Dit wordt dus een slechts tweedelig verhaal, en waar het over gaat blijft nog even een verrassing. Ik sta open voor kritiek en tips, maar ik ben nog maar veertien jaar, dus verwacht geen wonder
Zij was altijd bij me. Haar perfecte gedaante en ik in haar schaduw. Haar stralende glimlach en mijn uitdrukkingloze ogen. Zij was het toonbeeld van perfectie.
Ze streelde me, verleidde me, duwde me weg en trok me vervolgens weer terug. Keek me aan, met die grote bruine ogen en een onschuldige glimlach rond haar lippen. ‘Neem me mee,’ fluisterde ze dan en draaide aan een plukje van haar krullende haren.
Haar lippen op de mijne. Ik omklemde haar hand. De enige momenten waarop ik me levend voelde waren zoals deze. ‘Ik houd van jou.’ En daarmee uit. Ik hield van haar, meer dan ik ooit verwacht had van iemand te kunnen houden. Ik keek naar haar, hoe ze moeiteloos op haar hakken liep en mij een steelse blik over haar schouders toewierp.
‘Jinera, ik ben echt blij dat je hier bent,’ zei ze zacht. Ze glimlachte, haar bruine ogen twinkelde als ze dat deed. Ik verbaasde me elke keer weer over hoe oprecht ze was. Ze gaapte en kroop tegen me aan. ‘Laat de foto’s eens zien die je mee hebt genomen.’
‘Hier.’ Ik pakte mijn rugzak van de grond en haalde er een stapeltje foto’s uit. Zoals vroeger. Ik mocht toch mijn mobiel hier niet naartoe nemen. Het leek ook veel echter als je de plaatjes vast kon houden. Ik gaf de plaatjes aan haar en glimlachte toen ik de hoop in haar ogen zag. Ik hield zoveel van haar. Ze was mijn verslaving, zonder haar zou mijn leven nutteloos zijn. Dan zou ik geen reden meer tot bestaan hebben.
Als ik naar haar keek, besefte ik hoe teer een mensen leven is. Het zou één idioot nodig hebben om er een einde aan te maken. Ik schudde de gedachte van me af en keek vertederd toe hoe ze de plaatjes een voor een bekeek.
‘Het strand ziet er echt mooi uit.’ Ze hield een plaatje van het strand omhoog.
‘Het is zeker mooi. Ik kwam er vaak toen ik nog wat jonger was. Zelf vind ik het bos leuker, maar June hield ervan om in het water te spelen. Ik weet nog een keer dat June een zandkasteel had gebouwd, papa had meegeholpen. Het was een hele mooie, misschien wel een meter hoog. Ik was chagrijnig, dus wilde ik niet meehelpen en ging mijn eigen zandkasteel maken. De mijne was zo lelijk dat ik uit jaloezie die van June stuk had gemaakt. Ze heeft het me nooit vergeven.’
‘Dat was echt gemeen van je.’ Ze grijnsde. ‘Maar volgens mij zou je het zo weer doen.’
‘Ga nou maar slapen Ravenna, je zult het nodig hebben.’ Ik keek toe hoe ze onder haar dekens kroop en haar ogen sloot. ‘Welterusten.’ Het duurde niet lang voordat ik wist dat ze sliep. Ze was moe, te moe, ik wist dat ik haar moest helpen, maar ik vond het zo moeilijk. Ik glipte uit haar bed, en verliet haar donkere, kleine kamertje. Zacht sloot ik de deur achter me. Ik liep de gang op, op weg naar huis, en terwijl ik de ruimte verliet probeerde ik de blikken van de anderen te negeren.
Ik zette mijn rugzak neer op tafel. Het was donker thuis. Het licht durfde ik niet aan te zetten, straks werd papa wakker. Dan zou ik de teleurstelling in zijn ogen zien, waarschijnlijk durfde hij niet eens meer te vragen waar ik was geweest. Mijn jas hing ik over een van de eet stoelen heen. Ik moest maar eens gaan eten, besefte ik, dat was al veel te lang geleden.
Na een paar seconden aarzeling pakte ik een appel uit de fruitschaal, die de saaie, houten tafel opfleurde met vrolijke bloemen mozaïeken.
