Hier *maar weer eens* een poging tot een goed verhaal. Hij is best mooi, vind ik. Beetje penny, maar dat maakt het leuk!

Lees en geniet

Citaat:
Inleiding
Mensen zeggen wel eens dat ik bof: een vader die een professionele paardenarts is, een moeder die paarden traint en een complete manege naast ons huis.
Mijn vader heeft op de manege zijn eigen kliniek en mijn moeder haar pensionafdeling. Zelf heb ik twee schatten van een paarden…
Dus ja; ik bof!
Elke keer als ik naar de wei loop waar mijn viervoeters vredig grazen, of naar de stallen waar ze op hun stro staan te knabbelen, begint het te kriebelen in mijn buik en heb ik ontzettende zin om deze dieren een groot plezier te doen.
Mijn ene viervoeter is een Fjord, Mozart. Mozart is een echte gezellige pony: hij knuffelt graag, is vriendelijk en doet alles in z’n langzaam. Een beetje sloom en dik, dat wel, maar zijn vriendelijke karakter maakt dat weer helemaal goed! Hij is nergens echt goed in. Hij is bang voor gekleurde hindernissen, kan geen krappe wendingen maken en loopt onregelmatiger dan een kruiwagen met een lekke band over een pad vol kuilen en keien. Maar toch; als hij met zijn oren naar voren vrolijk draaft over zandpaden in de prachtige natuur, weet ik dat hij geen pijn heeft en dat hij dit het liefste doet.
Mijn tweede paard is heel anders. Het is een schuchtere KWPN-merrie: Shanna. Ze kon prachtig lopen, maar na een blessure wou het allemaal niet meer zo goed en is ze verkocht aan mij. Ik rijd gewoon rustig met haar, af en toe een wedstrijdje, maar meer voor de lol. We houden samen van lange buitenritten, hier en daar wat dressuur en op zijn tijd is een sprongetje ook erg leuk.
Bij mij komen ze beiden niets te kort, maar hoe vaak hoor ik van mijn vader wel niet verhalen over mishandelde paarden, die weken geen eten hebben gehad? Verhalen over vreselijke dierenbeulen, over paarden die nergens een thuis vinden omdat ze niet goed genoeg zijn… Als ik er aan denk springen er al tranen in mijn ogen…
Deel een
Het was een zonnige dag toen ik met een kruiwagen vol hooi naar de stallen liep. Af en toe hielp ik met paarden verzorgen: ik voerde ze dan, hielp met uitmesten of deed andere klusjes. Ik schoof de poort open die leidde tot de pensionstal en begon met opstrooien.
Na een uurtje was ik klaar. Ik wou net naar de wei gaan toen ik een trailer het erf op hoorde komen. Ik ging kijken wie het was: het was de trailer van mijn vader!
De witte veewagen reed over de verharde weg naar de kliniek. Ik liep er heen: schijnbaar was er een gewond paard. Misschien kon ik helpen!
Ik rende naar de trailer toe.
’Je bent precies op tijd, ik heb je nodig!’, zei mijn vader me. Ik knikte en keek toe hoe hij de klep van de veewagen liet zakken.
’Wat heb je meegebracht?’, vroeg ik mijn vader.
’Een merrie die een zeer ernstige blessure heeft opgelopen. Ze viel over een hindernis van 130 centimeters en mankt nu met drie benen. Ik vermoed dat ze iets gebroken heeft…’ Ik beet op mijn lip. Dat was niet niks…
’De eigenaar hoeft haar niet meer terug. Ook ik vrees het ergste voor deze schoonheid…’ Ik liep de wagen in en daar zag ik een bruine merrie staan. Ze keek dof uit haar ogen en gooide haar hoofd omhoog.
Help…
Wat was dat? Verbaasd knipperde ik met mijn ogen. Ik hoorde iemand iets zeggen. Wie? Ik keek naar mijn vader. Hij niet. Niemand anders was in de buurt. De merrie…?
Op aanraden van mijn gevoel maakte ik het halstertouw los en keerde de merrie in de ruime wagen. Voorzichtig en uiterst langzaam liep ik met haar de laadplank af. Ik had nog nooit zo’n angstig paard gezien… Eenmaal op de vaste grond gebeurde het. Ze begon te trappelen en te gooien met haar hoofd. Ze sprong met vier benen de lucht in, landde een meter verderop en bokte heel hoog. Verwoed probeerde ik haar te kalmeren. Met woorden, met aaitjes, niets hielp. Ze gooide haar hoofd in de lucht en het halstertouw sneed pijnlijk in mijn hand.
’Geef me een lange longeerlijn!’, schreeuwde ik vol wanhoop tegen mijn vader. Ik moest deze arme merrie helpen, ik voelde het!
Ik maakte de sterkte lijn vast aan het halster en nam de merrie vlug mee naar een kleine paddock. Ze begon meteen te rennen toen ze merkte dat ze nog steeds vastzat.
Inderdaad: ze mankte behoorlijk en spande haar rug vreselijk hard aan. Scheurtje in de rugspier, vermoedde ik.
’Nadine, ik weet niet wat je van plan bent, maar zelf ik kan niets meer maken van deze merrie. Dat zie je toch zo? Ik maak een spuit klaar…’
Ongelofelijk boos en vol woede draaide ik me om.
’Nee pap! Hoe kun je! Natuurlijk kan deze merrie gered worden, maar wil je het wel? Nee! Ik wil deze merrie hebben. Ze wordt van mij, en niemand stopt me. Als je al een spuit klaarmaakt, doe dan eentje met verdovingsmiddelen.’ Mijn vader deed een stap achteruit, verbaasd van mijn woede.
Help me dan, alsjeblieft…
Weer zo’n rare stem. Ik keek naar de merrie, die een oor naar me toe had gedraaid. Weer niemand anders in de buurt…
Commentaar gewenst

p.s.
Dit is maar een testje van een nieuwe schrijfstijl van mij, ik kan niet garrenderen dat ik altijd heel vlug een vervolg heb
