De volgende morgen sliep iedereen iets langer uit dan normaal. Het was rustig, de schreeuw had niks nieuws uitgehaald en de koning had een grote groep vrijwilligers op pad gestuurd om de landsheer te gaan zoeken. Wij aten wat en mijn lessen begonnen. De lessen begonnen met die van de oude taal. Ik kreeg een groot blad voor mijn neus met allemaal woordjes die er achter stonden, maar dan vertaald. Wijsheid ging voor me zitten en legde alles stap voor stap uit. Samen repeteerde we de woordjes, en na een uurtje kende ik ze allemaal. ‘’Denk maar niet dat je er nu bent, je moet het blijven herhalen.’’ Na dit uurtje taal les kreeg ik les van Arrogantie over ons land. In grote lijnen was dit:
Ureaup is ongeveer 1000 jaar geleden gesticht door Adeneu, de grote en oude leider. Hij is inmiddels overleden en ligt begraven in Bend, de hoofdstad van ons land. Aan de kant van het oosten, wordt ons land al die 1000 jaar al bedreigt door Roesma, een land onder leiding van een grote leider, Poelma. Hij werkt samen met meerdere landen in de hele wereld, maar die werken niet met hem mee. Adeneu en zijn opvolgers helpen andere landen met het opbouwen van een goede economie en het bestrijden van de oorlog en armoede. Mensen houden ons liever te vriend.
In het westen ligt Ameriak, een vredelievend land waar eigenlijk nooit oorlog is. Wel bemoeien ze zich met Roesma en de andere landen waarmee Roesma wil samenwerken. Dit botst enorm en er hangt een kille sfeer tussen de landen. Bang voor de wapens van een ander houden ze zich koest, maar het liefst hadden ze een wereldoorlog ontketend.
In het noorden van ons land ligt de bergketen Auken, een hoge bergketen waar een grote groep mensen woont die wij de ‘’Auko’s’’ noemen. Deze mensen zijn gewent aan de koude temperatuur en de ijle lucht. Het is te zien als een landje apart, deze mensen bemoeien zich niet met de rest van het land. De koning liet ze, hun gang gaan en het was een soort van autonomie.
Na deze lessen van Arrogantie, met het dreigement dat dit nog lang niet alles was, kreeg ik een stapel kaarten mee. ‘’Bestuur deze maar in je eigen tijd.’’ En met een klap viel de deur achter me dicht. Ik liet per ongeluk een stapel kaarten vallen. Geloof kwam me helpen, die kwam net van buiten. ‘’Eigenlijk moet je ook les krijgen over het geloof.’’ ‘’Dat krijg ik waarschijnlijk wel met de normen en waarden.’’ En ik wou maken dat ik weg kwam, het liefst zakte ik door de grond. ‘’Ik zie niet in waarom je daar geen aparte les over kan krijgen. Ik doe het graag?’’ ‘’Nee bedankt, misschien later.’’ Geloof bleef me verwachtingsvol aankijken. ‘’Ik geloof niet, niet in jouw visie.’’ Siste ik wanhopig. ‘’Misschien hebben we een fout gemaakt en heb je toch nog met de hele opstand te maken?’’ En Geloof stampte boos weg. Zuchtend pakte ik de rest van de kaarten op en liep ik naar mijn eigen kamer, waar ik er zonder in te kijken op de tafel gooide.
Zo ging het een aantal weken door, lessen wisselde zich af en ik bestuurde de kaarten maar op aandringen van Arrogantie. Geloof liet me met rust, wat ik ook helemaal niet erg vond. De rust was terug gekeerd in het land, maar dat was maar schijn. Jarl kwam weer met grote vaart aangereden en opgeschrikt door zijn hoefgetrappel, wisten we dat het weer foute boel was.
‘’Er is een brand, een grote brand.’’ En hij hijgde het uit met zijn handen tegen de tafel aan geleund waar we altijd zaten te eten en te vergaderen. ‘’In een kerk, welke dan?’’ En Geloof schoot naar voren. ‘’Nee, nee, in jullie landhuis!’’ Jarl keek benauwd van de een naar de ander. ‘’Ik ben zo snel mogelijk gekomen, gisteren was het raak!” En met grote passen liepen we naar onze kamers om onze spullen te pakken en gingen onze paarden zadelen. In volle galop reden we het bos door en in de dorpen bleven we draven. Op de drassige stukken stapten we en we waren er binnen een dag. Wat we aantroffen was een grote, rokende en smeulende massa en we sprongen van de paarden af. De paarden werden verzorgt door een paar behulpzame boeren uit de omgeving. ‘’Waar zijn die Nero en die Midas?’’ Arrogantie trok een van de schouten aan de schouder. ‘’Dood.’’ En hij wees naar een berg met een laken erop. Ik durfde niet te gaan kijken. Wijsheid keek even snel en knikte. ‘’Die mensen deinzen nergens voor terug, ze gaan zelfs over lijken!”’ ‘’Jullie weten wie het is?’’ Angst legde de situatie snel en kort uit. ‘’Dan gaan wij ook een signalement verspreiden!’’ en de schout vertrok snel om boodschappers alles uit te leggen.
