
Mijn zwaktste punt, als ik niks kan bedenken ga ik maar door en schrijf hem later.

Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
Citaat:10. Write about something that happened to you as child
“Nee, jij belt aan, ik ben niet gek! Die man blijkt echt gestoord te zijn!” Ciara springt opzij zodat ik bij de deurbel kan komen. “Phoe,”, zeg ik stoer, “dat zal wel meevallen hoor.” Ik haal mijn hand uit mijn zak en reik naar de bel, Ciara zet zich schrap richting de steeg om weg te rennen. Adem in, adem uit…
Een schelle bel klinkt door de straat, uit reflex keer ik om en ren ik Ciara op de hielen de steeg in.
Struikelend en hijgend spring ik door de bladeren. Ciara lacht en slaat op haar knie; “Dat hebben we maar-“ Abrupt grijp ik naar haar mond en ga op mijn slechte gehoor af. In de verte klinkt een verwarde, maar vooral woeste man. De voetstappen naderen en in paniek spring ik langs Ciara om een weg in de bosjes te creeëren. “Wiens idee was dit? oliebol, hij is echt gestoord.” Ik hoor Ciara achter me, in paniek zeggen dat ik moet opschieten. Zij is hier net wat behendiger in, dus loyaal als ik ben, laat ik haar voor.
Takken kraken en mijn hart slaat in mijn keel. Achter me klinkt een hoop gevloek, met een glimp achterom kijkend zie ik de man op badslippers de bosjes in springen. “Ciara, hij gaat serieus de bosjes in!”, sis ik tegen haar. “Ja, heb jij een beter idee?” De angst in haar stem is duidelijk hoorbaar. Ik denk snel na, mijn ogen schieten door de bosjes, langs de man. “Kiki, naar links over een paar meter loopt dat weggetje van die jongens, misschien kunnen we er doorheen springen!”, roep ik. De man achter me schreeuwt een verstrooide “Nee!”, maar voordat Ciara zich kan bedenken duw ik haar naar verder.
Voorspelbaar als wat struikel ik vlak voor de ingang, Ciara is al dieper de bosjes in gesprongen. “Cia-arghh!”, mijn kraag snijdt in mijn keel en ik reik naar mijn keel. Op de grond zie ik de badslippers van ons slachtoffer, maar nu ben ik het slachtoffer. “Hoe durven jullie, vervelende rotkinderen, is een keer per dag aanbellen niet genoeg?”, brengt de man uit, zijn consumptie belandt in mijn nek. Hij grijpt mijn arm en laat mijn kraag los, waardoor ik weer kan staan en ademhalen. De man kijkt verwildert in mijn ogen en wacht op een verklaring terwijl hij me door elkaar schudt. “Wij hebben maar een keer aangebeld…” De man geeft me een klap; “Nonsens!”
Alsof het gepland was scheurt de mouw van mijn jas en val ik naar achter. Verbaasd zie ik de man naar mijn mouw kijken, terwijl ik overeind klim. “Adeju!” Ik draai me om en spring het weggetje in, gemaakt door en voor de ‘Strijders’. Ookwel de deugnieten, kinderen. Hijgend spring ik het pad op, de man zie ik in mijn ooghoek bij de steeg weer naar buiten komen. Zonder te twijfelen ren ik het veld over, naar de andere kant van het park, naar onze veilige boom. Ciara slaakt een opgeluchte kreet en raagt naar mijn mouw en de rode plek op mijn gezicht. “Dat,”, zeg ik trillend. “leg ik zo uit, nu wil ik veilig naar mijn plekje, zonder volwassenen, bovenin.” Ik wijs naar boven. Ciara steekt haar hand op en uitgeput en grijnzend geef ik haar een high-five.
Citaat:11. Write a story for kids
272 woorden, lijken er wel minder!
Zie je die blonde jongen daar? Ja hij! Dat is Tim, zeg maar even hallo tegen Tim. Tim gaat naar oma om zijn fiets te laten zien. Gister is hij zeven geworden en nu mag hij samen met papa fietsen! Leuk hè? Fiets je met Tim mee, dat vindt hij vast leuk!
Tim doet een helm op, zodat hij geen pijn krijgt als hij zou vallen. Super slim van papa toch? En de helm is ook hartstikke mooi, met auto’s er op! Papa zegt dat ze kunnen gaan, dus geeft mama een kus. “Gatver”, zegt Tim, maar oeps, mama geeft hem ook al een kus! Snel haalt hij een hand over zijn wang en stapt op zijn mooie fiets. Naast papa fietsen de straat uit, laten we snel zijn, anders raken we ze kwijt!
