pharagirlke"]
ik vind het erg irritant. Ben in het midden gestopt en heb niet meer de moeite gedaan nog voort te lezen.
Jij zou je verhaal moeten kennen, dan kan je de draad niet kwijt raken lijkt me. Anders vraagk me af hoe jij verhalen schrijft 
[/quote]
Ik begrijp niet wat je bedoelt?
Waar ben ik de draag kwijtgeraakt
[quote="secricible schreef:Lange zinnen zijn totaal niet irritant, dit is gewoon nijntje-stijl schrijven. Korte zinnetjes en alles op een nieuwe regel. Jij raakt misschien het overzicht kwijt, maar dit leest gewoon vreselijk irritant. Je vraagt voor advies, maar je trekt je er vervolgens niets van aan. Dit leest echt totaal niet gemakkelijk. Heb ook niet meer de moeite genomene me door het laatste verhaal heen te worstelen.
Welk advies heb ik dan gekregen?
Om niet telkens een nieuwe lijn te beginnen vind ik niet echt 'advies' zenne
Hieronder de drie verhalen nog eens maar dan zonder elke keer een nieuwe regel te beginnen
Ik ben Tatariki. Ik ben 6 jaar en ik leef in een grote kudde. Mijn familie leeft al generaties lang in deze kudde en ik denk dat dat nog lang zo zal blijven. Ik ben in ieder geval niet van plan ooit weg te gaan. Iedereen maakt wel eens dagen mee die hij altijd zal onthouden. Nu net een jaar geleden was zo’n dag, een dag die ik nooit zal vergeten. Die dag staat in mijn hart gegrift. Het was een dag waarop ik mijn beste vriend verloor.
Ik loop vrolijk door de kudde en plots denk ik aan Destrado. Het was lang geleden dat ik hem nog had gezien. Destrado is een bruine hengst en hij is mijn beste vriend. We maken altijd plezier en ik verveel me nooit als ik bij hem ben. Ik ben altijd stiekem verliefd geweest op hem. Op een dag had ik besloten hem te vertellen dat ik verliefd was op hem. Ik verzamel al mijn moed en stap naar hem toe. “Tatariki!” roept hij blij als hij mij ziet “Ik wil je iets zeggen” Ik word helemaal rood.
“Laat hem zeggen dat hij van me houd” wens ik. Maar mijn wens komt niet uit. “Tatariki” zegt Destrado “Ik ben verliefd, op Princess” Mijn adem stokt en ik word lijkbleek. Ik knik en kijk naar de grond. “Is er iets?” vraagt Destrado maar ik schud mijn hoofd. “Neen” antwoord ik “Er is niets” Ik heb hem een paar dagen niet meer gesproken. Op een dag kwam Destrado naar me toe, hij zag er ongelukkig uit. “Wat is er?” vroeg ik bezorgd. “Princess…” zei hij “Ze is verliefd op Royal, ze zijn samen” Ik was blij maar had ook medelijden met hem. “Het spijt me” was alles wat ik kon zeggen en ik hield Destrado dicht tegen me aan. Destrado heeft altijd van Princess gehouden en heeft haar dat ook verteld. Princess vond Destrado wel een leuke knul maar ze hield van Royal. Royal en Princess waren heel gelukkig samen en het deed pijn voor Destrado om ze samen te zien. Na verloop van tijd leerde Destrado daar mee om te gaan. Hij heeft nooit een merrie gehad, de enige merrie waarvan hij ooit heeft gehouden was Princess. Soms was ik kwaad op Princess omdat ze er was, omdat ze het hart van Destrado had! Maar ik besefte dat Princess er niets aan kon doen en Destrado ook niet. We bleven goede vrienden en daar was ik héél blij om. Als Destrado bij Princess was zag je dat hij gelukkig was, als ik bij Destrado was, was ik gelukkig. “Wat is de liefde toch ingewikkeld” dacht ik vaak. Ik, Destrado, Royal en Princess konden goed met elkaar overweg en werden goeie vrienden. Het leven in de kudde verliep rustig. Tot op die ene dag, die ene dag waarvoor ik alles zou geven om hem ongedaan te maken. Ik werd al vroeg wakker, de zon was nog niet op. De hele kudde sliep nog en ik liep stilletjes naar de rivier om me daar op te frissen. Meestal als ik naar hier kwam was Destrado er al, maar vandaag was hij er niet. Ik keek naar de zonsopgang en hoopte dat Destrado zou komen maar hij kwam niet. Toen ik terug naar de kudde liep waren bijna alle paarden al wakker. Alleen de kleintjes sliepen nog. Ze lagen lekker warm tegen hun ouders aan die over ze waakten. Ik groette een paar paarden die ik kende en at een appeltje. De hele tijd keek ik rond of ik