“Wie ben jij?!” vraagt één van de mannen met een boos gezicht.
“Ik, ik moest...” Ik weet niets te zeggen, ik kan niet zo snel een smoes bedenken. Ik duw de mannen weg en zet het op een lopen. Ik ren, ik ren, ik weet niet eens waar ik heen ren. Het enige waar ik aan denk is dat ik niet gepakt wil worden door die mannen. Op een gegeven moment houd ik het niet meer en stop ik met rennen. Ik sta nu tussen de appelbomen, verderop zie ik een huisje staan. Ik hoor geritsel en naast me is iemand bezig met appels plukken.
Ik ren snel naar het huisje toe, misschien zijn daar mensen die ons willen helpen. Er komt net een man uit het huis gelopen. Hij ziet er groot en sterk uit en heeft een wit hemd aan. “Meneer, help ons! Mijn vrienden en ik worden als slaven gebruikt, verderop!”
De man begint te lachen. “Dacht je dat ik je daarmee zou helpen? Ik run hier zelf een slavenbedrijf! Maar ik kan je wel helpen, je mag voor mij werken, jij en je vrienden hoeven hier alleen maar elke dag in de appelvelden te werken!”
Ik denk goed na. Dat zal beter zijn dan in de mijn te werken. “Dat wil ik, kunt u ons daar weg krijgen?”
De man knikt. “Bij welk bedrijf werk je nu? Bij Petersons?” vraagt de man.
Ik haal mijn schouders op. “Ik weet niet hoe het bedrijf heet,” antwoord ik. “Ik weet alleen dat de eigenaar een mijn in zijn bezit heeft.”
De man begint weer te lachen. “Daar krijg ik je echt niet weg! Die man is de machtigste man in deze staat!”
“O. Ik weet niet of het helpt, maar de man is vandaag appels aan het verhandelen, kunt u ons dan niet gewoon meesmokkelen? Alstublieft, ik heb liever dat mijn vrienden in appelvelden werken dan in een mijn!” Ik ga op mijn knieën zitten en smeek hem.
De man krabt achter zijn oor. “Goed, ik zal het proberen.” Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht, geen hartelijke glimlach, maar een gemene. Dat zit me niet lekker, wat zou hij dan met ons gaan doen?
Misschien moeten we wel niet eens appel plukken, maar krijgen we een veel zwaardere taak! Ik krijg een raar gevoel in mijn maag.
“John! Kom hier!” roept de man naar binnen. Er komt een man naar buiten die net zo groot en sterk is als de man zelf. “Jij gaat met mij mee, wij gaan nieuwe slaven halen! En gratis ook nog! Dit is onze geluksdag!” De man begint te grinniken. Hij loopt in de richting waar ik vandaan kwam en laat me achter. Ik besluit stiekem een appel te pakken. Ik heb wel honger gekregen van de actie die ik vandaag heb meegemaakt. Als ik een tijdje alleen heb gezeten, zie ik in de verte mensen lopen. Ik sta op om beter te kunnen kijken en zie dat Mira, Todd en Tony zijn! Ik wil naar ze toe rennen, maar ik bedenk dan dat ik nog steeds met mijn been zit.
Ik sluit Tony in mijn armen als ze eenmaal bij me aangekomen zijn. “Tony, lieverd, hoe gaat het met je?” vraag ik aan mijn broertje, terwijl ik hem veel kussen op zijn hoofd geef.
Tony is inmiddels in huilen uitgebarsten. “Eli, ik heb je zo gemist, ik was zo bang!”
Ik slik en kijk naar Todd en Mira, die er een beetje ongemakkelijk bijstaan. “Je had Todd en Mira toch?”
“Ja, M-maar ik voel me het veiligst bij jou!” snikt hij. “Je bent mijn zus, ik hou van je.”
Ik krijg een warm gevoel in mijn buik. Het geeft me moed, Tony beschermen. “Ik hou ook van jou, ik hou ook van jou,” zeg ik tegen hem. Ik ga op grond zitten en Tony kruipt tegen me aan. Ik probeer hem te sussen, maar hij blijft maar huilen.
Mira krijgt tranen in haar ogen als ze ons zo ziet zitten en Todd blijft glimlachend staan. Zelfs de twee mannen durven niets te zeggen. Ik vind het fijn dat we niet onderbroken worden, dit heb ik al zo lang niet met Tony kunnen doen.
De baas van het bedrijf haalt zijn neus op. “Hup John, aan het werk,” beveelt hij de man die naast hem staat. Die doet wat hem gezegd wordt en gaat gelijk weer naar binnen.
De baas kucht. “Ik wil jullie niet storen, maar jullie moeten nu toch echt aan het werk. Ik kan jullie niet voortrekken.” Hij wijst naar de appelboomvelden en daarna naar een kar met manden erop. “Daar staat de kar met de manden.”
Tony kijkt met betraande ogen tegen me op. “Meneer, mag Tony een dag vrij? Hij is nog jong en heeft twee dagen heel zware karren moeten trekken.” Ik kijk de man aan en hij knikt. “Eén dag, meer niet.”
Tony mag binnen in de schaduw bijslapen, zodat hij morgen weer helemaal fit is. Wij gaan met de manden de velden in. Todd en Mira hebben hun mand niet op hun rug, daar doet die nog teveel pijn voor. Ik doe het wel, ik heb ten slotte niet in een mijn gewerkt. De dag gaat langzaam voorbij, als het eindelijk donker is, ben ik uitgeput. Ook Todd en Mira kunnen niet meer en ploffen neer op hun bed. We hebben nu bedden die binnen staan, dat is veel fijner dan buiten in slaapzakken slapen.
Ik ben tevreden over onze baas. Hij is niet zo hardhandig als onze vorige bazen, deze heeft tenminste gevoel. Het is natuurlijk nog steeds niet leuk om slaaf te zijn, maar ik heb het gevoel dat dit gewoon vrijwilligerswerk is. Voor het eerst, sinds ongeveer twee à drie weken, val ik rustig in slaap.
Laatst bijgewerkt door EvelijnS op 23-09-05 22:25, in het totaal 1 keer bewerkt