Na een hele tijd te schrijven aan mijn verhaal 'Gwen Lawcy' ( [UK] [VER] The mysterious life of Gwen Lawcy ) had ik afgelopen twee dagen zin om is iets totaal anders te schrijven. Dus een ander thema, een ander perspectief en een ander tijdperk. En daar is dit uitgekomen! Het is een 'kort' verhaal, dus dit is het verhaal en er komen (waarschijnlijk) geen update's meer. Ik hoop dat ik veel feedback kan krijgen zodat ik aan mijn schrijven kan werken. Vergeef me als er nog wat spellingsfouten in staan, ik heb dyslexie. Enjoy!

De Duistere Dood
Met al haar zintuigen op scherp nam ze de omgeving in zich op.
Ze stond op een open plek in het bos en de zon was al onder, waardoor ze niet ver kon kijken.
De schaduwen tussen de bomen waren zo zwart dat het net leek alsof ze was omsloten door een muur. Het benauwde haar. M
aar niet alleen dat benauwde haar. Ze had het gevoel dat ze bespioneerd werd. Ze voelde de ogen van de nachtdieren op zich rusten, die haar met nieuwsgierige en angstige blikken opnamen. Ze hoorde ze al denken: wie is die vreemde? Wat is zij? Wat doet zij in ons bos? Is ze gevaarlijk? Is ze ergens naar opzoek? Ze schudde haar hoofd van frustratie. Er klopte iets niet. Het waren niet alleen de onschuldige ogen van nachtdieren die haar in zich opnamen. Ze had het gevoel dat een paar mensenogen haar in de gaten hield. Ze kon ze bijna in haar rug voelen branden. Ze draaide zich vliegend vlug om, maar ze zag niets dan duisternis.
Een stevige wind blies door de bomen en liet haar lange haar voor haar gezicht dansen. Gefrustreerd veegde ze de rode lokken achter haar spitse oren. Ze slaakte een ongeduldige zucht en plofte neer op het vochtige gras.
Ik kan dit niet, dacht ze bij zichzelf, ik kan hem dit niet aan doen.. Ik moet hier weg gaan. Ik had nooit met dit plan moeten instemmen... Maar ze wist dat ze dit moest doen. Het voelde als een plicht om het plan uit te voeren. Ze had het kunnen weigeren, maar wat dan? Iemand anders met deze taak opzadelen, was wel het laatste wat ze wou doen. Niemand verdiende de gevolgen van dit plan te moeten dragen, behalve zijzelf. Het moest daarnaast goed, snel en netjes (zonder sporen achter te laten) uitgevoerd worden. En zij was daartoe in staat. Dat dacht ze tenminste, tot ze het gevoel had gekregen dat ze bespioneerd werd. Een ooggetuige en het hele plan zou mislukken. Maar wat moest ze doen? Ze mocht de open plek niet verlaten, maar als ze er achter wou komen of iemand haar plannen aan het dwarsbomen was, moest ze de duisternis verkennen.
Nee, besloot ze, ze kon het niet riskeren om hem mis te lopen.
Ze rilde van de kou en in gedachten sloeg ze zich zelf voor het hoofd dat ze niks warmers had aangedaan. Ze had niet verwacht dat ze zo lang zou moeten wachten. Het plan moest uitgevoerd worden voordat het compleet donker zou zijn, en dat zou binnen een half uur zo zijn.
Waar blijft hij in godsnaam? dacht ze gespannen.
Ze wachtte vijf minuten. Niets. Ze wachtte tien minuten. Nog steeds niets.
Ze stond op en ging weer zenuwachtig heen en weer ijsberen. Het was al bijna helemaal donker, en ze begon zich steeds ongeruster te maken of ze de aanwijzingen wel goed had begrepen. Wat als ze eerder op de open plek had moeten zijn? Had ze de datum wel goed gelezen? Ze haalde het papier met de aanwijzingen erop uit haar broekzak van haar versleten spijkerbroek en las het nog eens door. Ja, ze had alles goed gelezen. Ze was op de juiste tijd op de goede plaats. En als hij nog zou komen opdagen, dan zou hij op het verkeerde tijdstip op de verkeerde plaats zijn. En zij zou daarvoor zorgen, besefte ze met een schuldgevoel.
