Wat een leuke reacties!
Dat was denk een van mijn moeilijkste hoofdstukken. Tot nu toe.
Mer1980 schreef:Tom is gestoord en het draait echt alleen maar om hem. Maar goed geschreven hoor. wel ben ik benieuwd of je de oorbellen nog hebt?
Hahhahaha dat zou natuurlijk een spoiler zijn
!
Maar die heb ik redelijk snel uitgedaan. (Heb wel écht nieuwe vleugeltjes gehad.)
Maar toch nog even een hoofdstuk, en denk dat veel mensen boos worden
Maar hey, het is nu eenmaal chaos.
En echt, Nina leert, maar het gaat niet zo snel.
En ach, het is zondag, het hoeft niet allemaal zwaar.
Ik vond dit wel echt één van de leukste hoofdstukken om te schrijven.
44.
24 september 2021 (vervolg)
Ik stap in het NH-busje in een toestand die je alleen kunt beschrijven als ‘lichtelijk aangeschoten maar vooral euforisch van het weglopen van Tom na een theatrale BYE’.
De deur schuift dicht en langzaam rijden we weg van de setting van mijn verjaardagsdrama, een anticlimax in het midden van Amsterdam Noord.
De buschauffeur scant mijn outfit van top tot teen als ik voorin plaatsneem: zwarte leren legging, zwart leren jasje (vegetarische compensatie, ik eet geen vlees) en een zwart truitje. Speciaal uitgekozen omdat Tom had gezegd dat zwart me ‘slanker’ maakte.
‘Wat doe jij hier?’ vraagt hij, zijn stem een mix van bezorgdheid en (vooral) pure nieuwsgierigheid. Het is de toon van iemand die al genoeg heeft gezien om niet meer te schrikken, maar nog steeds gefascineerd is door menselijk drama: buschauffeur-DNA.
Ik leg het in vijftien woorden uit: Delta Air Lines piloot, Tiffany, exit, verjaardag. Ik probeer het luchtig te houden, maar mijn stem breekt een beetje op ‘verjaardag’. Want wat voor feest eindigt met de verjaardagsgirl die in een shuttlebus zit in plaats van in de armen van haar vriend?
Zijn glimlach verschuift van vermaakt naar begripvol. Henk kent zijn pappenheimers; de voornaamste bezoekers van het aftandse NH Noord zijn crew.
Mijn nieuwe bondgenoot is kaal, waarschijnlijk ergens in de zeventig, en draagt een ronde bril met dikke zwarte acetaatrand die zo retro is dat ik hem nu ook wil.
Hij grijnst. ‘Altijd Delta. KLM-piloten zijn meer het type dat bloemen meeneemt.’
Ik lach.
Voor het eerst deze avond echt.
Als kiespijn.
Maar toch.
Omdat ik nog steeds een beetje aangeschoten ben (twee glazen wijn op een lege maag, want Tom at niet dus ik durfde ook niet echt) en omdat het mijn verjaardag is en ik net ben gedumpt (of heb ik gedumpt? de grenzen zijn vaag), zeg ik: ‘Mooi busje. Vooral dat paarse porno-licht.’
Waarom zei ik dat? Geen idee. De combinatie van biowijn en emotie maakt blijkbaar dat je dingen zegt die je normaal voor je houdt. Zoals: ‘Je busje ziet eruit als een seksclub op wielen.’
Henks mondhoek krult omhoog. ‘Sfeervol lavendel, noemen we dat.’
‘Dit is geen lavendel’, zeg ik. ‘Dit is wat je krijgt als Prince een busje zou inrichten.’
(Het is de spanning die langzaam zakt, hou ik me voor.)
We rijden.
Drie minuten naar het hotel, had hij gezegd. Drie minuten waarin ik probeer te bedenken wat ik nu moet doen. Ik pak mijn telefoon.
Wacht. Welke telefoon?
Hij zit niet in mijn tas, niet in mijn jas en ik zit er óók niet op (ervaring).
‘Stop!’ roep ik, harder dan bedoeld.
Henk remt. Niet abrupt, maar beheerst, als iemand die gewend is aan dramatische passagiers.