Papa houdt Tim af en toe vast als er een auto aankomt, want Tim kan nog niet zo goed fietsen. Ooit wordt hij net zo goed als papa, vindt Tim! Maar wat duurt dat fietsen lang! Tim wordt moe. “Papa, mijn benen zijn moe.”, zegt hij tegen papa. Papa is lief en duwt Tim de rit vooruit. Dan komen ze aan bij oma. Zij staat als blij te zwaaien voor de deur! Tim is super trots en laat zijn fiets snel zien! Zelfs de toeter die papa op zijn stuur heeft gedaan. Vind jij oma ook zo lief? Oma loopt naar binnen. Wat gaat ze nou doen, Tim? “Ze gaat koekjes halen.”, zegt Tim. Ja, oma komt met een grote bak vol koekjes weer naar buiten! Wat een leuke verjaardag heeft Tim!
Citaat:12. Write a scary story/13. Write a romantic story
1188 woorden![]()
De deur kraakt wanneer de vriendengroep hun Bungalow binnengaat. “Jakkie, wat een eng geluid!”, zegt Steff die voorop loopt. De rest volgt Steff naar binnen en ze beginnen de muur af te tasten naar de lichtknop. Het licht flikkert even wanneer Amy de knop heeft gevonden en ingedrukt. De vier jongeren kijken om zich heen; een eettafel met klapstoelen, een klein fornuis en achter de muskietennetten staan vier gammele bedden. “Juist,”, zegt de blonde meid. “dit is dus creepy.” Steff lacht en klopt Amy op haar schouders. “Je hoeft nergens bang voor te zijn, er zijn drie supersterke jongens bij je!” Steff wijst met extra duidelijkheid op zichzelf. De andere jongens lachen maar Amy rolt alleen met haar ogen, duidelijk niet gerustgesteld. Jonas en Steff maken het zichzelf gemakkelijk en grijpen een biertje uit hun tas. Mike kijkt verwijtend naar de twee jongens. Amy sust hem voordat hij er wat over kan zeggen; Amy wil geen ruzie, niet op vakantie. “Jongens,” Amy kijkt wat moeilijk naar de deur. “die deur kan toch zeker wel op slot?..” Jonas schudt zijn hoofd. “Nee, het is een bungalow, net als een tent zit hier geen slot op.” Hij neemt een slok Heiniken en gooit zijn voeten op tafel, wat een doffe klap geeft. Amy blijft naar de deur staren. “Er gebeurt heus niks, we zijn op een camping!”, zegt Steff nu, net voordat Mike het kan zeggen. De andere twee knikken instemmend en Mike steekt zijn duim op. Met een hol gevoel in haar maag begint Amy als enige de hut op orde te brengen. Wanneer de jongens hun pestkaarten tevoorschijn halen sluit Amy zich aan rond de tafel en neemt zeven kaarten in ontvangst. Ze draait haar kaarten om en bekijkt ze allemaal, een schoppen vier, een harten A, nog een schoppen tien… Amy slaakt een gil en laat haar kaarten vallen. Met een bleek gezicht staart ze naar de kaarten, ze dacht dat ze iets op de vierde kaart zag staan. “Euhm, Amy?”, vraagt Jonas die haar verbaasd aankijkt. “Voel je, je wel goed, Eem?” Mike kijkt haar aan en wacht op antwoord. Amy lijkt weer helder te worden en antwoord verdwaast dat een van de kaarten een masker met bloed bevatte. Steff slaat zijn ogen neer. “Amy, volgens mij ben je echt in de war. Anders ga jij toch naar bed?” Ze schudt haar hoofd, zij verbeelde zich niks. “Die kaart, daar rechts, voor je neus, eikel.”, zegt ze geïrriteerd en beledigt. Steff zucht en pakt de kaart die Amy aanwijst, even kijkt hij verwondert maar dan draait hij hem om. “Een harten drie, hartstikke eng, Amy.” Hij knipoogt en geeft de kaart terug. Vol afschuw draait ze de kaart een paar in haar hand, maar de harten drie blijft staan. “Weet je,” besluit Amy terwijl ze opstaat en haar stoel aanschuift. “jullie hebben gelijk, ik ga naar bed.” Amy wuift en ontvangt van Mike en Jonas nog een “Welterusten!” als ze achter het muskietennet stapt. Steff staart naar de schim die zichtbaar is achter de klamboe van Amy. Mag hij wel gluren? Hij kan er ook niks aan doen dat ze zich daar moet omkleden. Jonas knipt in zijn vingers en grijnst. “Let je op, kerel, ’t is jouw beurt hoor, zwijmelkop!” Steff grijnst tevreden en gooit zijn Joker op. “Meen je dit nou serieus?”, grapt Jonas terwijl hij Steff schuldbewust aankijkt. “Jup, bemoeial.” Steff wrijft tevreden in zijn handen en ziet Amy achter het muskietennet op bed ploffen.
