Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly

!! secricible schreef:Volgens mijn vriendin het beste hoofdstuk tot nu toe. Laat horen of jullie dit ook vinden, en wat ik kan veranderen.
RedFlame, hoe bedoel je eentonig? Dat het zich constant in die betonnen ruimte afspeelt, of dat ze zo rondgesleept word? Hoe zou jij het hebben gedaan dan? Kan er aleen van leren
Trouwens, het afwisselende TT, ikpersoon en VT vertellersperspectief, vinden jullie dit vervelend, of juist mooi? De een zegt namenlijk dat het heel apart is (op positieve manier), de andere zegt juist dat het onhandig is..
Hoofdstuk 3
Meer tijd verstrijkt langzaam, ik kan het al lang niet meer bijhouden. Mensen lopen dagelijks langs, soms zie ik andere kinderen van mijn leeftijd langskomen. Maar achter geen enkele loopt een bewaker of wie dan ook.
Iemand maakt het deurtje open en trekt me naar buiten. Het is nog donker buiten, maar een oranje gloed komt al van achter de horizon tevoorschijn. De man duwt me het gebouw uit, buiten zijn meer kinderen. Van mijn leeftijd, maar ook jonger, zeven of acht. Ik word de vrachtwagen in geduwd. Iemand snijdt het touw om mijn polsen door. Ongeveer een half uur later rijdt de vrachtwagen weg. We zitten met zo’n 50 opeen gepakt. Ik voel me als een stuk vee, op weg naar het slachthuis en neem me voor vegetariër te worden. De reis duurt niet lang. Even later staat de wagen stil. De klep wordt omlaag gehaald en we worden de vrachtwagen weer uit gejaagd. Dan verdelen ze ons in groepen van ongeveer tien en leiden ons op deze manier het gebouwtje in, wat voor ons staat. Binnen staat niets meer als een groezelige lift. Hij lijkt wel 100 jaar oud en alles behalve veilig. Er is nauwelijks plaats voor 5, toch worden we met alle 10 erin geduwd. Langzaam zakt de lift omlaag, piepend en met veel moeite. De grond komt steeds dichterbij en om ons heen worden lange schachten zichtbaar. We zitten in een mijn! Schokkend komt de lift tot stilstand. Onder staat al iemand te wachten.
Ik krijg een pikhouweel in mijn hand geduwd. Langzaam wordt de groep kleiner, mensen worden andere gangen in gestuurd of worden door een ander tot stilstand gedwongen. Ik onderga hetzelfde lot, iemand pakt me aan mijn kraag en dwingt me tot stilstand. Hij bindt een ijzeren ketting om mijn been en loopt dan weg. Ik kijk rond, om mij heen zijn meer kinderen, ik zie het meisje dat naast mij zat in de vrachtwagen. En iedereen is steen aan het hakken. Hele gangen door de mijnen heen. Gemaakt door kinderhanden. Die mensen moesten gek zijn, dat kon niet anders.
“AAAH” Ik zak neer op mijn knieën, een brandende pijn striemt mijn schouder. Ik kijk achter me. Een man met een zweep in zijn hand kijkt me aan. Naast hem staat een gevaarlijk uitziende hond.
“Ga je nog beginnen?”
Ik pak de pikhouweel vast en begin op de stenen te slaan. Zonder richting, zonder doel. Niet nadenken, hakken. Alleen hakken. Langzaam verschijnt een gat voor me. Hakken. Niet stoppen, geen eten, geen drinken. Mijn tong lijkt van leer. Mijn armen zijn gevoelloos. Ik ben uitgeput.
Ik zak neer op mijn knieën, ik ben kapot, ik ben doodmoe. Op handen en knieën probeer ik op adem te komen. Maar niet lang. Een striemende pijn trekt weer door mijn lichaam en ik kom overeind. Een meisje loopt langs, ze heeft een schep in haar hand, achter haar een meisje die een kruiwagen duwt. Ze kijkt me aan.
“Je bent nieuw hier he?”
“Ja, hoe weet je dat?” Ik kijk haar aan. Haar gezicht is zwart van het vuil en ze kijkt vermoeid uit haar ogen, alhoewel haar lichaam er uit zit alsof ze pas net is begonnen. Ze heeft lang zwart haar, maar dat zou ook kunnen komen van het vuil. Haar leeftijd schat ik op 16, een jaar ouder als ikzelf.
“Omdat je nu al moe bent. Dat hebben alleen de nieuwelingen. Je went er vanzelf aan.” Ze glimlacht zwak.
”Ik moet nu verder.” Zonder verder wat te zeggen loopt ze verder. Er vanzelf aan wennen… Ik vraag me af hoelang zij dit werk dan al doet. Weken? Maanden? Misschien wel jaren? Ik heb kinderen zien lopen van zeven jaar, zat ze hier al 9 jaar?
Ik zie weer een bewaker naderen en hak verder, zo goed en kwaad als het gaat. Een klein meisje loopt langs, waarschijnlijk net 6. Ze heeft een tas in haar hand. Een bewaker loopt naar haar toe en trekt het tasje ruw uit haar handen. Zonder de man aan te kijken, draait het meisje zich om en verdwijnt net zo snel als ze gekomen is. De man haalt een pakje broodjes uit het tasje en begint te eten. Ik voel mijn maag knorren, maar onderdruk het gevoel. De restjes brood en vlees geeft hij aan de hond. Dan komt er een grote thermoskan uit de tas. Ook deze wordt leeggedronken. Hij kijkt me even aan, een gemene glimlach verschijnt op zijn gezicht. Ik draai me om en ga verder. Ik vraag me af tot hoe laat dit door gaat. Mijn handen zijn rood en er beginnen blaren te vormen. Ik scheur een stuk van mijn shirt af en wikkel dat om mijn handen. Het gat in de wand begint steeds groter te worden, ik vraag me af waar het voor dient. Wat er uit deze mijnen gewonnen wordt. Ik ben geen steenkool tegengekomen, geen goud of diamanten, helemaal niets. Ik vraag me af hoe het met mijn moeder gaat en of de politie me al op het spoor is.
Mijn moeder zat in een klein kamertje, een politieagent zat tegenover haar, aan een tafel.
”We hebben uw dochter nog niet kunnen vinden. De enige aanwijzing die we hebben, is dat deze ontvoering veel lijkt op een aantal andere die we hebben meegemaakt.” De agent keek haar ernstig aan.
”En waar hebben jullie die kinderen gevonden?” Mijn moeder leek meer hoop te krijgen. De agent daarentegen steeds minder. Het maakte mijn moeder zenuwachtig.
”Deze kinderen zijn tot op de dag van vandaag niet teruggevonden. Het is niet duidelijk of ze nog leven. Natuurlijk is er in dit geval veel meer hoop op, omdat we de eisen kennen. Maakt u zich niet te druk. Zolang we contact hebben met de ontvoerders is er nog hoop.”
Mijn moeder had haar handen voor haar mond geslagen en was in huilen uit gebarsten. Niet duidelijk of ze nog leven…. Haar dochter mocht niet dood zijn…
Een schril fluitje klinkt door de gangen. Een bewaker komt aanlopen, hij maakt de riem om mijn enkel los en trekt me aan mijn arm mee, met de rest. De krakende lift brengt ons weer boven. Het is nu donker buiten. Ik kijk omhoog, boven me stralen de sterren helder. Ze lijken naar me te lachen. Ze geven me troost en een klein beetje hoop. Een klein beetje hoop, dat weer vervliegt als ik een tijdje later weer alleen in de kleine ruimte zit.
Mijn gevangenis……