
‘Ik was een buitenrit aan het maken, ik en Rénoud hadden ruzie gehad, en ik toen was er boos op Síra vandoor gegaan. Ik reed langs de rivier en ik hoorde een paar honderd meter verder een gil. Ik dacht dat jij het was, maar ik twijfelde omdat ik dacht dat jij op je kamer was.. Ik ging toch maar even kijken en ik draafde naar de plek waar ik dacht dat de gil vandaan kwam. Er kwam een wit paard op me afgegaloppeerd en ik herkende meteen Destiny, het paard dat aan jou toegewezen was. Toen wist ik zeker dat jij degene van de gil moest zijn, dus ik reed in volle galop naar de plek waar het geluid vandaan kwam. Ik trof je bewusteloos aan, met je bebloede hoofd op een uitstekende, grote steen. Ik heb je op mijn paard getild en naar deze hut gebracht, die altijd als ziekenhut gebruikt word door ons, voor het geval het te ver tillen is naar de villa van Jacob. En het was in een keer heel hard gaan regenen, waardoor ik bijna geen hand voor ogen zag.. Toen jij in deze hut lag reed ik weer terug om Destiny te zoeken, maar ze was nergens te bekennen. Ik trof alleen het aangevreten lijk van Bertus aan op een veld. Het veld waar ik een paar jaar geleden de ridders vermoord had zien worden, het veld waar ik een ridder van heb gered. Ik hoorde later van Alexander dat je met Boris op buitenrit zou gaan. Ik had jou dicht bij dat veld aangetroffen.. Wat is er gebeurt Gwen?’ Ik denk diep na, maar mijn hoofd is nog steeds een grote brei. Ik had de afgelopen dagen veel op een rijtje weten te zetten, maar wat er was gebeurt kon ik me niet herinneren. Ik schud mijn hoofd, ‘ik weet het niet meer, het is zo vaag...’ Hij slaat zijn armen om me heen en hij drukt een kus op mijn voorhoofd, ‘Wist je dat er op dat veld altijd overvallen worden gepleegd? Het is een verdoemde plek, hij had daar nooit mogen komen met jou..’ Ik knik. ‘Trouwens, denk je dat je in staat bent weer te rijden?’ vraagt hij en hij staat op. ‘Ik denk het wel, ik kan weer helder nadenken, alleen wat er gebeurt is voor je me hier bracht weet ik niet meer,’ antwoord ik. Hij knikt begrijpend. ‘Zal ik de paarden dan maar zadelen?’ Ik kijk hem verbaast aan. ‘Waar gaan we dan heen?’ ‘Terug naar Jacob, Gwen.’ ‘Wie is Jacob?’ Hij gaat voor mij op zijn hurken zitten en hij strijkt een hand langs mijn gezicht. ‘Denk diep na, Gwen....’ Ik graaf in mijn geheugen, maar al mijn herinnering liggen verscholen onder een dikke mist. ‘Je herkent hem wel als je hem weerziet Gwen, vertrouw me maar.’ ‘Maar waarom Valko, waarom moet ik terug, waarom moeten wij terug? Waarom niet wij twee, gelukkig, hieeeeeer?’ ‘Je bent getrouwd Gwen, je man mist je!’ schreeuwt hij uit. Ik zie aan zijn gezicht dat hij het een afschuwelijk idee vind, maar dat hij geen andere keus heeft. ‘Wat kan hem me schelen Valko, ik herinner me hem niet eens!’ schreeuw ik vol afschuw. Hij schud zijn hoofd en richt zijn ogen op de grond. ‘Mij herinnerde je je ook niet Gwen, weet je nog?’ fluisterde hij gekwetst. ‘Maar nu wel Valko, en mijn hart zegt dat ik altijd al van je gehouden heb.’ Ik neem zijn gezicht tussen mijn handen en kus hem hartstochtelijk op zijn mond. Zijn gespannen lichaam verslapt in mijn armen en hij laat zich meevoeren. Genietend sluit mijn ogen. Hij omhelst me en ik voel hoe zijn mondhoeken omhoog krullen tegen de mijne, zonder de kus te onderbreken. Zo intens gelukkig. Nog nooit van mijn leven, heb ik me zo intens gelukkig gevoeld, me zo verbonden gevoeld met iemand. Alles vervaagt, alleen ik en hij. Alleen hij en ik. Intens gelukkig. In een harde duw word ik tegen de muur aan geduwd. Ik stoot mijn hoofd tegen het gesplinterde hout en ik open mijn ogen. Valko kijkt me vol afschuw aan en dan kijkt hij naar zijn handen, die net me net nog omhelst hadden. Hij springt op en beent stijf naar de ingang van de hut. ‘Ik zadel de paarden, pak de spullen bij mekaar,’ snauwt hij. De deur wordt met een klap dichtgegooid. Alleen. Ik zucht en ik pak de spullen die over de vochtige vloer verspreid liggen. Ik pak een doek, leg de spullen erop en bind het bij elkaar. Alles lijkt vanzelf te gaan, nog steeds is shock van wat er net gebeurt was. Hoe hij me van zich afgeduwd had, naar me gekeken had alsof ik afval was... Houd hij niet meer van me? Heeft hij überhaupt ooit van me gehouden? Heb ik me alles verbeeld? Was alles een groot toneelspel, om mij gelukkig te houden? Ik schud mijn hoofd, ik kan het gewoon niet bevatten. Er word op de deur geklopt. ‘Ben je klaar,’ snauwt Valko. Zonder mijn antwoord af te wachten, gaat hij verder, ‘Ik ga, als je nu niet komt ga ik zonder jou.’ Ik hoor hoe hij weg loopt en ik pak mijn spullen bij elkaar, en loop naar de ingang van de hut. Ik kijk nog een keer achterom naar mijn slaapplaats. De plek waar ik heel even dacht mijn geluk gevonden te hebben en het net zo snel weer verloren heb. Dan draai ik me om en loop naar Valko en de paarden toe. Die al klaar staan voor de reis terug.
