[VER] Hoofdstuk 1

Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly

Toevoegen aan eigen berichten
 
 
Anoniem

[VER] Hoofdstuk 1

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-09-13 13:31

Om de simpele reden dat ik enkel hoofdstuk 1 plaats om eens te kijken wat er gevonden wordt van mijn schrijfstijl en of het een beetje vlot leest. Mocht ik het ooit over een aantal jaar helemaal af hebben zullen jullie het wel horen :))
Het is echt nog maar een concept, zit op het moment ook een beetje vast ondanks dat ik het complete verhaal al voor me heb in one-liners op 3 a4-tjes :))

Ik zou graag willen weten of jullie het fijn vinden lezen en of jullie nog aandachtspunten zien.
Eventuele ideeën zijn natuurlijk ook hartstikke welkom.
De hoofdpersoon heeft bewust (nog) geen naam overigens. Dit ben ik niet vergeten.

Punten van aandacht voor je begint te lezen;
- Er moet nog een hoop bij dit kleine stukje komen, maar dat wil ik pas doen als ik voor mezelf wat meer duidelijkheid heb waar ik het accent op wil leggen in het verhaal
- Valt onder de categorie mindfuck, dus nee, waarschijnlijk is het idee nog niet helemaal overgekomen na dit stukje :))
- Eerste keer dat ik echt een flink verhaal schrijf, hiervoor vooral bezig geweest met dichten en/of korte verhaaltjes.


Citaat:
Hoofdstuk 1

Men zegt dat je leven aan je voorbij flitst wanneer je komt te overlijden. Onzin. Ik ben er nog. We komen terug van feest en rijden via de vertrouwde en prachtige route door het bos naar huis. In een flits zie ik een auto op me af komen. Ik geef een flinke ruk aan het stuur om de auto nog te ontwijken maar het is te laat. Een knal. Een gil naast me. Airbags ontploffen. Rechts naast de auto zie ik een boom op ons af komen. Daarna een doodse stilte. Wat duurt de stilte lang. Terwijl de rook optrekt zie ik mijn leven voorbij flitsen. De gelukkige maar ook ongelukkige momenten in mijn leven herhalen zich in een sneltreinvaart in mijn hoofd. Stilte. Loeiende sirenes komen als een zwerm bijen op ons afgevlogen terwijl we daar zitten. We kunnen niets. Dit was het dan, ik weet het zeker. “Hij leeft nog!” roept iemand. Is dat zo dan? De deur naast me wordt met een ruk opengetrokken. “Pap. Pap?”. Ik kijk de agent verbaasd aan. Ik knipper met mijn ogen en zie ineens mijn dochter naast mijn bed staan terwijl ze haar knuffelbeer stevig vastklampt. “Papa ik moet naar school”. Weer nachtmerries. Ik ga rechtop zitten terwijl mijn ogen langzaam aan het licht wennen. Ik besef dat ik gewoon in mijn slaapkamer ben, maar de beelden flitsen nog steeds door mijn hoofd. Het ongeluk is een maand geleden gebeurd. De dokters zeiden dat ik een engeltje op mijn schouder had zitten en van geluk mag spreken dat ik überhaupt nog op deze aarde ben, laat staan dat ik er niets blijvends aan overgehouden heb. Fysiek niet in ieder geval, maar dat zeggen ze er nooit bij.

Ik zucht en kijk naar de andere helft van het bed. Van de koude, kille plaats naast me lijkt het wel onwerkelijk dat hij een maand geleden nog warm werd gehouden. “Papa ik moet naar school nu!”. Ik kijk mijn dochter aan. Ze lijkt wel een kopie van haar moeder. Sinds haar moeder’s dood is me dit veel meer op gaan vallen. Ieder aanblik van mijn dochter doet me weer aan haar denken, wat weer een gigantische steek geeft in mijn hart. Als ik nou gewoon rustig had gereden. Het is gewoon mijn eigen schuld. “Vraag maar even aan oma of ze je naar school wil brengen. Papa moet nog een aantal dingen doen”. Een gezicht dat mij net nog vrolijk aankeek betrekt en verandert in een teleurgesteld gezicht. Wanneer ze de kamer uitloopt slaak ik een diepe zucht. Ik vraag me af hoe lang ik mezelf alles nog zal verwijten. Of ik überhaupt ooit mezelf zal vergeven wat er die nacht gebeurd is. We waren naar een feest gegaan en ik had een borrel teveel op. We reden naar huis, of althans, ik zat achter het stuur. Er stak iets over, ik reed te hard, wou uitwijken en had de tegenligger niet aan zien komen. Ik probeerde nog naar weg te sturen om de auto te ontwijken maar raakte hierbij een boom. Een zijdelingse botsing met de natuur waarbij een dodelijk slachtoffer is gevallen. En dat zal ik mezelf nooit, maar dan ook echt nooit meer vergeven.