Ze sloot haar ogen en probeerde het verschrikkelijke gevoel van zich af te zetten. Ze moest dit doen. Ze had het hen beloofd. Het was haar taak.
Maar waar bleef hij? Hij had de bui toch niet zien hangen? Als het goed was wist hij van niks. Het plan was strikt geheim, niemand zou het aan hem doorverteld hebben. En dat kon zij bijna met zekerheid zeggen, aangezien je als verrader verschrikkelijke straffen zou krijgen. Zelfs iemand die heel veel van hem hield, zou het nog niet in zijn hoofd halen om het plan aan hem door te geven. Zoals ik, dacht ze. Dat was nog het ergste het hele plan: het stilzwijgen. Ze zag zijn prachtige blauwe ogen weer voor zich toen ze hem gisteren doorgaf om naar de open plek in het bos te komen. Ze kon heel goed liegen, maar tegen hem viel dat niet mee. Het leek wel alsof hij dwars door haar masker heen kon kijken. Hij had haar strak aangekeken, wantrouwend, alsof hij aanvoelde dat er iets niet klopte, maar verder geen vragen gesteld. Hij had ingestemd en daarna had ze niks meer van hem gehoord.
En nu stond ze op de afgesproken plek en hij was nergens te bekennen. Ze wist zeker dat hij wist welke open plek ze bedoelde, omdat het de plek is waar ze voorheen altijd gingen picnicken.
Ze herinnerde zich de warme zomerdagen, waarbij ze tegen elkaar aan lagen op een kleed, genietend van de zon en elkaars gezelschap. Vanavond zou de laatste keer zijn dat ze hem op de open plek zou treffen. Het zou ook de laatste keer zijn dat ze zijn lieve levendige ogen zou zien en zijn warrige zwarte haar.
Ze richtte haar blik op de sterrenhemel terwijl ze een schietgebedje deed.
De tijd was om. Het was donker, maar dankzij het licht van de sterren en de half volle maan kon ze toch nog een beetje de omgeving zien. Ze had het liever wat meer licht gehad, omdat ze dan nauwkeuriger te werk kon gaan, maar ze moest het er maar mee doen. Maar dan moest hij natuurlijk wel komen! Als hij vanavond niet kwam opdagen dan had ze een probleem. Een heel groot probleem. Haar baas zou woedend zijn.
'Hij is gevaarlijk!' was hij eergisteren tegen haar uitgevallen, 'hoe eerder we hem hebben, hoe beter!' Ze had hem eerst niet geloofd. Want naast dat 'de o zo gevaarlijke man' haar collega was, hadden ze ook een soort van relatie. Maar de bewijzen waren zo sterk dat de man aan de verkeerde kant stond, dat ze haar baas haar ervan had kunnen overtuigen. E
n nu wachte ze op de man die in de ogen van haar baas gevaarlijk was, maar in haar ogen de betrouwbaarste man op de wereld was geweest tot twee dagen geleden.
Ze vond het nog steeds moeilijk om te bevatten dat hij niet de man was wie ze had gedacht dat hij was. Hij had haar voorgelogen, het was allemaal een act geweest. En hoewel ze het plan zou uitvoeren omdat het haar werk was, voerde ze het ook uit vanwege die persoonlijke redenen.
Ze schudde de gedachtes van zich af. Ze moest zich concentreren, haar aandacht erbij houden. Hij kon er elk moment zijn en dan moest ze doen wat haar opgedragen was. Er mochten geen gevoelens bij komen kijken, dat zou haar alleen maar aan het twijfelen brengen.
