Soms heb ik zin om te schrijven, maar heb ik even geen inspiratie voor een van mij lang lopende verhalen. Gister was zo'n 'soms' en dus heb ik even een kort verhaal geschreven. Een soort One-shot dus (er zijn dus geen vervolgstukken of stukken die voor dit deel horen). Tips en commentaar is helemaal welkom!
Citaat:Met trillende knieën, maar erg zeker van mijn zaak liep ik uit de schaduwen van de lange bomen achter me. De zomerzon scheen ongenadig op mijn leren jas. Mijn keel was droog terwijl ik mijn voet in een van de stijgbeugels zette en mijn been over de rug van mijn paard zwaaide. Het dier snoof ongeduldig en ik streelde hem zacht over zijn vacht in een poging hem gerust te stellen. Tevergeefs uiteraard, hij voelde mijn spanning en dat kon ik hem niet kwalijk nemen. Ik ademde diep in, pakte de teugels op en porde toen met mijn kuiten in zijn flanken. Onmiddellijk schoot hij vooruit. Het droge leer tussen mijn vingers voelde vertrouwt, maar dat was precies wat me nog zenuwachtiger maakte. Er was geen houden meer aan, ik kon op geen enkele manier meer terug. Mijn mannen hadden me geadviseerd om wat moderners als een paard te nemen. Mooi niet. Vals spelen zou mijn vader dat genoemd hebben. Het gras vloog razend snel onder me door, de hoeven van mijn paard zorgden voor een ritmisch geluid dat me deed denken aan het kloppen van mijn hart. Ik hoopte, wenste vurig dat het dat straks nog steeds zou doen. Sommige mensen zeiden dat hij geen schijn van kans zou maken, maar ik wist maar al te goed dat dat niet waar was. De toekomst zou altijd winnen, maar of dit het moment was? Ik kon enkele hopen. Zwarte manen sloegen in mijn gezicht, onafgebroken staarde ik voor me uit. In de verte verscheen zag ik iets kleins verschijnen. Hij. Elke seconde kwam ik dichterbij, tot ik de contouren van zijn zwarte paard, zijn glanzende harnas kon zien. Op twintig meter afstand hield ik halt. Hij ook. Zelfs vanaf daar zag ik zijn ijsblauwe ogen naar me staren. Ogen die precies hetzelfde waren als die van mij, wist ik. Ze pinden zich vast in de mijne, een blik waaruit ik niet kon ontsnappen. Dat heb ik nooit gekund. Als hij me op die manier aankijkt lijkt het alsof hij mijn ogen vastketende aan de zijne. Zijn ogen weerspiegelden geen angst, zoals ik had verwacht. Achter die ijzige blik las ik teleurstelling, verdriet, maar ook iets van trots. Een unieke combinatie. Een combinatie die ik ergens wel begreep. Ik heb geen idee hoe lang we daar gestaan hebben maar na een tijd die wel uren leek te duren knipperde hij en kon ik eindelijk weg kijken. Wetenschappers hadden verschillende uitmuntende wapens voor me gemaakt, wapens die waarmee ik hem kon vermoorden in een fractie van een seconde. Toch had ik op het laatste moment een simpel metalen zwaard tussen mijn riem gestoken in plaats van al die troep. Misselijkheid borrelde in me op bij de gedachte aan dat zwaard in zijn borst. Ik deed mijn best om me vast te houden aan de woorden die mijn geheugen gekrast stonden. De mensen gaan door, het Verleden leeft niet meer. Niet echt. Er is maar een manier om er voorgoed een eind aan te maken. Ik voelde mijn hart tegen mijn ribben beuken, alsof hij er elk moment uit kon springen.
‘Zoon.’ Zijn stem klonk luid over het veld. Zelfs de lucht huiverde onder zijn geluid. ‘Daar ben je dan.’ Voor ieder ander had het emotieloos geklonken, maar voor mij niet. Ik kende deze stem al vanaf mijn geboorte en hoorde de verbazing erachter. Hij had me blijkbaar nog niet helemaal verwacht. Ik knikte kort. ‘Dag vader.’ Hij pakte de teugels van het gigantisch zwarte paard waar hij op zat in een hand. ‘Iets zegt met dat het zinloos zou zijn om te vragen waarom je hier bent, is het niet?’ Vroeg hij. Het antwoord bleef tussen ons in de lucht hangen. In een flits trok hij zijn zwaard. Een prachtig ding dat mijn zwaard met geen mogelijkheid kon evenaren. Hij stamde nog af uit de tijd van de Grieken en Romeinen, vertelde hij me eens. Een familie stuk dat van tijd op tijd werd door gegeven. Diep van binnen miste ik de tijd dat we samen over de wereld heersten, als familie, lerend van elkaar. Maar dit zat er al van het begin aan te komen, dat wisten we allebei. Tranen welden op in mijn ooghoeken en ik nam de moeite niet om er tegen te vechten, een tegenstander tegelijk. Precies op het zelfde moment spoorden we onze paarden aan, ook ik had intussen mijn zwaard getrokken. Het lemmet weerkaatste het felle zonlicht. Adrenaline jaagde door mijn aderen en maakte me alerter. Ik spoorde mijn paard nog iets meer aan, voelde zijn spieren onder me samentrekken voor hij zijn passen vergrote. ‘Daar gaan we dan.’ Fluisterde ik, tegen mezelf. De punt van zijn zwaard zocht mijn lichaam, maar ik blockte hem met mijn eigen wapen. Het gevest voelde koud aan onder mijn zweterige vingers. In de seconde die ik nodig had om hem steviger vast te grijpen zag ik iets op me afkomen. En ik was net iets te laat. Het eeuwenoude metaal schampte mijn been, ondanks mijn krampachtige poging hem nog af te weren. Warm bloed stroomde uit een wond net iets boven mijn knie. Het zorgde voor een scherpe pijn die me even afleidde. Verdorie, alweer. Maar mijn vijand had ook gefaald, hij had me in een keer kunnen doden. Mijn vader had genoeg aan de korte tijd die ik nodig had om te herstellen, in een soepele beweging trapte hij me uit het zadel. De grond kwam sneller naderbij dan me lief was. In mijn ooghoek zag ik het bruine paard dat me altijd trouw was gebleven kort omkijken terwijl hij tempo minderde. Hij was vast verbaasd over het plotselinge verliezen van gewicht op zijn rug. Vader sprong van zijn dier en hief zijn zwaard. Hij keek me aan en ik keek terug. ‘Dit was niet het einde dat je in gedachten had.’ Zijn stem klonk bijna alsof hij er spijt van had. Hij constateerde het, het was geen vraag. Op dat moment liet hij zijn zwaard zakken. ‘Inderdaad’ Zei ik terwijl ik op zij rolde. Op de plek waar ik net nog gelegen had, stak zijn zwaard in de grond. Hij trok hem eruit, maar ik kende de tactieken die hij net gebruikt had net zo goed als hij. Voor hij het ding ook maar goed los had stond ik voor hem. Ik nam de houding aan die hij me geleerd had en hield het wapen dat me zo vertrouwd was klaar om mijn slag te slaan. In een soepele beweging bewoog ik hem door de lucht. Mijn vader reageerde sneller als de wind, en hield alles tegen. Het geluid van metaal op metaal was het enige geluid dat mijn hartslag overstemde.
‘Je weet dat je dit niet zult winnen pa. Dat weet je. Dat hebben we altijd geweten. Stoomtreinen, inbelmodums sterven uit. Mensen nemen geen genoegen meer met jou nu ze mij hebben, laptops, tablets, elektrische auto’s, ze zijn nog maar het begin.’ Zei ik zacht terwijl ik een haal naar mijn hoofd ontweek. ‘Het is jouw tijd nog niet Mo. Elke andere Tijd heeft het eeuwen langer volgehouden. ’ Siste hij, zwaar ademend. ‘Jawel dat is het wel. De mensen ontwikkelen sneller. En dat spijt me voor je.’ Mijn stem klonk zacht. Ik maakte een schijnbeweging waardoor zijn linker zij even vrij was, genoeg voor mij. De tijd leek even stil te staan. Ik voelde het wapen in mijn hand er als vanzelf naar toe bewegen. Het boorde zich tussen de bladen van het harnas door in zijn lichaam. Hij slaakte een verstikte kreet en zakte door zijn knieën. Zijn ogen werden groot van verbazing. Geschrokken stapte ik naar voren en ving hem op. Het metaal was gloeiend heet van de zon, maar ik voelde het niet eens. ‘Het spijt me dat het zo moest gaan.’ Fluisterde ik. Mijn tranen vielen op zijn huid. ‘Misschien heb je gelijk.’ Hij keek me ernstig aan. Zijn haren waren grijs geworden, besefte ik me. Bloed liep uit zijn mondhoek over zijn kin. Ik zou blij moeten zijn dat ik won. Maar ik was niet blij. Hoe zou ik ooit blij kunnen zijn met de dood van mijn vader? ‘Zoon? Ik wil je graag nog een ding vragen.’ Vragend bekeek ik hem terwijl ik mijn zwaard voorzichtig uit zijn zij trok. Zijn bloed liep over het lemmet en drupte op de grond. ‘Zorg dat de mensen me niet vergeten, zorg dat jij me niet vergeet.’ Mijn keel zat dicht en ik deed mijn best om kalm te antwoorden. ‘Dat beloof ik.’ Ik legde mijn hand op zijn pols zodat ik zijn hartslag kon voelen. Ik voelde het zwakker en zwakker worden. 'En nog iets, de aarde gaat stukje bij beetje kapot- 'Hij maakte zijn zijn niet af want hij wist dat ik begreep wat hij bedoelde. Begrijpend knikte ik. ‘Je hebt veel bereikt mijn jongen.’ Zei hij zacht. Dat zat dichter bij een compliment als alle andere dingen die hij ooit tegen me gezegd had. Met zijn laatste kracht pakte hij zijn eigen zwaard uit het gras, dat nat was van het bloed en gaf het aan mij. ‘Je weet wat je te doen staat. Tot over een tijdje.’ Fluisterde hij voor ik het leven uit zijn ogen zag wegvloeien. Zijn blauwe ogen staarden niets zienend naar boven. Voorzichtig sloot ik ze. 'Tot ziens Vader.'
Hij, Verleden was onder mijn handen gestorven, nu was het tijd voor de toekomst. Ik stond op, keek nog een keer om en floot mijn paard. In volle galop vervolgde ik mijn weg. Vast besloten om het net zo goed te doen als hij.
heel gaaf hannah!
Knap gedaan!