Een paar weken later en de rust was terug gekeerd. Ik ging vaak samen met Zelfvertrouwen wandelen. Hij liep nog steeds mank, zijn been had een grote wond gehad van het zwaard van Jarl. Hoe vaker hij het gebruikte, hoe sneller het over zou gaan. Het had niet veel gescheeld, of ook Zelfvertrouwen was gestorven. Hij zag Jarl op zich af komen rennen, trok zijn mes en stak. Samen lagen ze te bloeden, de bewakers hebben ze uit elkaar gehaald. Jarl was dood, met een grimmige trek om zijn mond, was hij gestorven. Zelfvertrouwen was bewusteloos en hij werd naar de monniken gebracht. Hun hoop was klein, gezien de eerdere aanvaringen.
Mijn been werkte weer een keer niet mee. Samen met Liefde liep ik langs de bosrand, opzoek naar een rustig plekje. Het was nog niet officieel dat we een relatie hadden, maar veel mensen hadden wel een vermoeden. Ik stopte en masseerde mijn been. ‘’Verdomme.’’ Liefde bukte om me aan te kunnen kijken. ‘’Rustig maar, het maakt mij helemaal niks uit.’’ Ik wreef harder. ‘’Maar mij wel! Ik ben geen gehandicapte!’’ Ik stond weer op en ik liep verder. Liefde had moeite om me bij te houden. ‘’Doe nou eens rustig!’’ Ik stopte. Liefde botste tegen me op. ‘’Rustig?’’ Ik snoof. ‘’Niemand neemt me zo serieus!’’ Liefde ging voor me staan. ‘’Moet je nou eens heel goed luisteren. We zijn nu met Liefde, Zelfvertrouwen, Angst, Arrogantie en Vrede. Op die manier onderhouden wij en mijn vader de rust in het land.’’ ‘’Jij bent dus net zo nodig!’’ Ze ging verder. Ik zuchtte. ‘’Ik ben het gewoon niet waard.’’ Ze pakte mijn gezicht tussen haar handen.’’ ‘’Mij maakt het in ieder geval niet uit, ik en de andere dragen ze je op handen!”’ En ze kuste me. Mijn handen liet ik rusten in haar zij en ik liet even al mijn zorgen los.
‘’Help!’’ ‘’Help!”’ Er kwam een jongen aangerend. De jongen zat onder het vuil en hij had gescheurde kleren aan. Hij viel voor onze voeten en in de verte zagen we een groep ruiters aan komen galopperen. ‘’Snel, de bosjes in!’’ Ik duwde de jongen en liefde samen de bosjes in.
De jongen lag te trillen. Hij lag op gerold als een soort van egel en ik legde mijn hand op zijn rug. Er ging een schok door hem heen, maar hij liet de hand liggen. Ik gluurde door de takken heen. Vol vertrouwen stond Zelfvertrouwen de ruiters op te wachten. “’Hooo!’’ Hij stak zijn hand uit en pakte de teugels van het voorste paard vast. De rest van de ruiters stopte ook. ‘’Wie zijn jullie als ik het vragen mag?’’ De ruiters lieten hun vizier omlaag. ‘’U weet dat u hier niet mag rijden?’’ De ruiters lachten. ‘’En wie ben jij dan wel, manke?’’ Ik zag aan de spieren in de hals dat Zelfvertrouwen dit niet leuk vond. ‘’Ik ben Zelfvertrouwen, lid van de Raad van 5.’’ En de mannen lachten nog harder. ‘’Jaja, en ik ben de Stem.’’ De eerste ruiter lag op de grond, voordat ik kon knipperen. ‘’Dan zou ik je moeten afmaken.’’ De groep ruiters die nog wel op de paarden zaten, stopte opeens met lachen. Zelfvertrouwen trok de helm af en gooide die verderop neer. Ook de rest van de ruiters deden nu hun helm af. ‘’Verrek, het is hem echt.’’ Nu stegen de ruiters af, opende hun vizier en maakte een kleine buiging. ‘’Stel je niet zo aan.’’ Zelfvertrouwen snauwde. ‘’Wie zijn jullie!?’’ Aarzelend deed de man op de grond het woord. ‘’Wij maken jacht op een gevangene.’’ ‘’Een gevangene van wie?’’ ‘’Van de heer van het Zuiden.’’ Ik schrok van de naam die hij uitsprak. De man uit het Zuiden, de man waarmee ons land al jaren op voet van oorlog stond.’’
