Jammer maar begrijpelijk.

Ik loop ook achter, maar ik skip degene waar ik echt niet uit kom en schrijf gewoon rustig verder.

Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
Citaat:9 Juli 2016 Write a Road Trip Story
Kreunend sloeg ik met mijn hand op de wekker die naast mijn hoofd stond te blèren. Slaperig open ik mijn ogen en staar naar de wekker. De wekker geeft in groene lichtgevende cijfers aan dat het vijf uur in de ochtend is. ‘Ooooohh’, kreun ik, ‘Waarom zo vroooeeeg’. Nog heel even blijf ik liggen en daarna verzamel ik alle wilskracht in mijn lichaam om rechtop te gaan zitten. Ik wrijf met mijn handen door mijn ogen en zucht zacht. Ondanks dat mijn dag iets moeizamer begint dan verwacht, wordt dit wel een hele spannende dag. Ik ben samen met een groep vrienden op een roadtrip door Amerika. En als je in Amerika bent moet je natuurlijk minimaal één keer hebben meegemaakt hoe het is om op een ranch mee te werken. Zo was het dan ook mijn idee om naar een ranch te rijden en te vragen of we een keer een dag mee mochten lopen. Nu het hier vakantie is in Amerika werd dat van harte aangenomen en moesten we vandaag om zes uur aanwezig zijn. Als je daar echt zou werken had je er veel eerder moeten zijn, vertelde één van de cowboys daar, maar voor ons maakte hij deze keer een uitzondering. Een glimlacht siert mijn lippen. Ondertussen heb ik geschikte kleding aangetrokken en heb ik mijn tanden gepoetst, haar gedaan en mijn tas ingepakt. Als ik beneden kom zijn een aantal van mijn vrienden ook al bijna klaar. ‘Is Pete nog bezig?’, vraag ik als ik zie wie we nog missen. ‘Pete ligt nog in bed’, antwoord mijn vriendin Karin. Ik zucht, ‘Dat meen je niet?’. Snel laat ik mijn tas op de grond zakken en dender naar boven toe de kamer van Pete in. ‘Wakker worden!’, schreeuw ik. Pete schrikt zich helemaal rot en valt met zijn dekens op de grond. ‘Wat doe je’, roept hij verontwaardigd uit. ‘Zorgen dat jij uit je nest komt, we vertrekken over tien minuten’, met deze laatste woorden loop ik de deur uit.
Iets later dan gepland rijden we de lange oprijlaan op van één van de bekendste ranches in Amerika. De Silver Spurs Ranch. Mijn ogen uitkijkend staar ik over de weilanden waar een lichte gouden zon zijn stralen over spreid. Grote kuddes koeien staan te grazen en hier en daar staan verschillende cowboys maar ook cowgirls hun paarden op te zadelen om zich klaar te maken voor de lange ritten die voor vandaag gepland staan. Als Enzo de auto heeft geparkeerd stappen we uit om ons direct te laten begroeten door Clark, de baas van de ranch. ‘Goedemorgen’, zegt hij enthousiast, duidelijk al uren wakker. ‘Zijn jullie er klaar voor?’, voorzichtig knikken we allemaal van wel en kijken we naar de paarden waar Clark naar wijst. ‘We hebben ze vast voor jullie opgezadeld zodat we zeker weten dat we onderweg niet hoeven te stoppen. Voor ieder is er een regenjas ingepakt en extra spullen zodat jullie de reis goed kunnen doorkomen; onder iedere omstandigheid!’, Clark legt vol enthousiasme alles uit en wij luisteren aandachtig naar hem. Ik sta te popelen om te beginnen, dit lijkt me een geweldige ervaring!
Niet wetend dat deze geweldige ervaring een heel ander licht kreeg.