Zwijgend stappen we door het bos. De bomen lijken veel groener te zijn geworden in een week. Het ligt er allemaal vredig bij. Tussen de bomen door kijken twee herten ons aan. Dan rennen ze weg. Ik kijk naar boven, de boomtoppen door, naar de zon. Ik kijk naar Valko,maar van zijn gezicht valt geen emotie af te lezen. Hij staart zwijgend voor zich uit. De paarden stappen rustig en vredig over het bospad. Het is een warme dag. Alles zou perfect zijn als er niet zo’n gespannen sfeer tussen Valko en mij hing. Waarschijnlijk zou het hem niks kunnen schelen als ik ervandoor ging, zou hij het niet eens merken.. Ik spoor mijn paard aan en als snel loopt het in draf. Automatisch volgt Valko’s paard. Rustig en beheerst draaft hij mee. Verderop tussen de bomen zie ik water glinsteren. Een meer! Ik heb nu wel zin in een verfrissende duik. We hebben al een halve dag gereden onder de warme zon. Ik spoor mijn paard aan tot het in rengalop door de bomen door vliegt. We komen bij het meer aan mijn paard rent het water in tot het niet meer op de bodem kan staan. Mijn paard zwemt verder en ik geniet van het verkoelende water en de schommelende beweging van het paard. Ik strek mijn armen en laat mijn handen door het water glijden. Mijn paard heeft weer vaste grond onder de voeten en galoppeert het water uit. Aan de oever komt het paard tot stilstand en schud al het water van zich af. Ik word bijna uit het zadel geworpen en druppels water spatten in mijn gezicht. Ik lach en stap af, zodat het paard in het zand kan rollen. Ik wring mijn kleren uit en kijk zoekend om me heen. Waar is Valko gebleven? Hij reed net nog naast me.. Het paard is opgestaan en alle spullen zijn zanderig. Ik veeg het zand van het zadel en stijg op, zodat ik een beter zicht op de omgeving heb. Ik kijk om me heen maar Valko en het bruine paard waar hij op reed zijn nergens te bekennen. Ik houd mijn hoofd schuin en tuur tussen de bomen door die voor mij liggen. Niks. Ik schrik van opvliegende vogels achter mij en ik draai me met een ruk om. Een bruin paardenhoofd komt boven water en het zwemt door het meer tot dat het weer de vaste bodem onder zijn hoeven heeft gevonden. Valko’s hoofd komt proestend boven water. In zijn haar zitten algen en dode bladeren. Water loopt over zijn gezicht uit zijn natte haren. Hij proest nog een keer en dan spuugt hij water uit. Ik probeer mijn lach in te houden, maar even later barst ik toch in lachen uit. Hij kijkt me chagrijnig aan en dan lacht hij ook. ‘Kan ik er wat aan doen dat mijn paard kleiner is dan die van jou!’ lacht hij. Eenmaal op de oever laat het paard zich op de grond zakken en Valko stijgt snel af om niet onder het rollende paard geplet te worden. Hij knijpt zijn natte kleren uit en dan kijkt hij me liefdevol aan. Ik hou van je Gwen, meer dan ik ooit van iemand heb gehouden. Ik ook van jou, fluister ik. Hij lacht weer naar me met een ondeugende lach. ‘Grapje!’ zegt hij en hij trekt me uit het zadel zodat ik in zijn armen val. Dan rent hij het meer in en laat me vallen in het water. Ik ga kopje onder en dan word ik weer boven water geteeld. ‘Grapjas,’ fluister ik, en ik kijk hem in de ogen. Hij buigt zijn gezicht over de mijne heen en hij kijkt naar mijn lippen. Ik sla mijn slag en sla mijn armen om zijn nek en gooi me met al mijn gewicht naar achteren. Hij verwachtte mijn aanval niet en valt samen met mij voorover in het water.
Lachend komen we samen boven water. We kijken elkaar lachend aan. Ik stap naar voren en kijk hem nog indringender aan. Hij neemt de laatste stappen en dan neemt hij me in een stevige omhelzing. Ik sla mijn armen om hem heen en hij drukt zijn voorhoofd in mijn nek. Een siddering trekt door mijn lichaam, en hij druk me nog steviger tegen zich aan. Tranen lopen over mijn wangen, opluchting, liefde en onbegrip stroomt door mijn aderen. ‘Waarom mogen we niet bij elkaar blijven, voor eeuwig aan elkaar gebonden?’ fluistert hij. ‘Het lot rukt ons uit elkaar.’ Hij slikt en ik voel hoe zijn tranen mijn rug raken. ‘Dat hoeft niet zo ze zijn, Valko.’ Ik klauw mijn vingers in zijn rug. Ik weet dat ik tegen mezelf lieg, tegen ons lieg, want ik weet dat hij gelijk heeft. We zullen nooit bij elkaar kunnen zijn, elkaar liefhebben, nooit... ‘Ik hou van je Gwen, als je dat maar weet, twijfel daar nooit aan, je zal in mijn hart altijd bij me blijven. ‘Ik hou ook van jou Valko, en dat zal altijd zo blijven.’ Ik sluit mijn ogen en geniet tot laatste moment van de omhelzing.