Een ijzige windvlaag strijkt over mijn gezicht. Ik open mijn ogen en besef dat ik in een ontzettend donkere ruimte zit. Mijn rug leunt tegen een koude, harde muur aan. Waar ben ik? Hoe ben ik hier gekomen? Langzaam wennen mijn ogen aan de duisternis en begin ik schimmen te zien. Mijn hand glijdt tastend over de vloer. Deze voelt koud aan, rotsachtig met een filterdun laagje zand erover. Ik hoor mezelf ademen. De beklemmende leegte overheerst en ik voel me niet op mijn gemak. Ik probeer op te staan maar ik kan het niet. Mijn lichaam werkt niet mee en ik lijk opgesloten te zijn in mijn eigen lichaam met slechts mijn eigen gedachten om me gezelschap te houden. Mijn ogen flitsen in het rond en langzaam wordt er weer steeds meer duidelijk. De ruimte lijkt niet erg groot, maar zeker niet klein. Er is een reliëf zichtbaar en de stalagmieten lijken uit de grond te rijzen. In het midden bevindt zich een stenen trap met daarboven een donker gat. De trap is erg verweerd en de brokstukken liggen verspreid over de ruimte. Mijn ogen glijden door deze indrukwekkende en kille ruimte tot het in een flits tot me doordringt. Zit ik hier vast? Ik begin gejaagd te ademen en merk dat ik in paniek begin te raken. Ik probeer mijn arm op te tillen maar dit gaat niet. Ik kijk naar de stalagmieten en zie hoe ze langzaam de vorm aan lijken te nemen van mensen. Vluchtende mensen die versteend lijken te zijn. Ga ik ook zo eindigen? Maar mijn dochter dan? Mijn dochter? Wat moet zij dan? Opeens begint mijn lijf te tintelen en krijg ik langzaam weer gevoel in mijn armen en benen. Mijn lichaam wordt weer terug van mijzelf. Ik probeer op te staan maar val weer met een klap neer.

Ik schiet overeind in mijn bed en besef dat ik terug in slaap gevallen ben. Sinds het ongeluk word ik geteisterd door gruwelijke nachtmerries waar het ongeluk telkens weer herhaald wordt. Niet alleen precies zoals het gebeurd is, maar ook met toegevoegde extra’s waar het enkel nog weerzinwekkender van wordt. Maar dit was iets heel anders. De ruimte bood genoeg gelegenheid om me rond te bewegen maar ik zat opgesloten in mijn eigen lichaam. Iets hield me tegen, alsof mijn geest uit mijn lichaam was gevlogen en ik slechts een pop was die tegen de muur zat, slechts een nietig individu in de machtige en beklemmende ruimte. Nog trillend van de schrik ga ik naar beneden en zet een kop sterke koffie om bij te komen. Terwijl het koffiezetapparaat de heersende stilte verbreekt grijp ik naar de krant en blader ik snel door naar de puzzels. Voor het ongeluk las ik graag de volledige krant terwijl ik van mijn ontbijt genoot, maar nu ik zelf het verlies van geliefden heb leren kennen lijkt de complete krant wel een opsomming van overledenen. De wereld lijkt een stuk negatiever geworden. Ik weet niet of dit altijd al zo was of dat dit me gewoon op is gaan vallen omdat ik zelf erg negatief ben geworden. Mijn oog valt op een ouderwetse puzzel met het welbekende cirkelvormige labyrint. Als je de tijd neemt is het op te lossen, maar je moet wel je geduld houden. Precies wat ik nu nodig heb.

Ik bereik bijna het einde van het labyrint wanneer er opeens luid op de deur wordt gebonkt. Door het raam naast de deur zie ik een onbekende man staan. Ik twijfel even voordat ik mijn pen neergooi en zuchtend naar de deur loop. Op de heenweg pik ik gelijk mijn portomonnee mee in de waan dat er een collectant voor de deur staat. Immers komen er verder niet vaak onbekende mensen aan de deur. Mijn hand reikt naar de deurklink en ik trek de deur open. Wat verbazend is, is dat de man ten eerste geen collectebus bij zich draagt. Het tweede punt wat me verbaast is het feit dat de man me bekend en vertrouwd voorkomt, alsof ik hem gisteren nog gesproken zou kunnen hebben. De man staart me aan met felblauwe ogen en ik begroet hem vriendelijk. De man blijft me aanstaren en ik begin me licht ongemakkelijk te voelen. “Kan ik u helpen?” vraag ik twijfelend. De man kijkt me recht aan en opeens verschijnt er een glimlach op zijn gezicht. “Nee, maar ik denk dat ik u hiermee wel kan helpen.”. Zijn hand reikt in zijn tas en hij overhandigt me een zwaar, dik boek. Vol verbazing neem ik het aan en bestudeer vluchtig de voorkant van het boek. Wanneer ik weer opkijk om de man te vragen wat ik met het boek moet, is hij plots nergens meer te bekennen. Verdwaasd kijk ik om me heen. Ben ik weer aan het dromen? Ik besef dat de man echt nergens meer te zien is en ga terug naar binnen. Dan merk ik dat ik het boek nog stevig vastgeklemd heb. Ik bekijk de titel en zie dat de man me een kopie van Dante Alighieri’s ‘De goddelijke komedie’ gegeven heeft. Ik grinnik bij de ironie dat ik een boek krijg wat gaat over de reis door de hel terwijl ik voor me er voor mijn gevoel al een maand midden in bevind. Ik sla het boek open en mijn oog valt op de binnenzijde van de kaft. In sierlijke letters staat er ‘Het pad naar het paradijs begint in de hel. Groetjes, Michael’.

Op het midden van mijn levensweg
bevond ik mezelf in een donker woud
want de rechte weg was verloren gegaan
Ach, hoe zal ik zeggen hoe zwaar het was
wat was dit woud woest en ruw en ongastvrij
de gedachte eraan vervult me weer met angst


Brand los! *duikt onder*

xMercury

Berichten: 3408
Geregistreerd: 16-06-07
Woonplaats: Somewhere in time and space

Re: [VER] Hoofdstuk 1

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-09-13 16:11

Ik krijg er kippenvel van, vind het een apart verhaal, echt heel goed. Het spreekt me echt ontzettend aan.. Ben benieuwd naar meer :D