Destrado niet zag, maar ik zag hem nergens. Ik besloot hem te gaan zoeken. Nadat ik de hele kudde had doorzocht had ik hem nog niet gevonden. Princess en Royal waren ook nergens. Het was de eerste keer dat ik hen niet vond en ik werd ongerust. “Wie weet is er iets ergs gebeurd” spookte het door mijn hoofd. Wanhopig doorzocht ik het hele kuddegebied. “Destrado!” riep ik “Princes! Royal!” Er kwam geen antwoord. Ik had ondertussen overal gekeken, behalve op één plek, de plek van Destrado. Hij ging daar naartoe als hij alleen wou zijn en had liever niet dat je hem daar stoorde. Even twijfelde ik maar dan besloot ik om te gaan kijken. Zo snel als ik kon galoppeerde ik naar zijn plekje. Tot mijn grote verbazing vond ik Royal, hij stond voor zich uit te staren en huilde. “Royal” zei ik zacht “Wat...” Toen zag ik Princess en Destrado. Ze lagen voor Royal op de grond. “Destardo!!” riep ik en liep naar hem toe “Princess!” Ze bleven roerloos liggen. Royal keek me aan en toen wits ik het. “Neen!!” riep ik “Neen!! Blijf hier!!” Ik duwde met mijn neus tegen Destrado. Hij voelde koud aan. Ik liet me naast Destrado op de grond zakken en huilde. “Ga niet naar daar waar ik je niet kan volgen” zei ik huilend maar Destrado bewoog niet. Royal kroop naast Princess en fluisterde zacht tegen haar.
Hij fluisterde dat ze moest blijven en hij vroeg waarom ze hem verlaten had maar ook Princess antwoordde niet. Samen huilden we bij de roerloze lichamen van Destrado en Princess. Zij waren de enigen geweest waarvan we ooit gehouden hadden en nu waren ze onbereikbaar. Het begon zachtjes te regenen. Royal keek op. “Tatariki” zei hij “Zie je de regen? Dat zijn Destrado en Princess die daarboven meehuilen” Ik keek naar boven en wist dat Royal gelijk had. We bleven liggen en de tranen van onze geliefden vielen op ons neer. Ik stond op en keek Royal aan.
Hij leek me te begrijpen want hij knikte en stond ook op. We groeven en graf voor Princess en een graf voor Destrado. Ik ging bloemen halen en we versierden de graven met allerlei kleuren bloemen en takken. Uren hebben we daar gestaan in de regen, kijkend naar de aarde en de bloemen waaronder ze lagen. Het werd nacht en de regen stopte. Ik en Royal vielen uiteindelijk in slaap op de graven van Princess en Destrado. We werden vroeg wakker. De zon kwam op en het leek alsof ze nog mooier was dan ooit tevoren. “Voor zij die deze wereld verlaten hebben en voor zij die nu onbereikbaar zijn, voor hen breekt deze dag aan en deze dag zal geluk brengen voor de zij die achterbleven” fluisterde de wind “En voor hen zal de zon nog mooier en hoger schijnen dan ooit tevoren” Ik keek naar boven en heel even, een seconde maar zag ik Destrado daar hoog in de wolken die naar me lachte. Hij verdween en ik liet een traan, een traan voor de liefde die ik had voor Destrado. “Ooit zal ik bij je komen” fluisterde ik naar de hemel “Dan kunnen we samen op de wolken lopen en dan kunnen we samen vliegen, maar nu nog niet, nog niet” Samen met Royal liep ik terug naar de kudde. Ik keek nog even om en zei : “Ik zal altijd van je houden”
Ik lag languit in het gras. Mistral stond rustig te grazen. De zon scheen en weerkaatste op de mooie, glanzende, donkere vacht van Mistral. Een zacht briesje speelde in zijn manen. Het was een heerlijke dag. Ik genoot van de zon. De zomervakantie was nu twee weken bezig. Huiswerk en vroeg opstaan waren geen zorgen voor nu. Toen ik mijn ogen sloot dacht ik aan mijn verjaardagsfeest :
Het was een grote verrassing geweest toen ik te horen had gekregen dat Mistral nu van mij was. Mijn ouders hadden hem over gekocht van zijn vorige eigenaar, een oud dametje. Ik reed meestal op Mistral omdat ze iets aan haar rug had. Ze had besloten om te stoppen met rijden en wou Mistral verkopen. Het zou een nachtmerrie zijn geweest als Mistral weg was. Mistral was altijd al mijn lievelingspaard. Toen ik hoorde dat hij nu van mij was had ik mijn ouders eerst stomverbaasd aan gestaard en ze vervolgens om de hals gevlogen Het was de gelukkigste dag van mijn leven.
