6 Juli 2016 Write a story about your favorite historical figure.
Vluchtig om me heen kijkend buig ik me voorover om de roze gekleurde bloemen te plukken. Er zal geen hoge straf op staan, op het plukken van bloemen, maar dit is geen perkje maar de tuin van de koning. Als ik de bloemen geplukt heb en stevig in mijn handen neem, loop ik vluchtig weg. De koning heeft ook altijd van die prachtige bloemen staan dat ik het soms niet kan laten. Een stiekem glimlach siert mijn lippen. Vriendelijk begroet ik een aantal bekenden die in en rond het badhuis hangen, daarna loop ik langs het grote colosseum waar ik verschillende mannelijke kreten hoor en uiteindelijk sla ik een zijpad in. Bij mijn eigen huis aangekomen duw ik de zware deur open en laat hem voorzichtig dicht vallen. Tevreden pak ik een klein stenen schaaltje, dat ik zelf gemaakt heb, en vul deze met water uit een kan. Ik plaats de bloemen in de vaas en zet ze netjes zodat iedereen ze goed kan zien. ‘Maaahaaaam’, verschrikt kijk ik op als ik hoor hoe mijn zoon mij roept. ‘Milo, lieverd, ik ben hier’, beantwoord ik zijn roep. Luid lachend komt er een klein jongetje van zes jaar oud de hoek om rennen. Zijn donkerbruine krullen dansen enthousiast rond zijn hoofd heen en zijn licht blauwe ogen stralen. Met een sprong springt hij in mijn armen en ik druk een dikke zoen op zijn wang. ‘Haha, Milo, wat is er?’, lach ik verbaasd door zijn enthousiasme. ‘Niets hoor mama, ik ben gewoon blij dat je weer terug bent! Het was zo stil hier’, een minder fijn gevoel schiet door mijn lichaam heen. Sinds de vader van Milo, en mijn man, vorig jaar is omgekomen zijn we met z’n tweetjes geweest. ‘Het is al goed, ik ben er weer’. Ik geef hem nog een dikke knuffel waarna ik hem loslaat zodat hij weer zijn eigen ding kan doen, ‘Ga maar fijn spelen, dan zal ik kijken wat we vanavond kunnen eten’. Milo knikt en loopt terug de andere kamer in.
‘Milo!’, roep ik op een begeven moment, ‘Ga je mee naar het Forum? Dan kun je zelf uitkiezen wat je graag wilt eten’. Een enthousiast gebonk klinkt er als Milo op staat en zijn speelgoed laat voor wat het is. ‘Ja, ja ja!’, roept hij uit en schuift snel in zijn schoenen en trekt een luchtje jasje aan. Samen lopen we hand in hand de deur uit om onze weg te vervolgen naar het dorp.
Terwijl we samen onze route volgen door het kleine dorp heen worden we opgeschrikt door een enorme trilling in de grond. Verschrikt pak ik mijn zoon Milo stevig vast en probeer, net als vele andere mensen, een veilige plek te vinden. We verschuilen ons onder één van de verschillende stands die opgesteld staan met fruit er in. Er wordt angstig geschreeuwd en er wordt door verschillende mensen geroepen dat er dekking gezocht moet worden. Milo kijkt met angstige ogen naar mij op terwijl hij zijn kleine armpjes flink om mij heen slaat. ‘Rustig maar’, probeer ik tegen hem te sussen in de hoop dat hij mij kan verstaan, ‘Het komt goed’. Zo ver we veilig zitten wachten we geduldig af tot de trillingen ophouden en de rust is wedergekeerd onder de mensen. Als we samen onder de stand vandaan komen is de ravage enorm. Verdwaasd kijken mensen om zich heen en niemand weet eigenlijk wat er nu echt gebeurd is. ‘HEE!’, wordt er ineens door de menigte geroepen en iedereen kijkt in de richting van het geluid. Een jonge man wijst met zijn hand in de richting van de bergen. Voorzichtig beginnen mensen om te kijken, naar de plek waar de jongen heen zou wijzen. Als ik mijn blik verplaatst blijft hij hangen op één van de bergen, uit de berg komt een dikke zwarte wolk. Ik hap naar adem en pak mijn zoontje onbewust erg stevig vast. ‘Mama wat is er’, mompelt hij zacht terwijl hij alle angstige mensen in zich op neemt. ‘Niets’, gooi ik er direct uit, ‘Nee, niets .. er is niets lieverd’. Terwijl ik mijn zoon mee nam richting ons huis schoten er meerdere panikerende gedachten door mijn hoofd heen. Het gebeurde wel vaker dat er trillingen en bevingen waren, maar zo bijzonder was dat eigenlijk niet. Tot op vandaag. Vandaag was de trilling zo heftig dat we onderweg langs gebouwen liepen waar grote schuren in te zien waren. Er waren zelfs een aantal bewoners gewond geraakt doordat zij zelf gevallen waren of doordat er iets op hun was gekomen. Milo keek zijn ogen uit terwijl hij mijn hand stevig vasthield, ook hij was niet op zijn achterhoofd gevallen. Verschillende geruchten vulden de lucht. ‘
Hij is wakker, de vulkaan is wakker!’, ‘
Het is de laatste tijd al erger, die bevingen, ze worden erger’, ‘
Dit herinnert mij aan 17 jaar geleden. Toen heeft die vulkaan al schade aangericht, wat zal hij deze keer geven!?’. Er was veel angst en mensen wisten niet wat ze met zichzelf aan moesten. Maar bovenal; ze wisten niet wat ze met het komende gevaar aan moesten.
We wisten nog niet wat ons te wachten stond.