Ik stuurde de ruiters weg. Ze mochten van mij gaan, maar ze moesten wel hun paarden halveren. Ik stond nu met vier paarden aan de teugel. Liefde en de jongen kwamen de bosjes uit toen ze uit het zich waren verdwenen. ‘’En wat heb jij op je geweten?’’ De jongen schrok van mijn barse stem. ‘’Rustig maar, hij doet je niks!”’ Liefde hield hem tegen. ‘’Nou?’’ Mijn geduld raakte op. ‘’Het Z-Z-Z-Z-Zuiden ma-ma-ma-maakt zich klaar voor een oo-oo-oorlog!’’
Ik racete met die jongen met die drie paarden naar het kasteel. Zelfvertrouwen ging de andere kant op. De jongen vertelde dat een deel van de Schreeuw niet blij was met de gestelde voorwaarden aan de vrede en die waren met zijn allen naar het Zuiden getrokken, om daar steun te vragen. Die hadden ze gekregen. De jongen had het allemaal op papier staan, met handtekeningen en al. Hij werkte als bediende bij de koning van het Zuiden en had het aan getroffen tijdens het schoonmaken. Geschrokken had hij het bij zich genomen, maar daar was men achter gekomen. Hij werd gevangen genomen, maar ontsnapte. “Waarom doe je dit?’’ Zelfvertrouwen was verbaasd. ‘’Ik ben als krijgsgevangenen als baby meegenomen. Ik wil terug naar dit land. Ik durfde eerder niet, maar nu moest ik wel.’’
Ik racete er van door, Liefde en de jongen gingen de andere kant op. Het bloed klopte in mijn been van alle inspanning, maar ik negeerde het. We hadden ze een kans gegeven, een kans! Die ze hebben verpest. Ik was op weg naar de grensstreken, om daar de mensen te waarschuwen. De dienstbodes kwamen achter me, zodra ze het wisten, aan en waarschuwde de mensen over al in het land.
Ik zat wat brieven te lezen en aantekeningen te maken in mijn werkkamer. Liefde, en een onbekende jongen, kwamen binnen gestormd. Aan een half woord had ik genoeg en ik waarschuwde iedereen die op weg kon. Ik maakte mezelf ook klaar voor de reis die ik ging maken. Het werd een lange reis en mijn vrouw huilde. ‘’Nu ga jij weg en ook onze dochter!’’ Ik maakte me los uit haar omhelzing. Het was net zoals met het verwijderen van een pleister, het doet minder zeer als je het snel doet. De rest van de groep waarmee ik samen zou gaan reizen, waren al ingelicht en stonden al klaar. ‘’Waar is Zelfvertrouwen?’’ Liefde werd rood. ‘’Die is al op weg!” ‘’AL OPWEG!?’’ ‘’We liepen samen door het bos toen we de jongen troffen, hij is vooruit gereden!” Ze verdedigde hem. ‘’Is hij helemaal besodemieterd!’’ Vrede brak me af. ‘’Hij heeft een enorm schuldgevoel en hij moet zichzelf opnieuw bewijzen.’’ ‘’Hoezo!?’’ ‘’Voor zichzelf dan.’’ Liefde maakte het snel af. ‘’Ik maak hem af als ik hem zie!’’ Ik spuugde het laatste uit en ik stapte op mijn paard. Hij werd nerveus van mijn woede.
Ik reed ook de in nacht die volgde door. Mijn paard werd moe en ik ruilde hem om voor een nieuw en fris paard bij een herberg. Ik zag de mensen kijken, maar ik negeerde de blikken die ze me gaven. Ik racete ook op dit paard weer verder, ik voelde mijn been niet eens meer. Het werd weer ochtend en ik racete dwars door de dorpen die ik trof door. Mensen waren boos en schreeuwde me na. Ik negeerde het.
Het was tijd voor de laatste ronde, een ronde die ik of won, of niet ging overleven. Mijn besluit stond vast.