dan weer naar boven kwam, de haat, de verlanging. Mensen die haar gingen troosten, medelijden met haar hadden. Nee, ze zou het nog zeker een poos geheim houden, ook voor haar vriendinnen. Dat vond ik wel het moeilijkste, die ook merkten dat er iets aan de hand was. Ze vroegen er elke dag naar, maar ik zeg toch niks dacht ik bijmezelf. Alleen die ene stem in mij die af en toe zegt dat ik het wel moet zeggen, daar heb ik de grootste moeite mee. Hij verplicht me, en net als ik er niet meer aan denk zegt die vage grauwe stem dat ik het wel moet zeggen. Ik praat door, niet wetende wat ik allemaal zeg. En als ze dan vragen wat ik heb gezegd weet ik het zelf ook niet meer.
Ik opende mijn schrift, keek naar de bladzijden waar kilometers lage aantekeningen in moesten staan, maar nee, ik had geen zin om ze over te nemen. En als ik toch al de vorige aantekeningen niet had, wat moest ik dan met deze? Ik pakte mijn potlood, luisterde wat de leraar zei, en deed of ik ijverig alle aantekeningen overnam. Ik begon met de hals, en daarna omhoog, zijn oren, zijn hoofd. Mijn schat. Josav. Ik wilde naar hem toe, na een week er al niet te zijn geweest. Mijn rapport was slecht. Bar slecht. Voor tekenen stond ik goed, maar tekenen was mijn lievelingsvak. Elke dag tekende ik. De laatste tijd niet meer zoveel door school, mijn tekenspullen waren afgepakt en ik mocht niet meer naar mijn schat. Eens zou hij van mij zijn, en nee ik zou geen wedstrijden rijden. Ik zou door de bossen rijden, op de stranden gallopperen en dat alles op mijn gemak. Het oog, een moeilijk punt, het karakter moest er van af hangen. "En maak nu dan maar opdracht 1 tot en met 10, dat is ook meteen huiswerk." zei meneer van Hout tegen de klas. Ach er zat niks anders op dan toch maar aan mijn huiswerk te beginnen. Dan kon ik thuis verder met tekenen. Duits kan ik redelijk, misschien ga ik wat meer mijn best erop doen. En op geschiedenis en aardrijkskunde ook. Maar goed, eerst huiswerk maken, daarna aantekeningen overnemen en daarna op naar de volgende les. Ik moedigde mezelf aan om alles te doen zoals het er stond, geen woorden achterin het boek opzoeken, en wonder boven wonder werkte het. Ik was snel klaar en vroeg aan de leraar wat ik kon gaan doen. "Ga de woorden van hoofdstuk vier leren." zei hij. "Oké meneer." zei ik glimlachend tegen hem. Het waren niet de moeilijkste woordjes, maar wel veel. Acht paragrafen, en bij elke paragraaf vijfentwintig woordjes. Tweehonderd woordjes, maar na het kwartier kende ik er ongeveer vijftig. Iets minder, want als het erop aan kwam vergat ik wel een iets. "Tring, tring" deed de schoolbel. Op naar de volgende les.
Geschiedenis met mevrouw Kempers. Een aardige vrouw waar ik wel voor wilde werken. Toen ik met mijn geschiedenis huiswerk klaar was mocht ik Duitse woordjes leren, wat anders nooit bij haar mocht. Zou ze doorhebben dat er iets aan de hand was met haar. Of was ze gewoon in een goede bui, door het prachtige lenteweer? Waarschijnlijk dat laatste, ze loopt ook al de hele tijd te fluiten. Ik stak mijn vinger op en al gauw kwam ze naar me toe lopen. "Vertel het eens Tamara, wat is er?" vroeg ze op haar aardigst. "Nou, kijk begon ik aarzelend. Waarom bent U vandaag zo vrolijk?" ineens was het eruit. "Hahaha. Jij hebt door dat er wat met mij is en ik heb door dat er wat met jou is." zei ze, serieus maar aardig. "Kom vanmiddag even terug als je wilt oké? Het is nou toch bijna tijd." "Ik moet even kijken hoe het zit met mijn huiswerk, ik wil namelijk meer mijn best doen. Dus ik dnek niet dat ik het haal mevrouw. Ik ben ook pas na het zevende uur uit." zei ik, en met dat antwoord probeerde ik het eigenlijkte ontlopen, maar grotendeels was het toch wel waar. Ik wilde naar hem. Josav. "Oké, veel succes dan met je huiswerk." zei ze op een vriendelijke toon. Mevrouw Kempers was een aardige juffrouw, die ondanks haar jonge leeftijd, veel problemen op kon lossen en met iedereen overweg kon. Maar ook aan haar zou ik het niet vertellen. Nooit.
Ik wil het eerste hoofdstuk in de ik-vorm schrijven. En verder in de 'gewone' vorm. Of misschien om en om. Ik heb al meer getypt, maar ja dan werd het teveel in een keer.