‘Wat doe jij zo laat thuis Nera, zeker weer huilend je verdriet weg gedronken, in een of ander godvergeten steegje? Ben benieuwd wat pap ervan zal vinden.’
June. Mijn zus, twee jaar ouder was ze, maar ik was er heilig van overtuigd dat ze nog net zo kinderachtig was als vijf jaar geleden. Toen we nog een goede band hadden. Toen ik nog niet mijn leven verpestte. ‘Ik ben zestien June. Als ik de behoefte voel om mijn verdriet weg te drinken in een “een of ander godvergeten steegje”, mag ik dat gewoon doen. En als je het wil weten, nee, ik ben niet dronken. In feite, ik ben zo nuchter als het maar kan.’
June rolde met haar ogen en leunde op de tafel. Ze liet haar vingers over het ribbelige hout glijden en zuchtte diep. ‘Je praat altijd slim als je dronken bent. Maar je ruikt niet naar drank, dus je zult wel de waarheid vertellen, voor deze ene keer.’ Ze liet haar ogen keurend over Jinera ’s kleding gaan. Het enige wat haar opviel, was dat haar niets verhullende shirt die ze normaal gesproken droeg, nu iets strakker rond haar vormloze lichaam te zat. ‘Waar ben je geweest?’
Ik opende mijn mond om wat te zeggen, maar sloot hem weer. Ik kon Ravenna niet verraden. Als ze het doorvertelde zou ik dit huis waarschijnlijk nooit meer mogen verlaten. ‘I-ik was bij vrienden.’
‘Je kan echt vreselijk liegen. Kom op Nera, iedereen weet dat je geen vrienden hebt. Je bent een loser.’
Ik liet mijn hoofd hangen en knikte. ‘Laat me met rust,’ mompelde ik. Ik zag dat June wilde gaan protesteren, maar voor ze iets kon zeggen duwde ik haar opzij. Met de appel nog in mijn hand geklemd liep ik de trap op.
Ik voelde mijn hart tekeer gaan in mijn borstkas. Half struikelend hield ik me vast aan mijn fiets en ik snakte naar adem. Ik hoorde gelach en mensen me dingen naroepen. De woorden kon ik niet meer onderscheiden, het werd wazig voor mijn ogen. Ik proefde een metaalachtige smaak in mijn en slikte moeizaam het bloed in mijn mond weg. Een paar keer knipperde ik met mijn ogen tot de zwarte vlekken wegtrokken en ook de stemmen weggingen. Haastig stopte ik witte oordoppen in mijn oren en zette de muziek op het hardst, alles om die gedachtes te verdrijven. Na een paar seconden ging ik weer rechtop staan en keek om me heen. Er was niemand.
Nog rillend van wanhoop, die ik bijna altijd voelde wanneer ik de hele dag op school doorbracht, liep ik met mijn fiets het plein af. Het was koud, maar de bloedsmaak in mijn mond en de scherpe steken in mijn maag waren belangrijker dan dat ik mijn jas weer op zou moeten halen. Ik wierp een blik op het schoolgebouw en zag daar een groepje mensen staan die me grijnzend aankeken.
Zo snel als ik kon trapte ik weg. Waarheen wist ik niet, ik liet mijn gevoel me leiden, al kon ik wel raden waar ik naar op weg was.
Met een betraand en rood gezicht keek ik naar het vervallen gebouw voor me. Ik wilde niet dat ze me zo zag, als het zwakke persoon dat ik daadwerkelijk was, maar ik moest haar zien. De drang om haar in mijn armen te sluiten was te groot om te negeren. Op dit soort momenten had ik haar nodig. Ik stapte van mijn fiets af en zette die achter een paar struiken. Snel keek ik om me heen, er was niemand. Na een paar seconden van twijfel liep ik het gebouw in. Het was donker. Ik liep de gang door en opende de volgende deur met de sleutel die zich in mijn zak bevond. Een geur van sperma, alcohol, wiet en bloed verwelkomde mij en ik deed moeite om niet over te geven. Ik werd misselijk van de geur en sloot mijn ogen een paar seconden om bij zinnen te komen. Zo snel als mijn benen me toelieten liep ik de ruimte door. Ik keek om me heen om te zien of er nog enig teken van leven was, maar in deze ruimte leek niemand zich te bevinden. Er verscheen onwillekeurig een glimlach op mijn gezicht toen ik een van de deuren opendeed.
