
12 december, half tien ‘s ochtends, 2004
De wereld is gezellig, kerst komt eraan! Lichtjes in huis, lichtjes in mijn hoofd. Ik heb nog de hele nacht wakker gelegen over wat die droom was. Voel ik me nu ook echt beter? Volgens mij niet hoor. En als ik naar mijn arm kijk, en naar mijn benen, zitten de krassen er nog altijd. Ik peuter een korstje van een kras af, het doet pijn. Deze keer geniet ik niet van de pijn, ik walg ervan. Kwaad. Kwaad op mezelf. Nu bloedt het weer! Ik staar naar buiten. Een voorzichtige, blauwe lucht met een waterig zonnetje. Ik zwaai naar de wolken ver weg, en lach in mezelf. Volgens mij zijn de wonderen de wereld nog niet uit… Er is vooruitgang!
12 december, twaalf uur ‘s middags, 2004
Hm, er is toch geen vooruitgang. Ik wordt niet echt vrolijk van al die chagrijnige gezichten van mensen die de kerstboom te duur vinden en vinden dat ze het veel te bont maken met een hele voorgevel vol lichtgevende sterren en kerstbomen. Jeetje, wees blij, denk ik bij mezelf. Zij weten niet wat chagrijnig is, wat klote voelt. Ik wel.
Plotseling valt me in dat ik alles op een rijtje moest zetten. Oh ja. $hit.
Hoe voel ik me nu?
Tja. Ik ben best vrolijk, maar denk veel na. Waar komt die vrouw vandaan? Ik weet het niet.
Waarom ben ik een beetje vrolijk?
Tja. Ik denk door die droom, door het feit dat het lijkt alsof er toch een vooruitgang is. En door alle lichtjes, alsof er nu ook een lichtje in mijn hoofd gaat branden.
Ik ben blij. Ik zing zelfs!