Ze sloot haar ogen en concentreerde zich op het geluiden om zich heen. Ze hoorde de wind die tussen de bomen door suisde, het getjerp van krekels en de fladderende vleugels van een vogel. De nacht was rustig en niets wees erop dat die rust verstoord zou worden.
Een half uur tikte voorbij en nog steeds was hij er niet. Ze wou net de moed opgeven wanneer ze een tak hoorde breken. Meteen schoot ze in de alerte houding, haar hand zachtjes tastend naar de holster aan haar riem.
'He, rustig, ik ben het maar,' zei een zware mannenstem.
Haar nekhaartjes schoten overeind zodra ze de stem herkende. Ze zou de stem uit duizenden herkennen. Hij was gearriveerd.
Ze probeerde zo ontspannen mogelijk te gaan staan, wat niet mee viel. Ze trilde als een gespannen snaar die elk moment kon gaan knappen.
Hij kwam tussen het struikgewas vandaan en liep rustig op haar af. Hij zag er vanavond anders uit dan normaal. Hij droeg nog steeds zijn werkkleren in plaats van zijn vrije tijd kleren en zijn haar was netjes naar achteren gekamd. Zijn ogen keken haar serieus en doorzoekend aan.
Hij hief zijn armen op en ze kromp in elkaar.
Hij gaat me iets aan doen! dacht ze in paniek.
Zodra hij haar in een omhelzing nam, ontspande ze iets.
'Wat is er? Je bent zo gespannen,' fluisterde hij in haar oor.
Ze schoot achteruit alsof ze gestoken was zodra zijn lippen haar oorscherp raakte.
Ze kon het niet. Doe het snel, behendig en netjes, was de opdracht geweest. En in plaats daarvan stond ze verstijft naar hem te staren. Ze verpeste het hele plan als ze niet snel wat deed.
'Zanara?' zei hij met een bezorgde stem.
'Je bent laat,' antwoordde ze schor.
Hij schoot in de lach, denkend dat dat de oorzaak was van mijn gespannen manier van doen.
'Lieve, stipte Zana, niet iedereen kan overal stipt op tijd zijn, zoals jij.'
In plaats van dat de bijnaam die hij altijd gebruikte om haar gerust te stellen haar ook echt gerust stelde, irriteerde het haar die avond. 'Je bent meer dan een uur te laat!' siste ze.
Hij wierp een blik op zijn horloge, alsof hij geen idee had hoe veel te laat hij was gekomen. 'Je hebt gelijk, het spijt me,' zei hij met een beschamende blik.
Dat was niks voor hem. Zo kende ze deze man niet. Normaal was hij nooit te laat, laat staan dat hij zijn excuses aan bood. Net als zij wou hij ook altijd zijn gelijk behalen. Of daar nou ruzie van kwam of niet. En nu was hij het tegenovergestelde. Ze vroeg zich af of dat door haar kwam, of dat het andere redenen had. Wat het ook was, het irriteerde haar. Ze hield er niet van als mannen zich zo slordig en slap gedroegen. Ze kreeg dan het gevoel alsof ze met een klein kind te maken had, en ze had een hekel aan kleine kinderen.
Rustig blijven, ik moet me concentreren, sprak ze zichzelf in haar hoofd toe. Ze slikte de brok in haar keel door. Doe het snel, goed en netjes... Haar hand schoot naar haar holster, haalde het pistool eruit en lade het vliegend vlug. Haar wijsvinger lag al op de trekker en de loop was op zijn hart gericht voor hij enig idee had wat er gebeurde. Het enige dat ze nog hoefde te doen was de trekker overhalen... Ze sloot haar ogen en.. zijn smekende stem bevroor haar.
'Zanara, doe het niet! Alsjeblieft, ik kan het uitleggen...'
Ze opende haar ogen en keek recht in zijn onschuldige witte gezicht. Hij deed haar denken aan een schattige bedelende puppy. Doe het! hoorde ze haar baas schreeuwen in haar hoofd. Hij is gevaarlijk!