‘Nera, ben jij het?’
‘Ja,’ fluisterde ik.
Er verscheen een brede glimlach op haar gezicht en ze stond op van haar bed. Met alle gemak van de wereld liep ze op haar pumps naar me toe. ‘Mooi.’ Ze liet haar armen rond mijn hals glijden.
Ik voelde haar lippen op de mijne, haar nagels in mijn rug en proefde bloed toen ik hard op haar onderlip beet.
Ze keek me aan. Ze had een vreemde blik in haar ogen die ik niet thuis kon brengen. ‘Wat is er?’ Ze sloeg haar ogen neer. Er ging een rilling door me heen toen ze met haar zwart gelakte nagels over de huid van mijn armen heen ging. ‘Niet doen. Alsjeblieft.’ Haar ogen vonden de mijne weer en dit keer was ik degene die mijn ogen neersloeg.
‘Je had het beloofd.’
‘Weet ik,’ murmelde ik. Ik draaide me weg en sloot mijn ogen. ‘Jij weet gewoon niet hoe het is, op school, met die mensen. Het is mijn manier om te ontsnappen.’
‘Ik snap echt niet dat ze je pesten, je bent een heel lief persoon.’
Ik zuchtte en balde mijn handen tot vuisten. Vroeger zou ik een sprankje van hoop gevoeld hebben, vroeger zou ik geglimlacht hebben en was er een verlegen “dank je” over mijn lippen gekomen. ‘Dat ben ik niet.’
Ravenna fronste en liet haar vingers over de bekraste huid van mijn arm glijden. ‘Maar dat ben je wel. Ik zie je elke dag, en elke dag weer ben ik blij dat er zulke mensen zoals jij bestaan. Wat zou ik zonder moeten? Waarom denk je zo over jezelf?’
‘Welkom in de bodemloze put die Jinera ‘s zelfwalging heet.’
‘Dank je, maar je weet dat je beter bent. En je weet dat ik je eruit ga helpen. Als jij mij hieruit haalt.’
‘Dat zal ik doen.’
‘Beloof je het?’
‘Ja.’
Het zag blauw van de rook. De mensen om mij heen hadden alle een joint tussen hun vingers. Ik kende ze niet, zij mij wel.
‘Je hebt het wel erg naar je zin met haar, hè?’
Ik keek naast me. Het gezicht van de man was verscholen achter een dikke laag rook, die hij uitblies. ‘Waar heb je het over,’ mompelde ik.
Hij begon te lachen en raakte mijn arm kort aan. ‘Je denkt toch niet dat we je niet door hebben? Dat hoertje, je weet wel.’
Ik begon te hoesten en deed een paar stappen naar voren. Snel nam ik een trekje van mijn joint en verdomde mezelf dat ik te stoned was om een goede leugen te verzinnen. ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
De man stapte naar voren, zodat ik zijn gezicht kon zien. Hij was langer dan mij en boog iets over me heen. ‘Een leugen verzinnen heeft geen zin. Iedereen weet het. Maar weet jíj al wat er met onze hoertjes gebeurt als een van hun klanten te gehecht aan hen raakt?’
‘Nou?’
‘Ze verdwijnen. Dus ik zal je maar gedeisd houden als ik jou was, ik neem aan dat je het niet op prijs zal stellen als Ravenna opeens verdwenen is. En wij trouwens ook niet, ze levert veel geld op.’
Met een verwarde blik in mijn ogen keek ik toe hoe de man weer verdween. Het duurde even tot ik doorhad wat zijn woorden betekende. Direct voelde ik een misselijk gevoel opkomen, er kwam een vieze smaak in mijn mond en ik dacht even dat ik moest overgeven. De wereld tolde op me heen, maar probeerde me gerust te stellen, ze weten nog van niets. Toch voelde de angst beklemmend, waarom werd alles mij afgepakt?
‘Rook je die nog op?’
Ik keek de jongen voor mij aan, die blijkbaar zo ver heen was, dat hij het lef had om naar mijn joint te vragen. Ik schudde mijn hoofd en drukte hem in zijn handen. Zo snel als ik kon liep ik de ruimte uit en liet mijn tranen de vrije loop gaan.
Nogmaals, kritiek en tips zijn vooral welkom!