Onmiddellijk na het ontbijt sprong ik op mijn fiets en croste naar de manege. Tot mijn grote verbazing was er niemand. Ik liep naar de stal van Mistral. Er ging een steek door mijn hart toen ik de stal leeg aantrof. Helemaal in paniek had ik de hele manege doorgelopen. Ik zakte huilend ineen in Mistrals stal. Daar bleef ik een tijdje zitten. Plots hoorde ik gefluister. Ik sloop de stal uit en ging de richting van het geluid uit. Het lawaai kwam van buiten. Toen ik buiten kwam zag ik in de verte een schim wegglippen achter een koets. Mijn hart stond even stil en ik rilde. Nog nooit was ik zo bang geweest. Zo stil mogelijk sloop ik naar mijn fiets en maakte hem los. Ik hoorde een bekende hinnik en keek op. “Mistral!” riep ik. Mistral hinnikte weer. Het kwam van de buitenpiste. Ik liep er snel naartoe. Er was niemand, Mistral stond helemaal alleen in het midden van de piste. “Mistral” zei ik opgelucht en liep naar hem toe. Ik gaf hem een dikke knuffel. Mistral zijn manen waren gevlochten en hij was gezadeld. Op zijn zadel hing een enveloppe. ‘Voor Hanna’ stond er op.
Ik keek eerst rond en maakte toen de enveloppe open. ‘Kom tegen half 2 naar de open plek in het bos’ stond er. Ik keek op mijn horloge, al kwart na 1! Voor ik opsteeg keek ik nog eens rond of er echt niemand was. Het was doodstil, de schim van daarjuist liet zich niet meer zien. Ik was nog steeds bang en steeg op. Mistral bleef stil staan en briesde even. Toen ik in het zadel zat schudde hij even zijn hoofd, zette een stap naar achter en hinnikte hard. “Stttt” suste ik zenuwachtig.
Ik leidde Mistral de piste uit, de weg op. Het was maar een tiental minuten naar de open plek in het bos dus ik ging nog net op tijd komen. Mijn handen trilden van de spanning en ik spoorde Mistral aan. Hij ging over in een soepele draf. We gingen het bos in. Nu nog 5 minuten en dan kwamen we bij de open plek. Ik liet Mistral galopperen en we kwamen al snel op de open plek.
Er was niemand te zien. Plots merkte ik een doek op die aan de bomen hing. ‘Proficiat Hanna!’ stond er in grote letters opgeschilderd. Toen had ik het pas door. Een verrassingsfeestje! Ik haalde opgelucht adem. En één voor één kwamen ze tevoorschijn. Al mijn vrienden en vriendinnen van school en de manege waren er : Klaartje, Sofie, Saartje, Cecille, Bram, Ciska, Evi, Sanne, Nina, Jens, Elise, Freya, Vivian, Alice en Jana. Ze sprongen uit de struiken rond de open plek en schreeuwden allemaal door elkaar. Saartje kwam naar me toe met een groot pak in haar handen.