Het is muisstil in de oude bungalow, de lantaarnpaal van het pad straalt een zielig lichtje uit om verdwaalde nachtgangers naar de toiletten te brengen. Behalve ruisende bomen en het geronk van Mike hoor je niks. Amy ligt al de hele nacht wakker, ze deed alsof toen de jongens zachtjes omkleedde en in hun boxers naast Amy gingen liggen. Amy kon geen oog dicht doen en probeert zich te kalmeren door naar Mike’s ademhaling te luisteren, maar als ze ook maar iets hoort stijgt haar hartslag en moet ze zich inhouden Steff niet wakker te maken. Ze maakt haar blik los van het plafond en kijkt naar Steff, die rustig en stil met zijn gezicht naar haar toe ligt. Even hoort ze weer wat, waarschijnlijk een muis of ander klein zoogdier die de kruimels van de vloer opeet. Ze hoort haar hartslag kloppen en probeert zich daarop te focussen. Haar heimwee is nu al begonnen terwijl ze bij haar beste vrienden is. “Steff…”, besluit Amy toch fluisterend. “Steff alsjeblieft…” Ze trekt zachtjes aan zijn deken en bijt op haar lip. Na enkele seconden opent hij slaperig zijn ogen; “Huh, wat?”, zegt hij met een schorre ochtendstem, terwijl hij zijn ogen halfopen houdt. “Euhm.”, Amy slikt en bedenkt wat ze wilt zeggen. “Mag ik tegen je aan liggen?..” Steff antwoord slaapdronken “Ja” en houdt zijn deken omhoog, Amy zucht opgelucht en kruipt onder zijn deken. De warmte omarmd haar en tevreden laat ze haar gezicht op zijn kussen vallen. Enkele seconden ligt Steff stil, maar daarna tilt hij zijn arm om haar heen houdt taille vast. Hij weet dat Amy het goedkeurt wanneer ze als een bolletje tegen hem aan kruipt.
Wanneer Amy eindelijk gerust in slaap valt hoort ze ergens ver weg Mike praten. Zijn stem klinkt ver weg en twijfelend. “Wat is dat gekraak?”, hoort ze Mike zeggen, nu weet ze dat ze niet droomt. In een schok is ze wakker en spitst haar horen. Zacht gekraak vult de bungalow en de schim van Mike die recht op zit in bed geeft Amy een rilling. “Mike,”, fluistert ze haast onhoorbaar. “Mike! Wat is dat gekraak?”, sist ze nu duidelijk geschrokken. Stef beweegt en Amy kijkt om. Hij wrijft in zijn ogen en gaat net als Mike recht op zitten. Jonas slaapt als een blok door het geroezemoes heen en geeft geen kik. “Ik heb echt geen flauw idee!” Mike klinkt een beetje opgejaagd, maar fluistert er snel achter aan. “Laten we luisteren, als het niet stopt kijk ik zo even met Steff, hij…” Abrupt stopt hij met praten. Amy ziet zijn ogen glinsteren terwijl hij haar aankijkt. “Nu niet.”, mompelt een slaperige Steff die zijn vinger tegen zijn mond houdt. Het is enkele seconden doodstil, tot er weer wat kraakt. Geïrriteerd pakt Steff zijn zaklamp en klikt deze aan in de richting van de deur. Amy’s adem stokt als ze de deur op een kier ziet staan. Wanneer er een briesje binnen blaast kraakt de deur. “Mike, serieus, heb je de deur nou niet dicht gedaan nadat je naar het toilet bent geweest?”, zegt Steff met een boze blik op zijn vriend. “Ik, uhm,” Mike weet niet wat hij hier op moet antwoorden dus stapt uit zijn bed en sluit de deur. Hij duwt er nog even expres tegen aan zodat hij goed dicht zit en klimt weer door de klamboe. “nu wel ja…”, antwoord Mike met een schuldbewuste lach. Amy laat een opgeluchte zucht ontsnappen en draait zich om, ze plant haar hoofd op Steffs borstkas en hoort Mike en Steff hevig discussiëren over de deur tot ze in slaap valt.