Bij het hotel aangekomen zakken we allebei op onze knieën in dat busje. Het mobiele bordeel wordt nu een crime scene investigation. Tussen de stoelen, onder de banken, in alle hoeken en gaten. Henk vindt het hilarisch, deze buschauffeur van zeventig die op handen en voeten door zijn eigen voertuig kruipt.
Heb ik al verteld dat alcohol mijn emoties versterkt? Soms word ik verdrietig, maar meestal word ik uitermate nonchalant. Nihilistisch bijna. Alsof het universum één grote grap is en ik eindelijk de clou snap.
Dat is waarschijnlijk ook de reden dat ik zonder telefoon ben weggelopen.
Niet altijd effectief.
‘Weet je wat,’ zeg ik, terwijl ik overeind kom met stof op mijn knieën, ‘het boeit me niks. Echt niet. Ik kijk thuis wel.’
Waar ik precies naar ga kijken, dat weet ik nog niet. Maar ook dat boeit me niks.
Henk vraagt mijn nummer ‘zodat hij me kan bellen als hij hem vindt.’
Right.
‘Dank je,’ zeg ik. ‘Voor alles. Het ritje. Het zoeken. Het niet oordelen over mijn hele... situatie.’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Iedereen heeft wel eens een slechte verjaardag.’
Ik stap uit.
Terwijl ik naar huis rijd, zonder muziek, zonder navigatie, puur op instinct en de herinnering aan waar Warmond ongeveer ligt, heb ik even een moment. Zo'n Herman in de zon op een terras-momentje, waarbij alles ineens perspectief krijgt. Ik visualiseer een leven zonder telefoon. Geen WhatsApp-drama's. Geen gemiste oproepen van Tom op onmogelijke tijden. Geen Instagram om me minderwaardig te laten voelen. Het is bijna... vredig.
Ideaal, denk ik. Thoreau zou trots zijn. Niemand die me controleert, niemand die verwacht dat ik binnen drie seconden reageer, niemand die—
Fꞿck.
Ik nader Warmond en het besef slaat in als een mokerslag: ik kan niet zonder navigatie. Ik kan niet zonder Spotify. En belangrijker: ik kan niet zonder mijn moeders berichten.
Ik draai om.
Terug naar Ground Zero.
De hele A4 weer af. Langs Schiphol. Langs Hoofddorp, waar niemand vrijwillig naartoe gaat. Terug naar Noord, waar mijn telefoon waarschijnlijk misschien in het Restaurant Des Onheils ligt, naast mijn Tiffany-vleugeltje.
Op de parkeerplaats van het NH zie ik hem meteen. Tom. Buiten. Op een bankje.
Hij zit daar in zijn witte Ralph Lauren-polo (nu een beetje grijs van het grind) en staart naar zijn telefoon. Hij kijkt niet boos als hij mij ziet. Niet verbaasd. Gewoon... Tom in zijn natuurlijke staat: mild geïrriteerd door het bestaan van andere mensen.
Ik ben opgelucht: als hij mijn telefoon gevonden heeft, zijn we allebei volwassen genoeg om dit ‘even af te handelen’.
‘Heb je spijt?’ vraagt hij.
Spijt. Waarvan? Van weglopen? Van terugkomen? Van deze hele fꞿcking relatie?
‘Ik ben mijn telefoon kwijt,’ zeg ik, het gesprek professioneel houdend. ‘Ik ben teruggekomen om hem te zoeken.’
En dan zie ik Henk. Hij staat bij zijn busje, waarschijnlijk tussen ritten door. Zijn gezicht licht op als hij me ziet. Hij stapt uit, armen gespreid voor wat alleen maar een knuffel kan zijn.
Oh god.
Deze man denkt dat ik voor hem terug ben gekomen.
Ik doe snel een stap achteruit. Onaardig? Ja. Noodzakelijk? Ook ja.
Tom kijkt van mij naar Henk naar mij. Zijn blik zegt: ‘Waarom heeft mijn vriendin (ex-vriendin?) plotseling een pact gesloten met de buschauffeur?’
‘Kom, we gaan mijn telefoon zoeken,’ zeg ik opgewekt, alsof dit een leuk avontuurtje is en niet de meest awkward situatie sinds... nou ja, sinds een uur geleden toen hij zei dat hij geen kinderen met me wilde.