“Hier” zei ze verlegen “Voor je verjaardag” Ik nam het pakje aan. “Bedankt” zei ik blij en maakte het voorzichtig open. Er zat een prachtig rode poetstas met kleine zwarte paardjes op in. “Oooh” riep iedereen. Toen gaven alle andere hun cadeautjes. Van Klaartje kreeg ik een zwarte zadeldoek met een wit-gouden randje. “Ik vond het zo een mooie doek dat ik hem niet kon laten liggen” zei ze glimlachend. Voor de rest kreeg ik nog een roskam, een harde en een zachte borstel, een zwarte rijbroek, het boek De Paardenfluisteraar ,een kussensloop en bedovertrek met paarden op en een paardenpyama. Klaartje, Jens, Freya en Alice hadden samen gelegd voor een prachtig leren halster en Cecile en Evi voor een rijkaart met 15 lessen op. Ik had nog nooit zoveel en zo leuke cadeautjes gekregen. Dit jaar was ik 14 geworden en alle vorige jaren had ik boeken en spelletjes gevraagd en gekregen. Deze keer had ik echt niet geweten wat te vragen. Blijkbaar wist iedereen dat ik Mistral kreeg. Nu had ik een paard, poetspullen en een mooie zadeldoek. Alleen een zadel had ik nog niet. “Kom” zei mama “We gaan naar de manege” Er stond een mysterieuze uitdrukking op haar gezicht. De meesten haalden hun fietsen vanachter de struiken vandaan. Diegen die geen fiets hadden zaten bij hun op. Ik klom op Mistral. Evi kon nergens meer bij. “Kom maar achter mij zitten” zei ik. Met een grote glimlach klom ze op Mistral. Zo reden we naar de manege. Daar stond mij nog een verrassing te wachten. Johan, de instructeur, stond al op ons te wachten. Hij glimlachte toen hij ons zag komen. Tot mijn grote verbazing had hij mij een zadel cadeau gedaan. Ik had echt alles gekregen! Er was taart, limonade, cola en chips. Het was de leukste verjaardag die ik ooit had gehad. ’s Avonds hadden papa en Johan een vuur gemaakt en daar hadden we allemaal verhalen verteld. Bram had een liedje op zijn gitaar gespeeld en Saartje had gezongen.
Ik opende mijn ogen en zuchtte. Dat was pas een verjaardag.
Mo liep vrolijk fluitend naar de kantine. Ze keek nieuwsgierig op wie ze vandaag moest rijden. Fiona stond er naast haar naam. Mo glimlachte en liep fluitend de kantine uit. Vandaag was ze in een vrolijke bui. De zomervakantie was net begonnen. Nu kon ze elke dag naar de manege. Geen huiswerk en geen toetsen! Mo haalde eerst haar poetsdoos en liep naar Fiona’s stal. De donkere merrie stond lui voor zich uit te staren. Haar lange donkere staart was kapot van het schuren en haar al even donkere manen waren mooi ingevlochten. Op haar voorhoofd had ze een kleine witte kol. ”Dag meid” zei Mo terwijl ze de box binnenging. Fiona genoot van de borstelbeurt en hinnikte zacht toen Mo stopte. ”Nu moet ik je opzadelen, ik kan niet eeuwig blijven poetsen” zei Mo lachend. Ze liep de stal uit en haalde Fiona’s zadel en hoofdstel. Toen ze daarmee bij Fiona kwam draaide die zich snel met haar hoofd naar de muur. ”Kom meisje, nu niet moeilijk doen” zei Mo geërgerd. Ze gaf een duwtje tegen Fiona’s achterste en de merrie draaide zich. Fiona keek Mo met een norse blik aan. Die zadelde haar Fiona op haar gemak, draaide de teugels rond de stijgbeugels en liep naar de kantine. Ze had nog 5 minuten om snel iets te drinken. Marie was al in de kantine en zat met Jelle, de barjongen, te kletsen. Mo ging op de kruk naast Marie zitten. ”Een fruitsap graag, ik verga van de dorst” zei ze tegen Jelle. Die glimlachte. “Leuk je nog eens te zien Mo!” Mo trok een droevig gezicht. “Tijdens de examens mocht ik niet komen” Marie keek haar verbaasd aan. ”Rare moeder heb jij” ”Studeren en paardrijden gaan niet samen” deed Mo haar moeder na. Marie schoot in de lach en Jelle kwam eraan met Mo’s fruitsap. “Dankje” zei Mo en ze dronk het glas in één teug leeg. “De les gaat beginnen” zei Marie en sprong recht. Mo liep naar de stal van Fiona die haar met een vrolijke hinnik begroette. Ze nam Fiona aan de teugel en leidde haar naar de bak. Daar reden al heel wat ruiters met lange teugel zodat de paarden een beetje vrijheid hadden. Mo steeg op en stuurde Fiona de hoefslag op. Billy, de instructeur, kwam de bak binnen en keek naar de ruiters. “Waar is Jana?” vroeg hij aan Nora, Jana’s beste vriendin. Die haalde haar schouders op. Billy liep naar zijn vaste plek in de hoek van de Box. “Teugels korter, we beginnen!” riep hij. Mo pakte Fiona’s teugels korter en wachtte op Billy’s instructies. Marie reed op Mischa en reed vooraan. Mo reed achter haar. Mischa was een van die paarden die altijd van voor willen rijden. Ze was atlijd braaf en gewillig en makkelijk te rijden. Van zodra een paard haar probeerde voorbij te steken begon ze te bokken. Marie wist goed hoe ze met Mischa moest omgaan, Mischa was dan ook haar lievelingspaard. “Die twee zijn voor elkaar gemaakt” zei Billy wel eens. Marie kon inderdaad ook ambetant worden als ze niet vanvoor reed. Mo pastte meer bij Fiona. Ze waren allebei vriendelijk maar koppig. Bij elke ruiter pastte wel een paard.