Citaat:14. A story set up in the old west
643 woorden
Oplaaiend stof en zand verbergt de mannen te paard die in galop het kleine dorp verlaten. Bruine, schichtige ogen achtervolgen de schimmen tot ze niet meer te zien zijn aan de horizon en knipperen tegen de felle zon. De vrouw kijkt vanaf haar achtjarige ruin toe hoe de rust terugkeert en de mensen weer verdergaan met wat ze bezighield. “Sally!”, klinkt een uitgeputte stem achter de jongvolwassenen. Sally draait haar paard met een simpele teugelhulp om en kijkt recht in het verrimpelde gezicht van een oude man. “Vader, wat brengt u hier op dit tijdstip?”, vraagt ze terwijl ze naar de ondergaande gloed van de zon kijkt en zijn blik ontwijkt. “Je moet begrijpen,” vervolgt de grijze man, terwijl hij met klikkend geluid van ronddraaiende sporen naar zijn dochter toeloopt. “dat het een noodzaak is om de waterbron weer vrij te maken, zelfs nu deze bezet wordt gehouden.” Hij zucht en volgt zijn dochters blik. “Je wilt mee, is het niet?”, zegt hij plots met een serieuze, strenge ondertoon. Sally kijkt zijn vader verbouwereerd aan en fronst haar wenkbrauwen. “Verbaast het u?” Ze kijkt weg strijkt de blonde manen van haar paard. “Nee, je lijkt op je moeder…” Sally’s vader stottert in deze laatste zin en weerhoudt zich ervan in zijn dochters gezicht te kijken. Met een geschokte indruk staart Sally naar de blauwe ogen van de oude man. Haar moeder was een paar jaar geleden gestorven, ze was zestien jaar oud en heeft er nooit veel over gepraat. De oude Sheriff schudt zijn hoofd en beent het kleine kantoor binnen. Alsof Sally een klap tegen haar hoofd heeft gekregen staart ze moedeloos naar de ondergaande zon. Haar vader sprak alsof het een negatieve eigenschap van haar moeder was geweest en leek duidelijk ongerust. Sally’s ogen trokken zich tot spleetjes toen ze haar paard aanspoorde en het stof op haar beurt een dichte muur vormde om haar heen, terwijl ze richting de oranje gloed galoppeerden.
Het ronkende geluid die Storm maakte terwijl ze over de steppe vlogen was samen met hard hoefgetrappel het enige wat Sally die avond hoorde. De zon verdween voor haar neus en maakte plaats voor een donkere hemel, overvol aan heldere sterren die haar de weg naar het Noorden zouden wijzen. Wanneer ze een oase passeerden zag ze verscheidene jongens rond hun vuur zitten en hun paarden slaperig aan hun teugels vaststaan. Hun zadels stonden tegen elkaar aan in het droge gras en de jongens keken toe hoe Sally vaart minderde. “Sally?” Een van de mannen stond op van het vuur en keek naar de zwaar hijgende ruin. “Wat moet jij hier in vredesnaam? Waarom ben je ons gevolgd?”, vroeg hij met een duidelijke schok in zijn ogen. “Ik ga mee,” Sally sprong van Storm af en klopte over zijn hals. “ik weet veel beter hoe je met die lui moet onderhandelen.” De mond van de jonge man viel open maar hij sloot hem voordat hij wat wilde zeggen. Storm volgde Sally gehoorzaam naar de andere paarden en werd vastgezet. “Dat kan toch niet?..” De mannen op de achtergrond waren stil geworden en volgde de discussie tussen broer en zus met ingehouden adem. “Blijkbaar wel, aangezien vader me niet tegenhield.”, eindigde Sally de discussie. Ze liet haar broer verbaasd achter en ging naast de anderen om het vuur zitten. Ze wisselden elkaar de hele nacht geen woord en pas toen de zon achter Sally’s rug opkwam zei ze de mannen gedag. Storm keek naar zijn ruiter toen ze hem naderde en liet zich opzadelen. “Sally, wat ga je nou weer doen?”, hoort ze opeens achter zich. “Mick, we moeten haasten, snap je dat niet?” Maar aan zijn rollende ogen te zien begreep hij het inderdaad niet. De rest leek Sally wel serieus te nemen en haastte zich naar hun paard.