We zaten verslagen in een boerderij die voor ons ter beschikking was gesteld. ‘’Nu hebben we geen huis meer en ook geen plek om te vergaderen.’’ Wijsheid huilde zachtjes. ‘’Mijn boeken, al mijn boeken.’’ Arrogantie sloeg met zijn vuist op tafel. ‘’Man, het gaat om de toekomst van het land, hou toch eens op je over je boeken.’’ Wijsheid mompelde iets in de trant van een excuus. Nu bleef het stil, iedereen staarde naar een ander punt. We keerden pas weer terug in de werkelijkheid toen we hoefgetrappel hoorde. De koning gooide de deur open. ‘’Wat zijn jullie snel! En ga nooit meer alleen op pad op deze manier!” Hij was chagrijnig en hij gooide boos de deur dicht. ‘’Vanochtend waren jullie opeens allemaal pissen, het had ook een val kunnen zijn en dan waren jullie nu dood geweest!’’ Geschrokken besefte we inderdaad dat we impulsief waren geweest. ‘’Maar jullie kunnen in mijn kasteel terecht.’’ En van dat probleem waren we in ieder geval af.
Het stopte helaas niet bij dit opgeloste probleem. Via meerdere boodschappers kregen we te horen dat er weer een aanslag was gepleegd. En dit keer in de hoge bergen van Auken. Het probleem had een voordeel met zich mee gebracht, de Auko’s stonden nu aan onze kant. Ook deze mensen maakte jacht op de landsheer met zijn volgelingen. Het duurde dan ook niet meer lang en we kregen positief bericht; de landsheer was gevonden. Samen met de koning en een klein leger gingen we op weg naar de Auko’s die de landsheer hadden gevonden. We waren nu permanent gelegerd in het kasteel van de koning en we stonden dan ook snel paraat door de geoliede samenwerking van de hulpen daar.
De Auko leider kwam met grote gebaren op de koning afgelopen. Ze begroette elkaar hartelijk en al handen schuddend werd de koning meegenomen. Wij volgde aarzelend en kinderen gluurde uit de hutten om een glimp op te vangen van ons. Ik kon maar niet wennen aan die aandacht, ik voelde me nog steeds die boeren zoon van een paar maanden terug. Arrogantie, Angst, Geloof en Wijsheid gingen goed met de aandacht om en ze zaten binnen no time met kinderen op de nek. Kinderen die bij mij om aandacht kwamen bedelen, duwde ik van me af. Na een tijdje vonden de kinderen mij dan ook eng, maar dat vond ik juist fijn. De enigste die nog op me af durfde te komen, was een oudere vrouw die mijn hand pakte en me meenam. Ze luisterde niet naar mijn protesten en ze leidde me een van de hutjes in.
Het hutje was sober ingericht en er stonden alleen de hoog nodige spullen. Er hingen een paar potjes aan de muur en een paar lepels. In de hoek lag een strozak en er stond een oude kist waaruit de vrouw allemaal kruiden haalde. ‘’Ik voel al van een kilometer afstand dat je hier komt met haat en wrok.’’ Ze ging rustig door met haar bezigheden terwijl ze dit mededeelde. ‘’Hoe weet u dat?’’ ‘’De krachten van de natuur, mijn jongen.’’ Ze legde van alles klaar en ze gebaarde dat ik moest gaan liggen. Nu ik hier toch was deed ik het maar en de vrouw stak van alles aan. Met een zwaar gevoel vielen mijn ogen dicht en ik zonk weg in een diepe slaap.
Samen met Vertrouwen reed ik weer door hetzelfde bos. Alles ging precies hetzelfde als met de overval. Ook nu werd Vertrouwen van zijn paard getrokken. Maar dit keer greep ik geen perkament of kon ik iets doen. Ik kon alleen maar toekijken. Een van de mannen greep het mes en stak het dwars door Vertrouwen zijn hoofd. Schreeuwen lukte me niet meer, ik stond als versteend te kijken. Het mes haalde uit de wond, maar het was al te laat, Vertrouwen was op slag dood. De paarden werden meegenomen door de rovers, de man die Vertrouwen had vermoord, liep voorop. Hij en de rest van de rovers lachte erover en ik kon alleen maar het beeld in me opnemen van de man. Hij was een flinke, brede man, met een gescheurde broek en een gescheurde blouse. Alles werd bij elkaar gehouden door een paar touwen en hij liep iets te trekken met zijn voet. Wanneer ik me naar Vertrouwen omdraaide, werd ik door een onzichtbare hand weer terug gebracht naar de werkelijkheid.
Hier en daar weer wat weggehaald en wat aangevuld. Ga ik de goede kant op volgens jullie?