Moderators: Polly, Muiz, NadjaNadja, Telpeva, Essie73, ynskek, Ladybird
nujaro schreef:Hey mensen,
Sorry dat het volgende stukje er nog niet op staat. De laatste weken van het blok (qua school), dus leren, deadlines enz. enz. enz.
Vandaag of morgen hoop ik het stukje te kunnen plaatsen!
Citaat:Casey
We praten een tijdlang door over wat er allemaal gebeurd is. Justin wordt bewust buiten het gesprek gehouden. Hij komt alleen ter sprake bij de avond van zijn verdwijning. Daarna gaan we snel weer over op een ander onderwerp. Beiden hebben we geen zin in zulke trieste verhalen. Het valt mij wel op dat Nathaniel ook niet echt ter spraken komt.
“Hoe zit het eigenlijk met jou en Brian?” vraagt Abbigail, nadat alles wat er is gebeurd besproken is.
Vragend haal ik mijn wenkbrauwen op. “Hoe bedoel je?”
“Doe niet zo flauw! Ik zag hem wel naar je kijken, toen jullie uit de auto gestapt waren en jou ontvoerde.” Ik grijns even om haar woordkeus en schud daarna mijn hoofd.
“Dat heb je vast verkeerd gezien. Trouwens ik hoor degene te zijn die over jongens begint. Hoe zit het tussen jou en Nathaniel.” Ik heb meteen door dat ik een gevoelige snaar raak. Haar triomfantelijke grijns verflauwd wat en even kijkt ze een andere kant op.
“Ik weet het niet zo goed op moment,” zegt ze vertwijfelt en ik glimlach even. Van overdreven enthousiasteling, naar een onzeker meisje.
“Vertel…” antwoord ik alleen en wacht rustig af.
“Ag we hebben gewoon wat ruzie de afgelopen dagen. Het zal uiteindelijk wel loslopen.” Haar antwoordt klinkt niet erg overtuigt en ik sla mijn arm om haar heen. Ik zal het allemaal nog wel een keer horen, maar niet nu.
“Case ik wil het precies weten. Ieder detail kan helpen,” Nathaniel kijkt mij doordringend aan. Ik knik ongemakkelijk. Hier heb ik dus echt geen zin in. Kunnen ze dat zelf niet bedenken!
Het is uren later. We hebben het eten intussen achter de kiezen en nu zitten we met zijn allen in de woonkamer. Nathaniel begon ongeveer een kwartier geleden over Justin, maar ik heb nog geen woord kunnen zeggen. Steeds weer valt mijn blik angstvallig op Brian. Ik weet niet of Nathaniel het merkt, maar Brian in ieder geval niet. Hij houdt het al een kwartier vol om alleen maar geïnteresseerd te kijken. Ik weet dat hij al een tijd heeft zitten wachten op de ze informatie. Al vanaf het moment dat hij mij oppikte. Hij had er een paar keer naar gevraagd, maar ik had hem steeds weer afgewimpeld. Uiteindelijk heeft hij opgegeven, maar hij weet dat ik er nu niet onderuit kan.
“Casey ik moet het weten,” brengt Nathaniel mij weer bij de les.
“Zullen we gaan wandelen?” vraag ik duf en voor een moment kijkt Nathaniel verbaasd. Die verbazing gaat al snel over in irritatie. Maar voordat hij wat kan zeggen komt Abbigail tussen beide. Ze heeft tot nu toe haar mond gehouden, maar blijkbaar vindt ze het tijd om zich ermee te bemoeien.
“Ga nou maar gewoon. Ze wil je gewoon onder vier ogen spreken,” antwoordt ze recht voor zijn raap. Nu is het Brian die verbaasd kijkt en daarna geïrriteerd. Nathaniel kijkt even opzij naar Brian en de vraagtekens zijn bijna in zijn ogen te zien. Waarom wil ik Brian niet bij dit gesprek hebben? Het lijkt erop dat hij niet aan Abbigail twijfelt, want haar kijkt hij helemaal niet aan. Eigenlijk ook vreemd misschien…
Ik schud even met mijn hoofd. Bah die vermoeidheid ook. Ik moet mij proberen te concentreren op een onderwerp. Niet van hot naar her vliegen.
Inmiddels is Nathaniel overeind gekomen. Hij zegt Abbigail gedag en samen lopen we naar buiten…
Abbigail
“Dusss…” zeg ik na een stilte van zeker vijf minuten. Ik zit samen in de kamer met alleen Brian. Het blijft een vreemde snuiter! Er is geen woord gezegd en ik houd het niet meer. Er moet toch iets zijn, waarover wij kunnen praten.
Brian kijkt mij verbaast aan. Blijkbaar was hij diep in gedachten verzonken. “Vraag jij je niet af wat Casey allemaal te zeggen heeft?”