‘Naar links!’, roept Elise, één van de cowgirls die vandaag mee rijd. Zojuist is de kudde met paarden opgejaagd door een groep wolven en het is nu onze taak om ervoor te zorgen dat de kudde de rust weer vindt en goed bij elkaar te houden is. Ik leg mijn been tegen mijn paard aan zodat hij naar de andere kant wijkt. Verderop zie ik Karin & Pete die ook druk bezig zijn met het opvolgen van de commando’s. Ondanks dat Pete nog nooit op een paard heeft gezeten ziet het er nu uit alsof hij een volleerd ruiter is. ‘Afstand houden!’, roept Elise naar Enzo, die direct zwaarder gaat zitten. ‘Anna, nu jij aansluiten’, direct doe ik wat Elise van mij vraagt en spoor mijn palomino ruin aan om dichter bij de paarden te gaan lopen. Voorop wordt de kudde afgesneden en beetje bij beetje begint de controle terug te keren. Als de voorste paarden terug in stap zijn gegaan volgt de rest van de kudde al snel. ‘Veilig’, roept iemand die achter de kudde rijdt en wij verspreiden het woord. ‘Goed gedaan!’, complimenteert Elise ons.
Als de paarden eenmaal op de juiste plek zijn gebracht, draven en galopperen wij op ons gemak terug naar de ranch. Op de ranch aangekomen krijgen we adviezen hoe we onze paarden nu goed kunnen na verzorgen en daarna mogen ze fijn in hun eigen kudde lopen.
Het was een geweldige ervaring die we afsluiten met een gezellig kampvuur!
Citaat:10 juli 2016 White about something that happend when you were a child
Het was de ochtend van 29 januari 2002, mijn moeder had zojuist mijn broertje en mij op school gebracht. Ze vertelde ons dat ze nog even wat boodschappen ging halen met de fiets en daarna direct door zou gaan naar Oma & Opa. Onze opa was erg ziek, mama had verteld dat hij kanker had en dat dit niet meer zou overgaan. Mama geeft mij een knuffel en zwaait naar ons als we de school binnen gaan. Op dit moment zitten we in een noodgebouw, onze nieuwe school wordt aan de overkant gebouwd maar dat duurt nog een hele tijd! Ik loop mijn klas in en ga aan mijn tafeltje zitten en begroet wat andere leerlingen die ik ken. Ook Jim is zojuist binnen komen lopen en Kitty is er ook al. Druk hebben we het over de aankomende pauze. Wat gaan we deze keer spelen? De vijf superdieren? Of heeft Kitty iets anders verzonnen? Als Juffrouw Jolanda de klas binnen komt en aangeeft dat we een kring mogen maken gaan we allemaal om de juf heen zitten en luisteren we aandachtig naar hoe onze schooldag begint.
Om twaalf uur wordt het klaslokaal wakker geschud door vele rommelende maagjes. Juf Jolanda maakt de laatste regel op het bord af en draait zich dan om naar de klas, ‘Als iedereen deze zin heeft overgeschreven mogen jullie de boeken dichtslaan en kunnen jullie je lunch uit de rugtassen gaan halen’, ze glimlacht en geeft het teken dat we mogen beginnen. IJverig schrijf ik door en klap daarna mijn schrift tussen mijn boek en leg mijn pen netjes in mijn etui en sta, net als andere leerlingen, op om naar mijn rug tas te lopen. Ik rits mijn rugzak open en pak daaruit mijn boterhamdoosje met Pokémon erop en de bijpassende beker. Als ik de rugzak dicht rits loop ik weer terug naar mijn plaats. Gezamenlijk eten we onze lunch.
Nadat iedereen goed gegeten heeft en even rustig heeft gezeten om hun eten te laten zakken mogen we gaan buiten spelen. Als een stel losgeslagen jonge koeien schieten we naar buiten en rennen over het speelplein heen. Iedereen heeft zijn eigen groepje en soms worden de groepjes samen gebracht, het hangt er vanaf. Soms moet de juffrouw ingrijpen en soms gaat het heel goed. Het komt er hoe dan ook op neer dat we uitgeblust weer binnen komen. Door de warmte trekken sommige, net als ik, onze trui uit en zitten in onze hemd in de grote kring.
Als ik gezellig met mijn buurman Jim zit te kletsen komt er een akelige stilte door de kring heen. Verbaasd kijk ik op en staar naar de Juffrouw die bij de deur staat en daar achter .. staat mijn moeder. Wat is er aan de hand? Het eerste wat er door mij heen schiet is Opa, maar wat zou er met opa zijn? Juf Jolanda draait zich naar mij om en vraagt of ik mijn spullen wil pakken; ik mag naar huis toe.