Maar ze deed niks. Ze kon het niet. Hij leek zo geloofwaardig, zo onschuldig... En hij zij dat hij het haar kon uitleggen. Waarom zou ze niet eerst tenminste naar hem luisteren?
Hij deed een paar passen naar haar toe, waarop ze automatisch haar geweer weer op hem richtte.
'Blijf waar je bent,' zei ze met een bibberende stem.
Hij hief zijn handen omhoog, om aan te tonen dat hij haar geen kwaad zou doen. 'Doe niet iets waar je later spijt van krijgt,' sprak hij op haar in.
'Hou je mond!' snauwde ze.
Hij dook in elkaar, alsof haar toon hem bang maakte. Maar ze wist wel beter. Ze had al zo vaak met hem samen gewerkt, zo vaak had ze met hem voor gevaarlijke situaties gestaan, en nooit had hij zijn angst laten zien. Soms dacht ze zelfs dat hij geen angst kende. Hij voerde een act op, hij voerde iets in zijn schild. De vraag was alleen wat. Hij is gevaarlijk, hij staat niet meer aan onze kant, schoten de woorden door haar hoofd.
'Waarom zou ik geloven dat je onschuldig bent, als de bewijzen zo duidelijk zijn?' vroeg ze zakelijk.
'Omdat je me kent Z, je weet dat ik me nooit bij criminelen zou aansluiten, ik zou nooit een dubbelagent zijn. Je moet me geloven, alsjeblieft..'
Hij loog. Hij had de grootste fout gemaakt die een geheimagent kon maken. Door de verdenkingen hard op uit te spreken, had hij bewezen dat hij schuldig was. Hij had helemaal niks van die verdenkingen moeten afweten.
Ze hief haar pistool en haalde de trekker over. Drie keer achter elkaar schoot ze in zijn borst. Ze zou de blik in zijn ogen nooit meer vergeten. Hij keek haar aan alsof hij wist dat hij een fout had gemaakt in zijn leugen. En hij keek verrast, hij had niet verwacht dat ze de moed op had kunnen brengen om hem neer te schieten.
Ze voelde de tranen in haar ogen branden. Tranen van onbegrip, dat hij tegen haar gelogen had al die tijd en tranen van verdriet dat ze hem verloren had. Ze sloot haar oogleden en haalde diep adem. Het was voorbij. Ze had het plan uitgevoerd, ze had haar taak volbracht.
Dacht ze. Met een harde stoot tegen borst werd ze op de grond gegooid. Ze sperde haar ogen wijd open en zag tot haar grote schok hem boven op haar zitten. Zijn hand lag in een vuist op haar borstkas. Ze viel bijna flauw toen ze zag dat hij het handvat van een mes in zijn hand had. Het lemmet was dwars door haar kleren heen gegaan.
'Ik heb je beschoten,' fluisterde ze zachtjes, 'je hoort dood te zijn.'
'Zie jij ergens bloed?' zei hij met glimmende ogen van triomf.
Ze lied haar ogen over zijn romp glijden. Ze bleven haken bij de plek waar drie kogelgaten zaten. Geen bloed.
'Hoe?' stootte ze uit. Toen herinnerde ze zich weer dat hij zijn werkkleding nog droeg.
'Kogelvrij vest,' zeiden ze tegelijkertijd.
Hij duwde het mes nog iets dieper, waardoor ze een pijnkreet slaakte.
'Voor een geheimagente die al tien jaar in dienst zit, had ik wel wat meer nauwkeurigheid verwacht. Controleer altijd of je slachtoffer dood is, Z. Een van de eerste lessen die we leerden, weetje nog?'
Hij draaide zich om om het pistool van de grond te pakken die ze van de schrik had laten vallen.
