7 april, 2003
Lief dagboek,
Vandaag was het zover, de steen werd gebracht. Ik was al vroeg op, de steen werd ook al om half negen gebracht. Ik stond samen met mijn vader al wat vroeger bij mijn moeder, om de plantjes en de bloemen te verwijderen. Ik keek een paar keer naar mijn vader, maar hij toonde totaal geen emotie. Gelukkig ken ik hem ondertussen goed genoeg om daar doorheen te kunnen kijken. Het deed hem veel pijn om daar zo te staan, zei hij later tegen mij. Hij was nog maar een keer eerder geweest omdat hij het niet aankon. Ik ben het ondertussen wel een beetje gewend, maar het doet mij natuurlijk ook nog steeds veel pijn.
Om half negen precies reed er een zwarte personenbus naar het hek van de begraafplaats en mijn vader en ik liepen erop af. Het was alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg toen ik de steen zag. Ik werd duizelig en ik zocht steun bij het hek. Mijn vader leek niets in de gaten te hebben en hielp de mannen om de steen te tillen. Moeizaam en trillend schoof ik achter ze aan. Zachtjes lieten ze de steen op de grond zakken. Een van de twee mannen maakte een gat om de steen in te zetten en de ander stond toe te kijken. Na wat uren leek te duren was het gat klaar. Samen tilden te twee mannen hem op. Heel rustig lieten ze de steen in het gat zakken. Ik moet toegeven dat ze het geweldig deden. Rustig en beheerst, zoals het hoort in mijn ogen.
Net toen ik dacht dat het klaar was, bedacht ik me dat de grondsteen er nog niet was. Mijn vader moest weer helpen met tillen, omdat de grondsteen extreem zwaar zou zijn. Ik bleef bij mijn moeder staan en na een minuut of vijf kwamen ze weer terug. Voorzichtig en met de grootste moeite schuifelden ze naar het graf toe. Eigenlijk dacht ik dat ze altijd een soort kar gebruikte, dat hoorde ik ook wel eens van andere mensen. Gelukkig was alles goed gegaan, dus ik had niets te klagen. Zachtjes legden ze de steen op het graf. Het zag er precies zo uit als ik me had voorgesteld. Compleet, rustig en vredig. Traag begon ik de bloemen en planten in de bak van de steen te zetten en na een tijdje merkte ik pas dat mijn vader en de twee mannen al waren vertrokken. Na tien minuutjes vertrok ik zelf ook.
Zo langzamerhand krijg ik er vrede mee dat ze er niet meer is. Ik mis haar natuurlijk wel ontzettend, maar ik kan het wel al beter accepteren. Ook betrap ik mezelf erop dat ik soms weer plezier kan hebben op school.
Petra