Het is ook niet moeilijk om erachter te komen waar hij aan dacht. Ik schud ontkennend mijn hoofd, waarna hij weer in gedachten verzonken raakt. Gezellig dit!
“Ben je ook niet een klein beetje nieuwsgierig?” vraagt hij naar nog eens vijf minuten.
“Hoe vaak wil je het horen? Want dan zijn we tenminste in een keer klaar,” zeg ik verontwaardigt.
“Nee laat maar zo is het wel voldoende. Ik ben gewoon benieuwd waarom ze niks wil zeggen waar wij bij zijn.”
“Hè, laat mij hier buiten ja. Mij zul je bedoelen, geen wij,” het komt er chagrijnig en fel uit, maar het interesseert mij niets. Om een af andere reden haalt hij bij mij het slechtste naar boven. Ik vraag mij af hoe Casey het zo lang met het heeft uit weten te houden. Niet dat ze een keus had, maar ze had hem halverwege kunnen dumpen. Iets van dat hij bij de pomp aan het betalen is en zij er met de auto vandoor gaat. Ja, dat zou Casey zeker doen als ze hem zat was. Met nieuwe interesse kijk ik naar Brian, is het gewoon zo gelopen of is er meer aan de hand?
“Hoe bedoel je alleen mij. Jij bent anders ook niet degene die nu door het duister loopt.”
“Nee, omdat ik vandaag al voldoende beweging heb gehad en ik de informatie toch al heb.”
“WAT!” De brul klinkt zo woest dat ik mij even afvraag of hij mij zal aanvliegen. Tsjonge, die is makkelijk op de kast te krijgen. Hij lijkt zichzelf weer tot orde te roepen. “Vertel het me! Wat is er gebeurd.”
Voor een moment blijf ik doodstil zitten. Dan haal ik mijn wenkbrauwen op.
Blijkbaar spreekt mijn gezicht boekdelen, “Zo bedoelde ik het niet. Maar Nathaniel is niet de enige die er baat bij heeft om alles te weten. Tot in detail.” Hij legt een duidelijk nadruk op zijn laatste woorden. Ik reageer niet. Mijn blik blijft hem doorboren tot hij uiteindelijk de andere kant op kijkt en het opgeeft. Ik word hier nog goed in. “Oke, andere vraag dan. Waarom vertrouwt ze mij niet?” vraagt hij en kijkt mij opnieuw hoopvol aan. “Waarom zou zij je wel moeten vertrouwen? Ze kent je amper. Wij allemaal trouwens. Jij moet van alle mensen onderhand wel weten dat je maar nooit weet of iemand te vertrouwen is.” Daarmee sluit ik het gesprek en sta op. “Als je wilt slapen de kamers zijn gereed.” Ik loop naar de keuken en kijk naar de afwas die er nog staat. Dat is weer een beetje jammer van dit huis. Ik hoop eigenlijk dat Brian naar boven gaat, want op dit moment heb ik het meest zin om gewoon alleen te zijn. Ondertussen zet ik de kraan aan en begin met de afwas.
Wanneer ik klaar ben en naar de kamer loop zie ik dat Brian weg is gegaan. Hoogstwaarschijnlijk naar boven. Ik zucht opgelucht. Mooi zo. Casey en Nathaniel zijn nog steeds niet terug, wat op zich logisch is. Ik kijk even rond en bedenk dan maar dat ik koffie en thee moet zetten. Voor als ze terug komen is dat misschien wel fijn. Wanneer ik dat gedaan heb loop ik de tuin in. Ondertussen is het donker geworden en ook redelijk koud. Toch laat ik mij niet afschrikken en loop helemaal naar achteren. Het is mij eigenlijk nooit opgevallen dat het hier zo donker kan zijn. Het zal vast wel komen door de begroeiing, maar toch. Op een klein stuk overgebleven gras ga ik op mijn rug liggen en kijk naar de heldere hemel. De maan staat erg hoog en de duizenden sterren schitteren helder. Ik haal even diep adem. Het blijft verschrikkelijk mooi. Ik probeer figuren te maken door de sterren naar elkaar te koppelen. Vroeger als kind probeerde ik dat al. Heerlijk vond ik het om gewoon te liggen en naar de lucht te kijken. Om de gekste figuren in wolken te vinden, en s’ avonds hetzelfde bij de sterren te doen. Wat verlang ik naar vroeger. Toen was het tenminste lekker ongecompliceerd. Als je ruzie met een vriendinnetje had was het in ieder geval meteen duidelijk wat er aan de hand was en meestal was het binnen een dag opgelost. Ik heb nooit tegen ruzie gekund. Meestal kon ik niet eens slapen met ruzie en als ik dan sliep was het verschrikkelijk slecht. Waarom doen we zo moeilijk nu we ouder zijn geworden? Het slaat eigenlijk ook echt nergens op. Hebben mijn ouders eigenlijk ooit ruzie gehad? Zover ik weet merkte ik er nooit wat van. Ze zullen mij wel beschermd hebben daarvoor. Die schatten van ouders. Hoelang zou ik ze al niet meer hebben gezien? Eigenlijk wil ik er niet aan denken, maar toch komt het elke keer weer terug. Ik mis ze. Snel veeg ik een traan weg die eenzaam over mijn wang gleed. Niet aan denken. Dan probeer ik mijn gedachten te verzetten. Casey en Nathaniel komen straks vast terug met een idee. Grote kans dat we morgen alweer vertrekken. Voor de zekerheid heb ik mijn tas alvast ingepakt en ook zag ik dat Nathaniel dat had gedaan. Ik hoop het maar, want hier vind ik het niets meer aan.
