Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
Citaat:‘Ruben, wil je even wat boodschappen doen?’ Vraagt Nel zo gauw ik zit, je zou bijna denken dat het afgesproken is, want hij staat zonder te mokken op, groet bot en sluit de deur achter zich. Ik zit helemaal alleen met Nel in de kamer, ze kijkt me met haar bezorgde blik aan. ‘Lieke..’ Begint ze haar gesprek, ik merk dat ze zich net zo ongemakkelijk voelt als ik. ‘Ik ken je nog maar net, maar ik heb het gevoel dat er iets niet goed zit. Gaat het wel helemaal goed met je?’ Ze is serieus en kijkt me bezorgd aan. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om ja te zeggen. Ik knik, maar ik kan zien dat ze me niet gelooft. Nu maar hopen dat ze niet door vraagt. Of zal ik het haar vertellen? Nee dat is veel te link, als Helena het hoort vermoord ze me, als ze dat niet al van plan was tenminste. Ik slik en haal diep adem. Ik sla mijn ogen neer. ‘Lieke, je weet dat je hier altijd terecht kan.’ Ik knik en staar naar het tafelblad ‘En dan nog iets, weet jij misschien wat er met Ruben is?’ Ik schrik op ‘Hoezo?’ Vraag ik attenter als de bedoeling was. ‘Hij is zo stil sinds gisteren., maar laat maar.’ ‘Nee..’ Stamel ik zacht, het hele voorval van gisteren vliegt weer door mijn gedachten. ‘Ik, ik heb hem laten zitten..’ Komt er stottert uit mijn mond. Ik haal diep adem ‘Ik moest acuut thuis blijven.’ Ze kijkt me begrijpend aan, maar in haar ogen is te zien dat ze het niet vertrouwd. ‘Dat moeten jullie zelf maar oplossen,’ Knipoogt ze. ‘Maar je bent hier omdat ik je wil vragen of je mee wilt, morgen gaan we met Nappy op concours. We hebben nog een plekje vrij in de auto.’ Haar altijd lachende ogen kijken me aan. ‘Ja graag!’ Antwoord ik zo enthousiast . ‘Dat dacht ik al, overleg je het wel even met je moeder? Hoe heet ze eigenlijk?’ ‘Helena.’ Zeg ik iets te afkeurend. ‘Zal ik het zelf even met haar overleggen anders?’ Ik schrik, hoe moet ik me hier uit redden. Ze mag beslist niet met Helena praten, dan denkt ze dat ik iets verteld heb. ‘Ehh, nee ik vraag het zelf wel.’ Ze knikt. Mijn voet is doof ik til hem iets op en verzet hem. De steen die ik bij het meer vond steekt kort in mijn been. Even vertrek ik van de pijn. Blijkbaar ziet Nel het ze kijkt me geschrokken aan. ‘Is er iets?’ Haar stem klinkt bezorgd en zorgzaam. Een steek van jaloezie gaat door mijn buik. Ik wou dat ik zo’n moeder had, maar ik weet dat ik dat niet verdien. Zonder dat ik het door heb lopen de tranen over mijn wangen, ik wil dat het stopt, maar het lukt niet. Diep in ademen, en weer uit. Nel legt een hand op mijn schouder, tot mijn verbazing vraagt ze niets. Duidelijk de moeder van Ruben. De deur achter me gaat open. Ik hoor hoe iemand zacht binnenkomt en draai me om. Ruben staat achter me en kijkt me even recht aan, ik word helemaal warm van binnen. Ik wil niet dat hij me ziet huilen, maar ik kan mijn ogen niet van hem af houden. Niet langer kijken Lieke! Terwijl ik me omdraai staat Nel op, enkele minuten later komt ze terug met een dienblad. Ze geeft me een kop thee aan en zet een pak stroopwafels voor me neer. Eigenlijk wil ik helemaal geen stroopwafel, ik ben al dik genoeg. Maar het is niet netjes om het te weigeren dus ik pak er toch maar een. Twijfelend neem ik een hap van het stroperige koekje. De zoete smaak dringt mijn mond binnen. Zonder er verder nog bij na te denken werk ik hem naar binnen. Ik drink mijn thee op en lach naar Nel.