Ze greep haar kans. Ze rukte het mes uit haar borst en gooide het in de bosjes. Die zou ze nu niet nodig hebben. Ze sprong achter op zijn rug waardoor hij plat naar voren viel. Ze greep zijn haar vast, maar kreeg geen grip omdat het glad was van de gel. Dus greep ze naar zijn oren, die ze fijn kneep tussen haar vuisten. Hij schreeuwde het uit van pijn en woede. Ze mepte zijn hoofd een paar keer snel achter elkaar tegen de grond, waardoor hij zijn best moest doen om bij bewustzijn te blijven.
'Je bent niet de enige die een kogelvrij vest draagt, klootzak,' siste ze in zijn knalrood geworden oor.
Ze liet hem los en raapte het pistool op. Ondertussen was hij al op krachten gekomen en rolde hij zo dat zij onder hem kwam te liggen. Geschrokken keek ze in zijn bebloede gezicht. Zijn lip was gescheurd en zijn neus stond onnatuurlijk scheef. Met zijn blik vol inspanning en woede hief hij zijn vuist en liet die hard neerkomen in haar gezicht. Ze slaakte een kreet die de vogels uit de bomen deed opvliegen. In een reflex liet ze het pistool los. Hij hief zijn vuist nog een keer, maar ze kon net op tijd weg rollen om hem te ontwijken. Ze sprong op, klaar om de volgende klappen te ontwijken. Hij was net als haar heel snel, ze moest haar best doen om zijn aanvallen af te weren en zelf aan te vallen. Z
e waren aan elkaar gewaagd. Heel erg aan elkaar gewaagd. Allebei in topconditie, allebei meedogenloos als ze eenmaal aan het vechten waren en allebei waren ze zeer dodelijk. Zoals ze tegenover elkaar stonden, zoals ze hun bewegingen op elkaar afstemden, leek het net een dans. Een dodendans. Een van hen zou het die avond niet overleven. Een van hen hoefde maar een steek te laten vallen en het was voorbij.
Haar vuurrode haar plakte in haar bezwete en beschadigde gezicht maar ze vocht alsof ze er niks van merkte.
Zijn neus hing er zielig schreef bij, en het zou verschrikkelijk pijn moeten doen. Maar ook hij liet zich niet afleiden door de pijn. Hiervoor waren ze getraind: vechten, in wat voor een omstandigheid ze ook mankeerden.
Hij haalde met zijn voet uit naar haar borst in een karate trap. Ze zag hem aankomen en greep zijn voet vast, die ze hard omdraaide en tegelijkertijd omhoog trok. Hij schoot onderuit en viel op het vochtige gras. Hij greep naar haar enkels, maar ze maakte een duik naar voren en rolde vervolgens soepel in een koprol over de grond. Hij maakte zich al gereed voor de volgende aanval, tot hij zag wat ze in haar hand had. Tijdens de koprol had ze het geweer gepakt en op hem gericht. Hij stond als versteend aan de grond genageld. Ze keken elkaar hijgend van de inspanning aan.
'Dit keer mis ik niet,' zei ze hard op, alsof ze bang was dat hij haar niet zou horen.
'Ik weet het,' zei hij alleen maar.
'Nog een paar laatste woorden?' vroeg ze zacht.
'Ik hou van je.'
Die woorden schokte haar. Ze liet het geweer bijna uit haar handen vallen. Ze kon niet geloven dat ze dat uit zijn mond had horen komen. Hij hield van haar? Het was toch geen act geweest? Door zijn woorden verloor ze een paar seconden haar concentratie.