De volgende morgen word ik wakker in mijn bed. Even gedesoriënteerd kijk ik om mij heen. Ik kijk op de klok en zie dat het nog erg vroeg in de morgen is. Naast mij ligt Nathaniel nog diep in slaap. Ik sla zachtjes mijn dekbed weg en pak mijn kleren die over een stoel hangen, wanneer ik mij heb aangekleed loop ik op mijn tenen naar beneden. Daar zie ik Casey staan. “Goede morgen slaapkop.” Zegt ze vrolijk. “Slaap je altijd in de tuin als ik er niet ben. Niemand wist waar je was. Uiteindelijk vond Nathaniel je achter in de tuin te snurken. Het zal me niets verbazen als jij morgen verkouden wakker word.” Ze grinnikt en loopt naar de keuken om een ontbijtje te maken. Ik loopt achter haar aan en ga aan tafel zitten. “Hoelaat kwamen jullie terug dan? En wat is vanaf nu het plan?” vragend kijk ik haar aan. “Rond een uur of elf waren we al terug en we vertrekken vandaag nog en…” op dat moment stopt ze en kijkt ze langs me heen naar de kamer. Daar zie ik Brian staan. Ik trek even mijn wenkbrauw op, maar zeg niets.
Citaat:Casey
Ik kijk langs Abbigail heen en zie onze grote vriend verschijnen in de deuropening. Meteen houdt ik mijn mond. “Mijn tas staat al in jullie auto, Abbi. Ik ga nu even een frisse neus halen; het stinkt hier,” even kijk ik Brian aan en loop dan langs hem heen naar buiten. Mijn ontbijt op het aanrecht gelaten. Eenmaal buiten adem ik eens diep in. Wat een dagen! Weer denk ik aan het moment dat ik die man op de grond zie liggen. Dat mocht niet gebeuren, dat kan toch niet zomaar?! Ik kijk even om mij heen en sla dan maar een willekeurige weg in. Mijn missie lijkt steeds groter te worden in plaats van kleiner. IK wil niet alleen mijn ouders vinden, maar ook Justin en daarnaast wil ik weten of Brian wel te vertrouwen is. Want iets in zijn houding zint mij niet, maar wat het is kan ik geen vinger op leggen. Justin… hopelijk is hem niets overkomen. Het lijkt al zo lang geleden dat ik hem heb gezien, terwijl het in werkelijkheid nog niet zo lang geleden is. Ik weet dat ik er niet aan moet denken, maar toch gaan elke keer mijn gedachten naar hem uit. Zou hij het moeilijk op dit moment hebben? Straks loop ik hier lekker rond, terwijl ik eigenlijk daar zou moeten zijn. Hem zou moeten helpen. Ik zucht even diep en beslis dan maar om mij om te draaien. Wanneer ik dat doe zie ik opeens achter me. Wat moet die kerel toch van me?! “Wat doe jij hier?” vraag ik arrogant. “Ik wil met je praten. Je moet me meer vertellen. We zullen hier samen achteraan moeten gaan en op deze manier gaat het niet werken.” Ik schud mijn hoofd. “Je komt er vanzelf wel achter,” zeg ik stroef. Voor hem maakt het niet uit wat we gaan doen. Zolang hij maar op het laatste moment het weet. Zo kan hij ook geen roet in het eten gooien. Weer wil ik langs hem heen lopen, maar deze keer houdt hij mij bij mijn arm vast. “Je denkt toch niet dat ik de lek in de organisatie ben? Dat is heel dom van je. Want je kan alle hulp gebruiken.” Ik haal mijn schouders op en kijk hem aan. Wat moet ik van hem denken? Er is iets mis in de organisatie. Ik trek mijn arm los en kijk hem strak aan. “Ik hoop het alleen maar. Op dit moment ben ik liever te voorzichtig dan niet.” De trekken op Brians gezicht verzachten. “Ik begrijp het wel. