Schijn bedriegt
De vogels fluiten vrolijk hun liedje opzoek naar een partner en de zonnestralen kussen mijn wangen totdat ze rood worden. De grassprieten prikken zachtjes tegen mijn lichaam aan alsof ze zeggen dat ik op moet staan. Zogezegd zo gedaan en loom open ik mijn ogen ze moeten nog wennen aan de zon die eerder mijn wangen rood deed kleuren. Ik ga recht op zitten en kijk om mij heen nog steeds wennend aan de plotselinge licht verandering. ‘’oliebol!’’ denk ik bij mijzelf ‘’Ik ga toch niet te laat komen voor mijn afspraak?’’ Vlug kijk ik op mijn telefoon en zie ik drie gemiste oproepen van Jonas en meer dan 20 sms’jes van hem over waar ik blijf. Haastig bewegen mijn vingers over het beeldscherm ‘’Ah sorry!! Ik was de tijd vergeten, kan jij nu nog?’’. Ik zucht als ik het zoef geluid hoor als bevestiging dat het is verstuurd. Mijn tas ligt een eindje verder van waar ik lag het ligt net naast mijn fiets die ik niet op het standaard heb gezet maar zomaar van mij af heb gegooid. Ik pak mijn tas en til mijn fiets op. Mijn telefoonringtoon gaat af het is Jonas! Gelijk neem ik op! ‘’Hoi Jonas ik kom er zo meteen aan ik was in slaap gevallen in het parkje’’. Maar aan de andere kant klinkt het stil en somber ‘’Ik bel je niet voor onze afspraak Thana er is een doorbraak in jouw zus haar vermissing’’ zegt Jonas en onmiddellijk gaat mijn hart harder kloppen vol met angst en paniek. Zo hard als ik kan race ik naar huis toe en negeer hierbij twee rode stoplichten. Achter mij hoor ik dan ook de auto’s toeteren die zich doodschrikken door mijn rijgedrag. Ik zie tweepolitieauto’s voor mijn huis staan ‘’Dit is echt foute boel’’ hoor ik mijzelf zachtjes onder mijn adem zeggen. Mijn ouders kijken mij wanhopig aan als ik het huis binnen loop. De sfeer voelt heel zwaar zelfs het ademhalen is moeilijk. ‘’En?’’ vraag ik ‘’Wat is er aan de hand? Waar is Elira?’’ Mijn vader kijkt mij eventjes aan en ik zie aan hem dat hij twijfelt om het te zeggen maar uiteindelijk bewegen zijn lippen en zegt hij ‘’Elira haar jas en schoenen zijn gevonden bij het bos’’. De politieagent die naast hem zit neemt het woord over ‘’We gaan opzoek naar nog meer sporen en spullen van haar maar we hebben weinig tot geen hoop dat zij levend wordt teruggevonden’’. Die woorden gingen echt als een mes door mij heen alsof ik leegbloed zonder een enkele wond te hebben. De tranen prikken achter in mijn ogen en in mijn keel vormt een brok zo groot als mijn maag. Ik probeer de tranen weg te slikken maar helaas rollen ze over mijn verbrande wangen heen. Zonder na te denken ren naar buiten om mijn fiets te pakken in de achtergrond hoor ik mijn moeder mijn naam roepen maar uit alle paniek en stress fiets ik snel weg op zoek naar rust en leegte. Na een tijdje te hebben rondgefietst, zet ik mijn fiets neer en loop het bos in. Hoe dieper ik ga hoe meer de gedachte bij mij landt dat ik hoogstwaarschijnlijk nooit meer mijn zus kan zien. Ik zie een paar houten treden die een trap moeten voorstellen en daarnaast groeien de mooiste tulpen. Voorzichtig loop ik de treden op en terwijl ik dit doe kijk ik aandachtig naar de tulpen die oranje en rood kleuren. Op het hoogste punt van de trap kijk je uit naar een dal met een bloemenveld die precies dezelfde bloemen hebben die langs de trap groeien. Snel haast ik naar beneden om het bloemenveld van dichtbij te kunnen zien. Ik pluk er een paar en loop naar een hoop zand toe. ‘’De politieagent loog niet toen hij zei dat ik jou waarschijnlijk niet levend terug zou zien. Mijn naam betekent niks voor niks dood.’’ Ik grinnik eventjes en leg dan de bloemen neer.
"Why should I be frightened of dying?
There's no reason for it, you've gotta go sometime"