, maar zo af en toe krijg ik de kriebels en schrijf ik een entry. Vanavond ook weer. Omdat het eigenlijk qua onderwerp best wel losstaat van de blog, dacht ik, ik plaats hem ook hier
. Link van mijn blog
http://bonjeindebijstand.wordpress.com/
--------------------------
Niet geliefd voelen is ook armoede… Een armoede in het hart. Geen geld hebben is vervelend, maar het geen hebben van liefde, of het niet voelen daarvan, is misschien nog wel vervelender.
Geliefd voelen is iets waar ik altijd al mee worstel. Ik ben wel geliefd, ik word wel geliefd, maar toch voelt het niet altijd zo. Ik hoef maar een moment geen aandacht te krijgen van een persoon waar ik dol op ben, vriendschappelijk of anders, en ik ga aan mezelf twijfelen; Is hij of zij boos? Heb ik iets gedaan? Heeft hij of zij geen zin meer in me? Waarom houden ze niet van me? Een hele vervelende gewoonte. Ik wil helemaal niet zo’n persoon zijn en toch sluipt het er behoorlijk vaak in.
Mijn psycholoog zei dat het met vroeger te maken had. Ik moest lachen. Wat heeft niet met vroeger te maken. Ik ben zo vreemd opgevoed, of beter gezegd, helemaal niet opgevoed, en dit heeft logischerwijs impact op me gehad.
Als kind voelde ik me niet geliefd, maar toen was ik ook een stuk minder geliefd als nu. Mama was altijd met haarzelf bezig, ik had constant ruzie met Zus en Broer, vriendjes en vriendinnetjes had ik niet en als ik Papa in het weekend zag stopte die ons vol met snoepgoed en spulletjes in plaats van liefde.
De eerste keer dat ik me echt oprecht geliefd voelde was toen ik zeventien was. Ik woonde niet meer thuis omdat ik veel problemen had en woonde bij één van mijn zussen in. Zus, waar ik het altijd over heb, is niet mijn enige zus en Broer is ook niet mijn enige broer. In een eerder stuk die ik heb geschreven genaamd ‘Burgerluitjes Pesten’ noem ik twee van mijn andere broers. Ze zijn er dus wel, maar ik noem ze minder vaak omdat de oudere broers en zussen het nest al hadden verlaten toen ik klein was. Ik ben voor een groot deel niet samen met ze opgegroeid. Dat maakt ze niet minder belangrijk en één van mijn zussen heeft wel degelijk heel veel impact op mijn leven gehad.
Redder heet ze vanaf nu, want dat is ze geweest, mijn redder. Ik mocht bij haar en haar gezin inwonen. Redder en Zwager, haar man, met hun twee prachtige kinderen, Neef en Nicht. Ik zat in de problemen en trok bij ze in. Dit ging niet meteen goed. Ik was een opstandige tiener en ik kwam terecht in een huis met regels en orde. Redder heeft mij voor een groot deel gevormd tot de persoon wie ik nu ben en daar ben ik haar dankbaar voor.
Waar ik haar ook dankbaar voor ben is dat ze mij voor het eerst geliefd liet voelen. Er was één gebeurtenis die Redder zelf vast niet meer zal herinneren, maar ik herinner me het nog goed. Ze was naar de winkel geweest en toen ze terug kwam liep ze woonkamer in. Het was winter en ik zat op de bank tegen de kachel aan met een dekentje over me heen geslagen. De televisie aan. Ik keek op toen Redder de woonkamer in kwam lopen. Ze had een pakketje ingepakt met cadeaupapier in haar handen. Ze reikte het cadeautje naar me. “Voor jouw,” zei ze, met een glimlach. Achterdochtig pakte ik het cadeautje aan.
“Waarvoor?” vroeg ik. “Ik ben niet jarig. Het is nog geen sinterklaas of kerst.”
“Gewoon,” zei ze, “open nou maar.” Dat deed ik en toen ik het cadeaupapier eraf haalde zag ik een prachtig mooi boek, in het genre waar ik erg van hield. “Ik zag hem liggen in de boekenwinkel en vond het typisch een boek voor jouw. Ik kon het niet laten liggen.” En ze had gelijk, het was typisch een boek voor mij. Het is nu nog steeds één van mijn favoriete boeken.