Hij merkte dat meteen en sprong op en als een haas zo snel spurtte hij weg. Ze twijfelde geen seconde en zette de achtervolging in. Hij sprong behendig tussen de bomen door, ondanks dat het zo donker was dat hij bijna niks kon zien. Zij had er nog grotere moeite mee, aangezien ze niet alleen uit moest kijken waar ze haar voeten neerzette, maar ook moest ze hem niet uit het oog verliezen. En aangezien hij geen opvallende kleren droeg maar een donkerblauw pak hielp dat ook niet bepaald. De achtervolging door het duister voelde voor hun als een eeuwigheid. Afgesneden van de bewoonde wereld, in een donker en verlaten bos. Ze waren afgemat. Zanara wenste dat ze niet getwijfeld had en hem meteen had uitgeschakeld. Hij had haar dan geen lichamelijke en geestelijke pijn kunnen doen. Nou zou ze zich voor altijd afvragen of hij zijn woorden had gemeend. En ze moest nu ervoor zorgen dat ze alsnog de opdracht voltooide, wat haar veel meer moeite koste dan het aanhankelijk gekost zou hebben. Toen ze lichtjes voorbij zag schieten in de verte, werd haar schuldgevoel nog groter. Een autoweg. Dat zou voor hem de ideale situatie creëren om te ontsnappen. En ja hoor, hij rende er naartoe alsof hij haar gedachten had gelezen. Ze probeerde haar pas te versnellen, maar de afstand tussen hen bleef even groot. Ze zou het nooit kunnen overbruggen voor hij bij de weg zou zijn.
Hij was altijd al sneller geweest dan haar. Tijdens trainingen was hij de snelste hen allemaal geweest. Daarom werd hij altijd ingezet op missies waarbij het van levensbelang was dat de agent kon rennen als een racepaard.
Zij kon niet uitzonderlijk hard rennen, maar slecht was ze er ook weer niet in.
Dertig meter voor de autoweg struikelde hij. Hij viel voorover, en het koste hem een paar seconden van zijn voorsprong voor hij weer op stond en verder vluchtte. Ze was door zijn misstap twintig meter op hem ingelopen. Ze hoefde alleen nog maar het geweer op zijn achterhoofd te richten en hem neerschieten. Tot haar grote opluchting was er geen auto op de weg te bekennen. Hij stak over, maar voordat hij het bos weer kon inschieten, had ze de trekker al overgehaald. De kogel boorde zich in zijn schedel en dode hem meteen. En daar stond ze dan, bibberend op haar benen op het asfalt. Bezweet en beschadigd in het oranje kleurige licht van de straatlantarens. Ze liet de arm met het pistool langs haar middel vallen. Ze had hem neergeschoten. En aan de wijnkleurige plas bloed te zien zou ze hem voor altijd kwijt zijn. Ze sloot haar ogen en probeerde de tranen tegen te houden die op kwamen zetten. Hij was het niet waard, sprak ze zichzelf toe. De man had haar bedrogen, al die tijd. Ze was beter af zonder hem. En niet alleen zij was er beter af zonder hem, de hele wereld was dat. Voor veel onschuldige mensen was het al te laat, maar dankzij haar kon hij niet meer slachtoffers maken. Ja, ze moest blij zijn, gelukkig zijn dat hij van de aardbodem verdwenen was. 'Je hebt niet meer dan onhel met je meegebracht,' zei ze tegen het lijk, om zichzelf er van te overtuigen dat het zo was.
Maar ze wist dat ze tegen zichzelf loog. Herinneringen van al hun diepzinnige gesprekken, plezierige etentjes, liefdevolle vrijpartijen, romantische zonsondergangen en noem maar op, hadden haar gelukkig gemaakt. Ook al was het allemaal een leugen geweest, ze had er van genoten en ze had het nooit willen missen. Ze zoog haar longen vol met lucht en glimlachte. Ze zou die gelukkige momenten koesteren zolang ze nog leefde. Vergeten dat het leugens waren geweest. Soms kan de waarheid meer kapot maken dan bedrog.
Ze zou hem dan ook herinneren als de man zoals ze hem kende, als een goed man. Lang kon ze zich niet aan die belofte houden. Want net op het moment dat ze haar ogen opende en een licht in haar rechterooghoek zag oplichten, besefte ze te laat dat ze nog midden op de weg stond. Een harde klap volgde, waarop ze de eeuwige duisternis werd ingezogen.