Zelf zeg maar vervolg gemaakt (:
Hoofdstuk 1,
Het was de vierde, en laatste era van Midden-aarde. Samwise Gamgee stond de bladeren bij elkaar te harken, toen hij het tuinhek piepend open hoorde gaan.
Hij draaide zich om, alvast bereid om de visite te begroeten met een kopje thee en een koekje.
En toen schrok hij: in zijn tuin stond geen gezellige, kleine hobbit, maar een grote, jonge boself: Legolas.
Samwise kon hem nog wel van enkele jaren terug. Toentertijd was hij weggegaan van de Gouw als tuin man, maar teruggekomen als strijder. En hoewel hij nu weer gewoon zijn tuin bijhield, was de strijder in hem nooit verloren gegaan. “Wil je wat drinken, Legolas?” Sam steunde met zijn arm op de hark terwijl hij Legolas aan keek. Legolas schudde vluchtig zijn hoofd: “Nee, maar bedankt voor het aanbod. Ik ben hier om iets te vragen.. of, nouja. Eerder te bevelen.”
Sam’s uitdrukking werd serieus. “Wat is er aan de hand?” zei hij. Legolas liep de tuin verder in, en stopte bij het oude, houten tuinbankje. Hij nam plaats. “Kom eerst even rustig zitten,” zei hij uitnodigend. Snel legde Sam zijn hark weg en hij ging naast Legolas zitten. “Vertel het nu dan!” Zenuwachtig tikte Sam met zijn nagels op het hout. Legolas zuchtte even diep.“Je moet mee,” zei hij zachtjes. “Mee? Waar heen? Waarom? Is het belangrijk?” Een waterval van woorden kwam uit Sams mond. “Wees stil! Anders vertel ik helemaal niks,“ riep Legolas. Sam spitste zijn oren en luisterde goed naar wat Legolas nog meer te zeggen had, ook al was het moeilijk om zijn vragen voor zich te houden. Legolas ging verder: “Wij, elven, hebben jou hulp dus nodig. Het zit namelijk zo: Wij hebben plannen gehoord van troepen orks. Ze willen Gondor nogmaals aanvallen, dit maal erger dan vorige keer. Jíj moet ons hier bij helpen, Samwise Gamgee. Jij bent de enige van alle levende hobbits die de vorige Gondor aanval een soort van mee heeft gemaakt.”
Sam’s mond zakte open van verbazing. “Dat kan niet! Pepijn en Merijn leven toch ook nog? Pepijn is pas Dinghoofd geworden!”
Legolas schudt zijn hoofd, iets wat lachend. “Jij bent slim. Pepijn en Merijn leven nog ja, maar het kan gewoon simpel weg niet. Jij bent verbonden met Frodo, en Bilbo. Jij kan Midden-aarde als enige redden, Samwise Gamgee!” Sam zuchtte diep, “Gaan Pepijn en Merijn wel mee? En noem me toch alsjeblieft Sam, net zoals jaren terug.” Legolas knikte, “Oke, Sam. Maar je gaat dus mee?”
“He, nee. Dat heb ik nooit gezegd! Ik denk er over na.” zei Sam. Hij tastte met zijn hand achter zich, en voelde de hark tegen een plantenbak op staan. Hij pakte het ding voorzichtig beet. “Sam! Ik wil nu antwoord, het is dringend!” riep Legolas ongeduldig. Op dat moment deed Sam de hark met een felle beweging naar voren, en zette hem tegen Legolas zijn borst aan. Legolas stopte even met ademen, en keek gespannen naar Sam. “Waarom doe je dit?” fluisterde hij. Sam haalde zijn schouders op. Hij wist het zelf niet eens. Misschien had hij gewoon geen zin om weer jaren weg te zijn uit de Gouw. Maar misschien.. Opeens hoorde Sam geritsel in de bosjes. Hij draaide zich langzaam om, de hark op Legolas gericht houdend, en keek in enkele elven gezichten. Ze hadden hun bogen gespannen staan op hem.
“Fijn dat je even zei dat je bezoek mee had, Legolas. Ik dacht dat we vrienden waren.” Sam gooide de hark weg.
“Jij wilt mij neer steken, hoort dat dan wel bij vrienden zijn?” zei Legolas automatisch terug. Sam schudde zijn hoofd: nee, dat hoorde er niet bij. Maar hij was het ook niet van plan, hij dreigde alleen maar. Sam hield altijd al van elven. Ze zijn zo mooi en sprookjesachtig als de wind, hij zou er dus nooit een vermoorden. “Ik ben Dinédal, zoon van Armines. En Samwise, ik weet dat jij geen kwaad in je hebt. Ga met ons mee, wij hebben genoeg Lembas bij ons, en warme vachten om om ons heen te slaan. Pepijn en Merijn gaan ook mee, dat beloven we je. Ze staan bij de rand van de Gouw op jou te wachten.” zei één van de oudere elven. Hij liet zijn boog zakken.