“Dankje,” zei ik. “Erg lief.” Redder knikte, draaide zich om en verdween de keuken in terwijl ik nog naar het boek zat te staren. Een vreemde emotie maakte zich van mij meester. Een warmte, een behagen en een geluk dat ik nog niet eerder had gevoeld. Tranen welden op in mijn ogen. Ik veegde ze snel weg. Ik vond het zo bijzonder dat iemand mij, met geen enkele reden, een cadeau gaf. Een cadeau dat ook nog helemaal in mijn straatje paste. Ik ben zeker twee dagen emotioneel van slag geweest. Ik heb Redder een bos bloemen gekocht als bedankje. Ik was het niet gewend iets te krijgen zonder daar iets voor terug te geven.
Nog steeds heb ik daar moeite mee. Als iemand attent is en me iets geeft, gewoon, zonder daar iets voor terug te verwachten, schiet ik al snel vol. Of op mijn verjaardag, als de cadeautjes allemaal iets is met een persoonlijk tintje, waardoor ik me besef dat mensen me toch echt wel kennen en ook moeite voor mij willen doen. Dan ben ik geraakt. Dan ben ik gelukkig. Dan ben ik geëmotioneerd. Dan kan ik wel huilen van geluk.
Daar tegenover staat wel de negatieve keerzijde. Ik ben net zo snel van slag als iemand niet attent is of me net even niet snel genoeg laat merken dat die waardering voor me heeft. Ik ben teleurgesteld. Juist omdat ik me nooit geliefd heb gevoeld als kind en nu wel weet hoe het voelt, zoek ik ook constant die bevestiging. Krijg ik die niet, word ik bang en onzeker. Ga ik terug naar mijn kind zijn. Dat donkere hoekje van mijn jeugd waar ik alleen was. Ze mogen mij vast niet meer. Ik heb vast iets doms gedaan. Zie je nou wel, ze geven niet om mij. Ik had gelijk. Ik verdien het niet om geliefd te worden.
Ik voel me alleen en eenzaam, waardoor ik verdrietig raak, wat ik dan weer uit in agitatie of boosheid naar de buitenkant toe. “Houd van mij verdomme!” wil ik schreeuwen. Ik doe het alleen niet. Ik wil mensen daar zo min mogelijk mee lastig vallen, want ik besef op dat punt wel dat deze gevoelens onredelijk zijn, zover zijn mijn psycholoog en ik toen wel gekomen, en dus heb ik daar de oplossing voor gevonden. Ik ga me afstandelijker gedragen, terwijl ik eigenlijk helemaal die afstand niet wil nemen.
Kortom, ik huil als ik gelukkig ben, ik ben boos als ik verdrietig ben en ik ben afstandelijk als ik affectie zoek.
Voor mijn vrienden is het begrijpen van mijn gevoelens hetzelfde als zonder kompas over een stormige zee varen, oftewel, niet te doen. Velen geven het op en keren terug naar de haven. Sommigen blijven wat langer varen, maar hoezeer ze ook hun best doen, op een bepaald punt zullen ze tegen een rots aankomen en die rots is niet bepaald lief en helemaal niet redelijk en rationeel. Een enkeling weet die rots af te breken en mij te bereiken en dan nog is het met één simpele zin of handeling mogelijk dat die rots er weer staat.
Ik weet dat er nu van me word gehouden. Door vrienden en familie. Ik ben geliefd. Ik voel het alleen vaak niet. Ik durf het niet te voelen. Ik laat ze over de golven varen, ik laat ze voor een deel toe, maar die rotsen in die woelige zee die ik steeds neerzet beschermt me. Tot hier en niet verder zeggen ze. Als ze besluiten dat ik niets meer waard ben, als ze besluiten niet meer van mij te houden, dan doet het wel pijn, maar een stuk minder pijn dan wanneer ik ze compleet had toegelaten. Dan zeggen mijn gedachten weer “Zie je nou wel, ik zei het toch. Je bent het niet waard om geliefd te worden. Ze hebben je ook verlaten omdat je niets bent,” en dan geef ik ze gelijk. Gelukkig, denk ik dan, dat ik ze niet compleet heb toegelaten.
Ik wil geliefd worden. Ik wil me geliefd voelen. Dat is mijn grootste wens.
Eén die soms in vervulling gaat, dankzij de dappere kapiteins op hun sterke schepen, zoals Redder die niet opgaf tot ze mij had gevonden, maar ook een wens die kampt met de grollen en grillen van het leven en ze veranderlijk is als de pest. De ene dag geliefd, de andere dag niet.
Teleurstelling na teleurstelling.
Ik neem daarom afstand en gooi nog meer rotsen op in die woelige zee, dan dat ik de zon laat schijnen en ze mijn hart in laat varen.
Want het toelaten om geliefd te voelen is verschrikkelijk beangstigend.