Mijn maag lijkt over de kop te gaan van de zenuwen, ik twijfel zal ik wegblijven vanavond of nu terug naar huis gaan en hopen dat het goed met me afloopt? Maar ik weet ook dat ik nooit nu terug naar huis durf te gaan. De steen in mijn zak lijkt elke seconde zwaarder te worden. Ik voel in mijn andere broekzak gelukkig, ik ben het geld niet vergeten. De supermarkt is op donderdag nog tot half negen open. Ik pak een mandje van de stapel. De winkel ziet er verlaten uit, enkele mensen doen nog snel wat boodschappen. Stil hopend dat ik geen bekenden tegen kom ga ik opzoek naar de flessen mineraalwater. Al snel vind ik een rek met frisdrank en mineraalwater flesjes. Ik kies voor twee literflessen. Ook een bruinbrood, een pak vanillevla en wat fruit belanden in mijn mandje. In het voorbij gaan zie ik een mand met fleecedekens, die zou ik nog wel eens nodig kunnen hebben. Zo snel als ik kan loop ik naar de kassa en reken ik af. Wat zou Ruben nu van me denken? ‘Tasje erom?’ Hoor ik de vrouw achter de kassa vragen, het klinkt ver weg, ik betrap me erop dat ik met mijn gedachten ver weg ben. ‘Ehh ja graag.’ Ik pak de plastictas van de toonbank, groet de kassajuffrouw en ga de winkel uit. Dan bedenk ik me dat ik vergeten ben mijn fiets uit de schuur te halen, ik zal dus moeten lopen. Het begint buiten al te schemeren, het is nog best een eindje lopen naar de plek waar ik wil overnachten. De auto’s die voorbij rijden lijken net zo’n haast als ik te hebben, waarschijnlijk om zo snel mogelijk thuis te zijn. Het licht van de lantarenpalen, geven de straten een mistreuze indruk. Ik klem mijn handen stevig om de hengsels van de plastictas. Het word met de minuut donkerder, alles ziet er zo anders uit in het donker dat ik even moet zoeken waar het kanaal is. Het kleine beetje licht weerkaatst in het water, het is net genoeg om de wal te kunnen onderscheiden. De kleine golfjes werken rustgevend. Het grindpad onder mijn voeten knarst bij elke stap. Vluchtig kijk ik achterom, misschien loopt er iemand achter me. Het is pad lijkt verlaten. Aan de overkant van het kanaal staan boompjes, vorig jaar werden ze door het bosbeheer geplaatst nadat er enkele oude bomen gekapt werden. Daar achter bevind zich een bos, het zelfde bos waar ik met Ruben en Vinn gelopen heb. De koude lentewind waait door mijn shirt, mijn armen zijn bedekt met kippenvel. Ik klem de tas tegen mijn lichaam. De flessen mineraal water drukken door de tassen tegen mijn zij, bij elke stap slaat het tegen mijn blauwe plekken, een snerpende pijn doet zijn intrede. Niet aandenken! Het begint zachtjes de regenen, ondanks de kou vind ik het fijn, alle nare gedachten spoelen mee met de regen tot mijn hoofd helemaal leeg is. De regendruppels zorgen voor ronde kringen in het vieze water.