Daar zit ik. In de auto. Ook papa is er, wat al helemaal vreemd is want papa is er eigenlijk nooit. Een vreemd gevoel schiet er door mij heen. Is opa overleden? Ik negeer het gevoel, nee vast niet. Lachend kijk ik naar buiten en wacht geduldig af tot we thuis zijn.
‘Ga maar even zitten’, zegt papa. Nu wordt het wel heel vreemd. Ik ga op de stoel zitten aan de grote tafel en Nick, mijn broertje, blijft voor mij staan. Papa knielt voor ons neer en kijkt heel even naar ons. Ik zie hem slikken en een traan rolt over zijn wang. ‘Opa is een sterretje geworden’, zegt hij. Wat? Maar? Hoe? Nee.. Nick begrijpt er niets van. Papa probeert het uit te leggen maar hij is er nog te jong voor. Ik kijk naar mama, haar gezicht is betraand. ‘We gaan zo naar Oma toe’, verteld papa. Een akelig gevoel is aanwezig in mijn lichaam.
Opa. Opa ligt in zijn bed. Hij ligt aan de kant waar oma normaal gesproken slaapt. Zijn gezicht is langzaam geel aan het worden en ik durf bijna niet naar opa te kijken. Mama tilt mij op en terwijl ze mij mee naar beneden neemt kijk ik nog over haar schouder heen naar Opa. ‘Dag opa’, fluister ik zacht en voel dan hoe mijn ogen zich vullen met tranen.
Citaat:11 Juli 2016 Write a Story for kids
‘Dit is Pip!’, een enthousiast hondje met een eigenwijze vlek rond zijn oog. ‘Pip is altijd erg vrolijk’, zijn staartje kwispelt enthousiast en hij blaft een keertje. ‘Hoorde je dat? Pip kan niet praten maar wel blaffen, weet jij wat Pip bedoelt?’. ‘Juist! Pip wilt graag spelen’, het hondje springt vrolijk op en neer en rent naar een grote rieten mand die in de woonkamer staat. Enthousiast springt het hondje tegen de mand op en probeert zijn neus tussen de deksel te duwen. ‘Denk jij dat het Pip gaat lukken?’. Het hondje is druk bezig om zijn neus ertussen te duwen en slaagt hier uiteindelijk in. Met een zwiep zwaait de mand open en het enthousiaste hondje duikt erin. Heel even hoor je enkel het geritsel van wat spullen langs elkaar heen. Dan springt Pip uit de mand met een grote bal in zijn bek. ‘Kijk nou wat Pip heeft!’, het hondje dartelt vrolijk rond en laat het balletje voor zijn neus op de grond vallen en blaft luid. Pip gaat in een uitdagende houding staan en blaft nogmaals. ‘Zullen we met Pip spelen?’ Het hondje wacht geduldig. ‘Geef de bal maar aan ons Pip’, het hondje kijkt hele even nieuwsgierig met zijn kopje schuin en pakt daarna het balletje en brengt deze bij ‘ons’. ‘Gooi het balletje maar!’. Pip springt enthousiast de lucht in als het balletje verschijnt en vangt hem netjes op. ‘Goedzo Pip! Knappe hond!’, Pip dartelt weer enthousiast rond en laat het balletje dan voor zijn neus vallen. Pip gaapt. ‘Is Pip moe van het spelen?’. Het hondje piept een beetje en gaapt nog een keer. ‘Het is tijd om te gaan slapen, is het niet Pip?’, Pip blaft enthousiast. ‘Ga maar lekker in je mandje liggen Pip.’ Pip loopt naar zijn grote mandje en ploft op een zacht kleedje neer. Pip gaapt nog een keer. ‘Slaaplekker Pip!’, zijn oogjes vallen langzaam dicht. Heel even is het stil en daarna is het geluid van een snurkend hondje te horen.
xDenies schreef:Write a Scary story and a romantic storyLekkere opdrachten.
Athelas schreef:xDenies schreef:Write a Scary story and a romantic storyLekkere opdrachten.
Idd. Scary lukt wel, maar Romantic...niet zo mijn ding.![]()
Ik ben nu bij dag 10 aangekomen, geen idee wat ik moet schrijven. Iets wat gebeurde toen ik kind was. Ik kan at the moment niet op boeiende gebeurtenissen komen. Behalve die van dag 1, maarja die is al geschreven.
Athelas schreef:Ja, heb gebeurtenissen die me zijn bij gebleven, maar die vind ik niet boeiend genoeg om over te schrijven. Aan iemand die over leden is dacht ik ook al, maar mijn opa en oma's zijn overleden toen ik nog heel jong was en ik herinder me er niet zo veel meer van.
Citaat:12 juli 2016 Write a scary story
We staan voor een groot gebouw. Op het bordje, dat voor aan het pad staat, wordt er uitgelegd dat dit gebouw een ziekenhuis voor mensen was. Maar niet mensen zoals jij en ik, maar voor mensen die het niet allemaal meer op een rijtje hadden. Maar dan ook echt niet meer op een rijtje. In de verte horen we de grote klok in het oude kerkgebouw. Het is twaalf uur, middernacht. ‘Dus’, begint Jamie, ‘Als je daar naar binnen gaat win je.’ Ik slik een keer en staar naar het gebouw, wie weet wat daar allemaal binnen gebeurd. ‘Dus ik moet in mijn eentje?’, beantwoord ik Jamie en kijk naar de jongen die een paar jaar ouder is dan ik. ‘We gaan wel met je mee’, antwoord mijn goede vriend James. ‘Ik ga jou daar niet alleen naar binnen laten’, vervolgt hij. Jamie begint te schaterlachen, ‘Stelletje aanstellers!’, roept hij uit. ‘Ga dan ook mee naar binnen’, kaats ik hem direct terug. Een lichte paniekvlaag schiet over zijn gezicht heen. ‘N-nee, ik blijf hier buiten!’, ‘Wie is er nu de aansteller’. ‘Oke! Ik ga wel mee’, antwoord Jamie na een enkele seconde te hebben getwijfeld. Nu kan hij absoluut niet terug.
Voorzichtig lopen we het pad op. Ik pak een zaklamp uit mijn zak en test een paar maal of het licht het goed doet, het lijkt erop alsof de batterij goed vol is. ‘Hebben jullie ook een zaklamp?’, vraag ik onderweg naar de deur. ‘Uiteraard’, antwoord James. Jamie knikt ook. Ik gniffel een beetje. Ergens is het wel triest dat Jamie zo’n grote mond heeft maar zelf niets durft. ‘Daar gaan we dan’. Ik leg mijn hand op de deurklink en begin ertegenaan te duwen, de deur schuift heel stroef open, ‘Help eens’, mompel ik en James komt direct met zijn volle gewicht tegen de deur aan. ‘Pff, vrouwen’, moppert Jamie. We negeren hem allebei en als de deur ver genoeg open is, klikken we onze zaklampen aan en lopen naar binnen. Tot zover is er nog niets te zien en ik voel me iets relaxter worden. James schijnt met zijn zaklamp in verschillende gangetjes. Ineens springt Jamie vanachter op en legt zijn handen op mijn schouder en roept keihard, ‘Boe!’, ik schrik en draai mij uit een reflex om en ram met de zaklamp tegen zijn hoofd aan. ‘Kappen idioot!’, grom ik als ik zie wie het uiteindelijk is. Jamie slaat zijn handen tegen zijn neus aan en kreunt luid, ‘Mijn neus, trut!’. Ik geef hem een waarschuwende blik en voel hoe James mij mee trekt aan mijn arm, ‘Voordat jij ervoor zorgt dat het hier een bloed bad wordt’, gniffelt hij. Ik antwoord er niet op maar loop wel netjes mee.
Als we de beneden verdieping verkend hebben, en uiteraard niets vreemds hebben gevonden, komen we bij een trappenhuis aan. ‘Gaan we naar boven of naar beneden?’, vraagt James. ‘Boven, boven lijkt mij prima’, antwoord Jamie snel en zet de eerste passen op de trap. ‘Nah, als we hier dan toch zijn moeten we er gebruik van maken. Ik zeg; we gaan de kelders in’, ik kijk naar beide jongens die een lichte witte tint over hun gezicht heen krijgen. ‘Is er wat?’, ‘Jij durft, om naar beneden te gaan’, ‘Ik ga dus echt niet naar beneden heh!’. ‘Watje’, snauw ik naar Jamie en trek vol overtuiging de kelderdeur open. Een lichte windvlaag en een behoorlijke muffe geur komen mij direct tegemoet. ‘Ik ga dit zo hard winnen’, ik gniffel en klik mijn zaklamp aan en loop de trap af naar de kelder.
Op het bordje naast de deur naar de trap staat op grote letters: Betreden op eigen risico, gesloten afdeling.
‘Wat was dat?’, mekkert Jamie en als ik mij omdraai zie ik hoe hij in elkaar gedoken staat. ‘Stel je toch niet zo aan joh, kleuter’, zeg ik geïrriteerd. James en ik lopen op ons gemak verder hal in. Jamie komt snel achter ons aan gerend, ‘Ik meen het serieus, horen jullie dat niet?’. We gaan stil staan en proberen ons op een bepaald geluid te controleren. ‘Wat moeten we horen dan?’, vraag ik. Ineens klinkt er een klagelijk gejank. Alsof iemand gemarteld wordt. Het gejank wordt vervolgd door wat gesnik en wat zacht gepraat. ‘D-dat!’, roept Jamie uit. Ik voel hoe mijn hart als een gek begint te kloppen en ik zie dat ook James dit wel vreemd vind. ‘Waar komt dat vandaan?’, ‘Nee. We gaan terug! We gaan nu terug’, roept Jamie in paniek uit. ‘Luister gozer’, zeg ik duidelijk en draai me naar hem om en schijn met de zaklamp in zijn gezicht, ‘Jij hebt mij uitgedaagd om hier naar binnen te gaan. Dit was jouw idee! Dus we gaan dat waar maken ook en ik zal zorgen dat ik dit win.’ Even kijkt Jamie mij geschrokken aan, ‘Het is al goed, je hebt gewonnen!’, ‘Dag Jamie’, James en ik lopen van hem weg.
Als we wat dieper de gang in zijn gekomen horen we het geluid niet meer. Het lijkt alsof we er alleen maar vandaan liepen. Jamie hebben we achter gelaten en ook niet meer gehoord, wellicht is hij wel gewoon naar buiten gegaan. ‘Er is hier echt niets meer, Tess, zullen we teruggaan?’, ik knik en draai mij op. ‘Zal Jamie al naar buiten zijn gegaan?’, ‘Die deed het bijna in zijn broek!’, we gniffelen allebei en verlichten met onze zaklampen de ruimte. ‘Wat is dat?’, vraag ik dan ineens als mijn zaklamp op een figuur in de verte schijnt. ‘Hoe bedoel je?’, James doet zijn best om het ook te kunnen zien. ‘Volgens mij is dat niets hoor’, zegt hij dan. ‘Weet je het zeker? Het lijkt deze kant op te komen’. Kippenvel begint te ontstaan op mijn armen en ik krijg een naar gevoel in mijn maag. ‘Ik zie het niet lopen’, ‘Nee maar het komt wel steeds dichterbij!’, ik pak James zijn arm stevig beet en staar naar het figuur wat in flitsen op ons af lijkt te komen. ‘James, we moeten hier weg!’, ik trek de jongen met mij mee en ren een kamer in. ‘Waar wil je heen dan?’, roept hij mij na terwijl hij mij volgt. ‘Geen idee, maar dit klopt niet!’. We rennen een flink stuk achter elkaar door en openen steeds een kamer om verder te kunnen rennen. We sluiten de deuren goed achter ons dicht zodat we niet gevolgd kunnen worden. We klimmen over allerlei objecten heen die zijn omgevallen of half zijn vergaan door het jarenlange niet gebruiken. Vervolgens komen we weer terug in een gang en zien aan het eind van de gang een deur. ‘Daar moeten we heen, snel!’, nu is het James die mij mee trekt. Ik laat mij door James voorttrekken en kijk half achter mij of alles goed dicht is.. ..
Een luid geschreeuw vult het gebouw.