Citaat:15. Write a story during a battle
414 woorden![]()
De spreuk van de jonge tovenaar werd door de dooddoener weg gekaatst en veroorzaakte een doffe knal die de twee meer uit elkaar dreef. Terwijl David overeind probeerde te komen schoten er verschillende vloeken rakelings langs de jonge Griffoendor. Met zijn 23 centimeter lange toverstok tussen zijn bebloede vingers geklemd liet hij de tegenstander niet uit het oog verliezen. Het krankzinnige gelach en verminkte gezicht van de dooddoener stuurde een absurd gevoel over het veld, met een vreselijke sfeer van een nabije dood. Zijn ogen rolde vreemd in de blauwe oogkassen terwijl hij zijn lip aflikte en nog een spreuk naar Davids hoofd wierp. David wist deze net te ontwijken door een beschermende spreuk als een schild voor zich te laten verschijnen en er achter te schuilen. “Everte Statum!”, roept David direct daarna. De dooddoener kan de spreuk niet op tijd afweren en valt tollend naar achteren. Uit reflex houdt de man zijn toverstok voor om de volgende spreuk af te weren. “Paralitis!” “Enervatio, Paralitis!”, schreeuwt David bulderend wanneer de lamstralen op hem af schieten.
Uit angst voor een te snelle reactie van de dooddoener, die nu weer gehavend op de grond is belandt, strompelt de tovenaar zo snel mogelijk richting de muren van het dorp. Wanneer David bijna de poort bereikt hoort hij dat de dooddoener naast hem vliegt, maar zonder enkele kans op reactie voelt hij de Cruciatusvloek in zijn zenuwen dringen. De pijn is on verstelbaar, alsof al zijn spieren samengeknepen worden en krampen. Het enige wat David nu kan doen is afwachten, terwijl de pijn hem stuiptrekkend en gillend op het vochtige gras houdt. Zwetend met de toverstok in de hand voelt de jonge Griffoendor dat het steeds zwaarder wordt zijn ogen open te houden. Op een zeker moment hoort hij ergens in de verte een bekende, vertrouwde stem, die hem enkele seconden later van de helse pijn verlost door de dooddoener uit zijn concentratie te halen en hem op de grond te gooien. Verdoofd door de pijn blijft David liggen. “David, rennen!” Klinkt er over het veld, uit de mond van de volwassenen die zijn toverstok tegen de dooddoener heeft getrokken. Uit gehoorzaamheid tegenover de tovenaar die net zijn leven redde, staat David bijzonder snel op met zijn ogen nog gesloten. Meerdere spreuken vliegen om zijn oren terwijl hij zijn ogen probeert te openen. Een enorme pijn in zijn hoofd overheerst zijn reflexen en snel duwt hij zijn handen voor zijn gezicht.
Citaat:18 juli 2016 Open up twitter and write a story about the first tweet.
https://pbs.twimg.com/media/CoB8KmqXgAAk8ou.jpg:large
‘Trut!’, ‘Vieze h*er ben je’, ‘Opgerot met jou!’, roepen mijn klasgenoten naar mij terwijl ze langs mijn tafel lopen om het klaslokaal uit te gaan. De leraar, die in zulk soort situaties hoort in te grijpen, is naar het toilet. Het lesuur is immers voorbij en het is het moment om van lokaal te wisselen. Vrij spel voor hun. Ik blijf over mijn schrift heen gebogen en kriebel met mijn pen wat tekens in mijn schrift. ‘Je bent gestoord, je bent hartstikke gek’, met een ruk wordt het schrift onder mijn armen vandaan getrokken en als ik op kijk krijg ik het direct weer terug in mijn gezicht gesmeten. Ze lachen. Ze gieren het uit. Ook mijn boek met harde kaft voel ik tegen mijn hoofd aan komen. Ze lachen nog harder en verlaten als laatste het klaslokaal. Ik voel hoe het papier van mijn schrift sneeën in mijn gezicht heeft gemaakt. Flinke hoofdpijn komt naar boven op de plek waar mijn boek tegen mijn hoofd is geland. Ik sla mijn kaken op elkaar en probeer de tranen binnen te houden. Ik mag mij niet laten kennen. Ze zijn jaloers, zegt mijn moeder keer op keer. Maar is dit echt jaloezie? Onbewust rollen er tranen over mijn wangen. Ze vallen op de witte blaadjes in mijn schrift en zijn vermengd met wat bloed. Snel sta ik op en duw de boeken in mijn tas. De leraar komt de klas in lopen en kijkt verbaasd naar mij. ‘Tamara, is alles oké?’, vraagt hij vriendelijk. Ik knik vlug en zwaai mijn tas op mijn rug en ren het lokaal uit. De leraar verbijsterd achter gelaten.