De volgende ochtend lagen we samen nog wat te soezen op bed toen er opnieuw een vreselijke beving de hele kamer deed schudden. Van angst kroop Milo dicht tegen mij aan, maar ook ik kon mijn angst niet meer verbergen. ‘Milo’, fluister ik zacht tegen het kleine kereltje dat zijn hoofd verstopt onder de lakens, ‘Milo, liever, wil je alsjeblieft wat spullen gaan inpakken? Ik denk dat het tijd is om te gaan’. Milo kijkt op, ‘Waar gaan we heen mama?’, antwoord hij mijn vraag. ‘We gaan naar het strand en kijken of we met iemand mee kunnen varen naar een andere stad.’ Milo lijkt voldaan door het antwoord en klimt het bed uit om direct gehoor te geven aan het geen wat ik hem vroeg. Even kan ik mijn angsten laten gaan en voel mijn hart in mijn keel kloppen. Voor ik het weet is er weer een enorme beving en moet ik mij vasthouden aan het bed. ‘Milo, alles oké?’, roep ik zodra de beving weggetrokken is. Een vlugge ‘ja’ komt er terug. Vol moed klim ik zelf het bed uit en begin een aantal spullen bij elkaar te pakken.
‘Mam!’, roept Milo angstig. Snel spring ik op om naar hem toe te lopen. Hij hangt uit het raam en staart naar de lucht. De dikke rook is zich langzaam aan het verspreiden en aan het vermengen met de altijd zo blauwe lucht. De zon begint langzaam te verdwijnen en de stad wordt in duister gehuld. ‘Mama, ik ben bang’, fluistert Milo. En voor het eerst in mijn leven kan ik zijn angst niet ontkennen.
Vanaf dat moment gaat het allemaal zo ontzettend vlug. Nadat Milo de zwarte lucht had ontdekt begonnen er stukken steen uit de lucht te vallen. Dit viel nog wel mee aangezien het kleine stukken waren, maar ook deze werden groter en groter en uiteindelijk moesten mensen uitkijken om niet geraakt te worden door deze enorme joekels van stenen. Toen Milo en ik ons de stad uit snelde begon er een regen vol met as. Onze huid kleurde zwart en het leek alsof we door de modder hadden liggen rollen. We waren halverwege het dorp, het was erg druk op de straten aangezien iedereen een uitweg zocht. Er waren mensen die hun paarden vol hadden geladen met al hun rijkste schatten. Maar er waren ook zat mensen die enkel elkaar hielpen om zo snel mogelijk hier weg te komen. Maar wat we geen van allen hadden verwacht was die laatste beving. De grond begon te schudden, huizen begonnen te kraken, mensen begonnen te gillen van angst en er ontstonden grote scheuren in de straten. Families werden uit elkaar gerukt door de ruimte die ertussen stond. Paarden sloegen van angst op hol. Ik voelde hoe Milo aan mijn jasje trok en ik keek naar hem om, ik volgde zijn blik en in mijn ogen werd de oranjerode kleur van lava weerkaatst. De vulkaan was tot uitbarsting gekomen.
Paniek is het enige woord dat het hele tafereel nog kon beschrijven. Bij het zien van de eerste ontploffing met lava wisten we het allemaal: dit werd ons fataal. Er werd gehuild, er werd gegild en mensen begonnen aan elkaar te trekken om toch nog even voor die ene persoon te komen. Er werd gerend, mensen vielen over elkaar heen en er werd zelfs gevochten. We lieten ons daar niet tegen houden en ik hield het handje van mijn zoon stevig vast. Ik keek hem af en toe zijdelings aan en zag hoe zwaar hij het had om mij bij te houden, maar voor nu moest hij maar gewoon even door lopen. Beving na beving volgden en het werd steeds moeilijker om in een rechte lijn door te rennen. Meerdere knallen klonken er achter ons vandaan uit de grote vulkaan. Grote, in vuur omhulde, brokken steen vlogen op onze kleine stad af en bombardeerden verschillende huizen en straten. Opnieuw trok ik Milo weer met mij mee en deed mijn best om zo ver mogelijk de stad uit te komen. Maar het was tevergeefs.
Hoe erg ik ook mijn best had gedaan. Hoe hard we ook gerend hadden. We hadden het nooit kunnen redden. Bij de poort naar de haven was er een opstopping, gevormd door mensen. Iedereen die weg wilden. De zee had zich langzaam teruggetrokken en kon ook geen uitweg meer bieden. Ik had mijn best gedaan. Langzaam knielde ik voor Milo neer en keek hem aan in zijn betraande ogen. Zijn mooie blauwe stralende ogen waren nu dof en vol met angst. Zijn gezicht zat onder de vlekken van de asregen. Ik drukte mijn lippen tegen zijn kleine mondje aan en daarna op zijn wang en op zijn andere wang. Ik omhelsde hem stevig en hield de kleine jongen in mijn omhelzing vast. Ik voelde hoe zijn dunne armpjes zich om mijn hals heen sloegen. Hij trilde van angst en ik hoorde hoe hij zachtjes aan het snikken was. ‘
Het spijt mij’, fluisterde ik zacht tegen hem. Ik hield mijn ogen gesloten en hield zijn hoofd tegen mijn schouder aangedrukt zodat hij niet naar de aankomende lava en magma zou kunnen kijken. Mensen in de verte begonnen te schreeuwen. Het was nu geen angst meer, angst was vervangen voor pijn. Ik voelde de hitte dichterbij komen en voor we het beide door konden hebben werden we omringd door een helse pijn en … .. .. ..
‘’ Er zijn in Pompeii ongeveer 2000 mensen omgekomen. De meeste slachtoffers zijn gevonden bij Orto dei fuggiaschi, of ook wel .. plek van de vluchtelingen. Deze hebben een poging gedaan om te vluchten via Porta Nocera. ‘’