”Net zoals met honden” zei Marie altijd. Daar had ze wel gelijk in. Marie en Mo maakten er een spelletje van. Als ze iemand zagen die een hond bij had zochten ze de gelijkenissen. Om je kapot te lachen! Het kon wel eens hevig mislopen als een ruiter op een paard terechtkwam met een totaal ander karakter. Mo had ooit eens op Mischa gereden. Dat was de eerst en meteen ook de laatste keer. Mo had Mischa als derde in de rij gestuurd. Dat beviel de merrie niet en ze was de hele bak doorgebokt. Als Billy er niet snel bij was geweest had Mo flink in het zand gebeten. Het was verschrikkelijk om op het bokkende paard te zitten maar nu zat Mo er met een glimlach aan terug te denken. “Mo, wat zit je daar te grijnzen! Je houd iedereen op!” Mo schrok op uit haar dromen en ging snel recht zitten. “Als Mo even bij de les wilt blijven kunnen we verder. Allemaal samen in galop. Nu!” commandeerde Billy. Fiona weigerde om in galop te gaan. Mo spoorde haar aan maar Fiona bleef in draf. Billy kwam met grootte passen op Fiona af. De merrie zag zijn zweepje en besloot om toch maar te gaan galopperen. Billy liet ze nog wat figuren rijden en dan was de les gedaan. Mo steeg tevreden af en leidde Fiona naar haar stal. “Fiona, je kan soms toch zo eigenwijs zijn” fluisterde Mo. Alsof Fiona haar begrepen had deed ze met een ruk haar hoofd omhoog. Het touw was uit Mo’s handen geglipt maar ze had het al snel terug stevig vast.
Ze keek Fiona streng aan. Het leek alsof Fiona pretlichtjes in haar ogen had en ervan genoot om Mo zo te pesten! Nadat Fiona op stal stond, afgedroogd en geborsteld was liep Mo met grote passen naar de kantine. “Fiona krijgt weer kuren” zei ze met een diepe zucht. Marie glimlachte, schudde haar lange blonde haren en nam een slok van haar cola. “Een cola voor Mo, ze is gespannen” zei ze lachend tegen Jelle terwijl ze Mo op ene barkruk duwde. Mo wou nog zeggen dat ze geen dorst had maar Jelle was al weg. Even later kwam hij terug en zette een groot glas voor Mo neer. “Bedankt “ zei Mo en nam een klein slokje. Marie had een tijdschrift gevonden en zat er in te bladeren. “Luister” zei ze “In West-Vlaanderen wonen er 4 meisjes die gek zijn op koeien. Ze hebben een clubje opgericht dat “Het Gevlekte Kwartet” heet en hebben ook een clubhuis. Het huisje waar het clubhuis is, is helemaal met vlekken geschilderd. Alle meubels, het behang en de posters hebben wel iets met koeien te maken. Er staat zelfs een krukje in de vorm van een uier!”
Mo lachtte om dat laatste. “Een uierkrukje!” schaterde ze. Marie wachtte tot haar vriendin uitgelachen was “We kunnen ook zo’n clubje oprichten, maar dan met paarden” stelde ze voor.
“Ja, dat is een goed idee” antwoordde Mo enthousiast. Jelle was het gesprek aandacht aan het volgen. “Het schuurtje achter aan de manege zou als clubhuis kunnen dienen” zei hij “Het word toch niet gebruikt” Marie en Mo knikten. “We zullen het aan Jonathan gaan vragen” zei Marie en samen liepen ze de kantine uit. Jonathan, de manege eigenaar, was meestal bij Mistral te vinden.