Tom zucht. Die specifieke zucht die zegt: ‘Waarom gebeurt dit altijd met mij?’ Maar hij staat op. Want Tom houdt van problemen oplossen.
En eerlijk is eerlijk, ik kan wel een bondgenoot gebruiken in deze omstandigheden.
We lopen terug naar het restaurant. Het is tamelijk gênant. De serveerster kijkt op met een blik van herkenning gemengd met medelijden. Ze heeft onze hele voorstelling gezien. De man die niet wilde eten. De man die op de grond lag. De vrouw die boos wegliep. En nu zijn we terug, als een slechte sequel waar niemand om heeft gevraagd.
Tom heeft ondertussen zijn eigen telefoon gepakt, probeert me te bellen. We staan daar, twee volwassen mensen die aandachtig naar stilte luisteren. Want natuurlijk staat mijn telefoon op stil.
‘Misschien in het grind?’ oppert Tom.
We kijken allebei naar de plek waar hij eerder die avond zijn archeologische opgraving uitvoerde: de strijd om de €325-parel.
‘Of in de prullenbak,’ zegt hij ineens. Zijn ogen lichten op. ‘Je had toch wine-to-go? Misschien heb je je telefoon weggegooid met het bekertje.’
Wine-to-go.
Niks zegt Tiffany-verjaardag zoals wijn in een wegwerpbeker.
Het beeld van een prullenbak bellen is zo absurd dat ik niet meer kan stoppen met lachen.
Natuurlijk vinden we niks. De telefoon is niet in het restaurant. Niet in het grind. Niet in de prullenbak (waar Tom zelfs met een stok in heeft staan porren).
‘Ik ga naar huis,’ zeg ik uiteindelijk. Het is laat. Ik ben moe. En ik wil gewoon in bed liggen en doen alsof deze dag nooit is gebeurd.
Tom knikt. ‘Succes,’ zegt hij.
Waarmee precies wil ik vragen, maar ik hou mijn mond.
In de auto krijg ik een briljante ingeving. Find My iPhone! Natuurlijk! Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht?
Thuis aangekomen klap ik mijn HP-laptop open. Het ding is zo oud dat hij nog op Windows 95 draait, maar hij doet het. Na twee verkeerde wachtwoorden (die staan in mijn telefoon, natuurlijk) ben ik eindelijk ingelogd op iCloud. En daar verschijnt het stipje.
Het hotel.
Mijn telefoon ligt in het hotel.
En dan zie ik de berichten. Henk heeft me gevonden. Overal. Facebook: ‘Hey Nina, Henk hier van het busje.’ Instagram: ‘Henk nogmaals, heb je je telefoon gevonden?’ En — dit is óf geniaal óf doodeng — via het contactformulier van mijn website: ‘Wat wil je dat ik doe als iemand je foon vindt? Wil je hem ophalen bij het hotel? Of bij mij thuis zodat we nog even kunnen kletsen?’
Ik wist niet eens dat dat formulier het nog deed.
Ik rij terug. Voor de derde keer deze avond.
De nachtportier kijkt niet eens meer op als ik binnenkom. Hij heeft me nu drie keer gezien in al mijn emotionele staten.
‘Mijn telefoon,’ zeg ik. ‘Hij ligt blijkbaar in kamer 412.’
Ik kan Tom niet bellen en de receptie mag Tom ook niet bellen vanwege de heilige regels van de crew rest (bij interesse: vraag details aan Tom).
Hij tikt wat in op zijn computer. Uiteindelijk besluiten we samen naar zijn kamer te gaan. Ik presenteer het als een soort expeditie, de portier ziet er de lol wel van in.
We sluipen door de gang en kloppen zachtjes op de deur van 412. Hij vliegt meteen open.
En daar staat hij.
En weer maakt mijn hart een sprong, ondanks alles.
‘Ik heb hem gevonden!’ zegt hij triomfantelijk.
En voor ik iets kan zeggen, trekt hij me de kamer in.
To be continued...

Ignoring red flags since 2021
Laatst bijgewerkt door astridastrid op 07-09-25 20:11, in het totaal 1 keer bewerkt