Ik haal het slot van mijn fiets af en adem diep in. Nog even en dan ben ik hier weer weg. De krassen zijn nog goed te zien in mijn gezicht en ik heb een blauwe plek net boven mijn oog van mijn schoolboek. Ik zie er toegetakeld uit. Niet te spreken over alle wonden, blauwe plekken en andere littekens van alle vorige momenten dat mijn klasgenoten uitvielen tegen mij. Eenmaal veilig van het schoolplein afgefietst raak ik diep verzonken in gedachten. Ik voel een donkere wolk over mijn gedachten heen trekken en staar voor mij uit in het niets. Onbewust neem ik een ander pad richting huis. Pas als ik over een hobbelig bospaadje heen fiets kom ik uit mijn gedachten en staar in het rond om te zien waar ik nu ben. Wat stom, denk ik bij mezelf. Stel er loopt hier iemand die ik van school ken .. wat zullen ze dan met mij doen?
Opnieuw diep in gedachten verzonken fiets ik langzaam verder. Kiezelsteentjes schieten onder mijn wiel vandaan en de wind ruist door de bladeren aan de boom. Stevig fiets ik door en probeer zo snel mogelijk het bos uit te komen. De wind gaat nog harder waaien en een paar flinke windstoten en ik smak tegen de grond aan. Ik voel hoe de vieze modder mijn kleding in trekt en sla met mijn vuist in de modder. ‘WAAROM!’, schreeuw ik uit en voel de tranen in mijn ogen opwellen. Waarom verdien ik dit? Wat doe ik toch verkeerd? Ik snik zachtjes en voel de kracht uit mijn lichaam stromen. De kracht die ik nodig had gehad om overeind te komen. Momenten lang hoor ik enkel de regendruppels op mijn lichaam neer komen en het zachte gesnik dat uit mijn mond komt. Het lijkt alsof ik in een soort trance raak. De geluiden zijn hetzelfde. Mijn lichaam begint gevoelloos te raken.
Plots wordt het standaard riedeltje van de regendruppels en mijn gesnik onderbroken door een heel ander geluid. Een geluid van een voet of een schoen die zich diep de modder in laat zakken. Het geluid volgt langzaam op elkaar en ik probeer de kracht te vinden om overeind te komen. Ga toch recht opzitten, schiet er door mijn hoofd heen. Verman je zelf. Praat je zelf niet ziek. Vluchtig kijk ik om mij heen. Je bent veel meer waard dan jij zelf denkt. Laat ze geen grip op je krijgen. Ik focus op een plek waar meerdere struiken over elkaar heen gebogen hangen. ‘Wie is daar’, fluister ik bijna geluidloos. Mijn mond valt open als er meerdere wolven op verschillende plaatsen het bos uit stappen. Sta op. – Sta voor wie je bent. – Je bent sterker dan je denkt. – Jij kan meer aan dan je denkt., schieten de bemoedigende woorden door mijn hoofd heen. Alleen jij kan dit laten stoppen. Alleen jij. Voor ik het weet zijn de wolven net zo snel weer vertrokken als dat ze gekomen waren. Een warm gevoel vult mijn lichaam en met deze nieuwe kracht en energie sta ik op en vervolg mijn weg naar huis.
Vanaf dat moment is de grote donkere wolk boven mijn hoofd verdwenen. Na jarenlang gepest te zijn kon ik de pesters nu eens een keer een snauw terug geven. Ik werd niet gemeen, zeker niet, maar ik gaf ze geen reden meer om mij zwart te maken. Ik ben niet perfect, maar ik ben Tamara. Ik ben wie ik ben en ik heb net zoveel recht om hier te zijn als ieder ander.
JitskeJeldau schreef:Hij is leuk geworden!!!ben dan toch nieuwsgierig
weet je de spreuken uit je hoofd of moet je googlen? (ben niet zo bekend met hp, maar vind het leuk om te weten hoe jullie in zo'n verhaal stappen. Met hoeveel knowledge bedoel ik dan.)