Hij was gek op dat beest! “Hoe zou het met Mistral zijn?” vroeg Mo aan Marie. Die haalde haar schouders op. Mistral was al een paar dagen ziek. Omdat Mistral zich vaak voordeed dat ziek was had Jonathan de dierenarts er niet bijgehaald. Na een tijdje werd hij toch bezorgd en heeft hij de dierenarts geroepen. Die zei dat Mistral koliek had..Als Jonathan de dierenarts er sneller bij had gehaald zou Mistral het zeker hebben overleefd, nu was het afwachten. Toen Mo en Marie bij Mistrals stal kwamen zagen ze dat de staldeur open stond. Ze kwamen dichter en zagen Jonathan op zijn hurken zitten, hij huilde! De grote zwarte merrie lag roerloos naast hem op de grond. Mo’s adem stokte. “Is…is ze” vroeg ze bang. Jonathan keek op en knikte. Marie, die ook erg was geschrokken, liep zo snel als ze kon naar kantine voor hulp. Er rolden dikke tranen over Jonathans wangen. “Het is allemaal mijn schuld” snikte hij “Ik had de dierenarts er eerder bij moeten halen!” Mo stond stil in de opening van de staldeur. Ze was opgelucht toen ze Marie en Jelle zag aankomen. Marie huilde en kwam naast Mo staan. Mo sloeg een arm rond Marie en keek naar Jonathan. Die zat nog steeds naast Mistral en aaide haar over haar neus. Jelle liep terug naar de kantine en kwam even later terug met een groot deken. Hij liep zwijgend de stal binnen en legde het deken over Mistral. Jonathan glimlachte zwakjes. “Kom” zei Jelle zacht “We kunnen hem beter even laten” Hij gaf de meisjes een duwtje. Mo en Marie liepen met hem mee naar de kantine. Ze gingen aan de toog zitten en zwegen. Mo dacht na over Mistral. Het was zo’n lieve merrie geweest. Marie stond op. “Ik moet weg” ”Ik ook” zei Mo en ze liepen samen de kantine uit. Mo sprong op haar fiets, zwaaide naar Marie en reed snel naar huis. Thuis plofte ze in een zetel en bleef daar stil zitten. Er was niemand. Toen Mo naar de keuken liep zag ze dat er een briefje op de tafel lag : “Wij zijn gaan winkelen” Mo liep naar haar kamer en liet zich op haar bed vallen. Waarom Mistral? Waarom, waarom, waarom !? Mo gooide haar kussen woedend tegen de muur. Ze begon te huilen en stopte pas toen ze de deur hoorde dichtslaan. Mo wierp een snelle blik op het klokje naast haar bed. Al 6 uur! Ze stond snel recht en liep naar de badkamer. Niet iedereen moest zien dat ze had gehuild. Ze waste snel haar gezicht en ging naar beneden. “Dag schat” zei haar moeder. Mo glimlachte even en plofte op een stoel. “Oei, wat is er?” vroeg haar moeder. Mo zuchtte. Moest ze nu alles gaan vertellen? ”Mistral….Mistral is dood..” stamelde ze. Ze voelde de tranen opzwellen. Mo’s moeder schudde haar hoofd en sloeg een troostende arm om haar dochter. “Mo toch…” Mo huilde zachtjes. Geen van beiden wist iets te zeggen. Tja, wat zeg je als er een paard dood is? Mo maakte zich uit haar moeders armen los. “Ik ga naar Marie” Ze liep de gang en besefte dat ze haar rijkleren nog aan had. Mo vloekte op zichzelf en strompelde naar boven. Toen ze haar kleerkast open trok zag ze dat er alleen een roze trui en een fel groene broek in hingen. “Rotmoeder, nooit eens de was op tijd doen” murmelde Mo. Ze trok de trui en broek aan, gooide haar rijkleren bovenop de stapel was en liep snel naar buiten. Zo snel als ze kon fietste ze naar Marie. Toen ze daar aankwam zag ze dat Marie haar fiets weg was. Zou ze in de manege zitten? Mo wel drie keer.
Er werd niet geopend. Raar, meestal waren ze gewoon thuis. Zou ze naar de manege gaan om te kijken of Marie daar was? Of moest zou ze eerst aan haar moeder moeten zeggen dat ze naar de manege was? Ach, die wist wel waar zij en Marie meestal waren. Mo sprong weer op haar fiets en spurtte naar de manege.
Aha, Marie’s fiets!