Gehaast loop ik richting mijn slaapplaats, blijkbaar ben ik niet de enige met dit idee, onder de grote brug zie kan ik de contouren van meerdere personen onderscheiden. Even ben ik bang, maar dan herinner ik me dat het hier altijd veiliger is als thuis, bij Helena. Het grint onder mijn voeten veranderd in nat gras, het stof aan mijn schoenen word nat van het regenwater. De regen valt met bakken uit de lucht. Snel duik ik onder de brug, mijn knie botst tegen iets hards. ‘Heuj blijf daar af!’ Klinkt een lage stem achter me, ik draai me om om te kijken wie er tegen me praatte. Het is erg donker onder de brug, mijn ogen glijden langs de rand van het water maar de mensen die ik net zag lijken verdwenen. Waar zou die stem vandaan komen? ‘Hallo?’ Mijn stem galmt onder de grote, betonnen brug. ‘Wat doe je hier?’ De stem klinkt vriendelijker als net, kwetsbaar. ‘Ik, ik zoek een slaapplaats.’ Komt er stamelend uit mijn mond. Boven hoor ik iets remmen, er rijd een auto over de brug. ‘Mm, daar achter in de hoek is nog een goede plaats. Ik ben Wubbe.’ Komt er brommend uit de mond van de man. Mijn ogen beginnen aan het donker te wennen, ik kan de contouren van zijn gezicht onderscheiden. Ik geef hem een hand ‘Lieke’. Hij is jonger als ik dacht, ongeveer 2 jaar ouder als ik. ‘Waarom ben jij hier?’ Vraag ik zacht. Even lijkt het alsof hij niet van plan is een antwoord te geven, ik heb spijt van mijn vraag. Waarom zou hij dat aan mij, een wild vreemde vertellen? ‘Sorry, het gaat me ook niks aan..’ Zeg ik zacht. ‘Geen sorry, ik ehh’ Stotterend begint hij zijn verhaal ‘Mijn moeder is 4 jaar geleden overleden tijdens een auto-ongeluk, met auto en al over de vangrails, opslag dood.’ Hij slikt. Ik voel me ongemakkelijk. ‘Het ging slecht met mijn vader, hij ging aan de drank. Er was een brand,.’ De beelden van een paar dagen geleden schieten weer door mijn hoofd. ‘Het was zijn schuld, hij had het fornuis aan laten staan. Hij en nog vier anderen overleefden het niet. Door dat mijn pa aan de drank ging zonderden we steeds verder af van de familie. En nu ben ik hier.’ Maakt hij zijn verhaal af. Zijn ogen kijken me dof aan. Zijn stoere houding lijkt langzaam af te brokkelen. ‘Gaat het wel?’ Vraag ik zacht. Er is net genoeg licht om hem te kunnen zien knikken. ‘En jij, hoe kom jij hier?’ Die vraag had ik al verwacht.‘Ik, eh, ik heb het er liever niet over.’ Ik schrik van de verandering in zijn houding, het zachte van net is nergens meer te bekennen. ‘Ík snap het.’ Komt er dan langzaam uit zijn mond, maar hij meent het niet. Zonder dat ik er met mijn gedachten bij ben begin ik toch aan mijn verhaal. Het voelt alsof een ander praat ‘Toen ik 10 was, gingen mijn ouders scheiden. Ze hadden steeds ruzie. Mijn vader ging ervandoor, ik miste heb en daar kon mijn moeder niet tegen. Ze dronk en ze dronk en het ging steeds slechter thuis. Ze slaat me. Mijn eigen schuld, had ik maar niet zo dom moeten zijn. Maar dat is mijn eigen schuld. Maar vanmorgen., Ze sloot me op in de wc, ze hoorde me telefoneren met de buurjongen en ze dacht dat ik iets vertelt had. Ik kon er niet meer tegen, ’ Ik zucht ik voel Wubbe warme hand op mijn schouder, het voelt veilig en ik ken hem niet eens. ‘Ik heb haar opgesloten.’ Ontsnapt er uit mijn mond. Hij kijkt me begrijpend aan. ‘Ik ben zo bang.’ ‘Het komt goed oké?’ Ik schud zacht mijn hoofd ‘Het komt niet goed Wubbe, ze vermoord me.’ Snel begin ik over iets anders, want hoe aardig hij ook is, hij kan me niet helpen. ‘Er waren hier net toch meer mensen?’ ‘Die kwamen alleen maar rommel schoppen.’ Is zijn antwoord. ‘Waar zijn ze nu dan?’ ‘’Weg.’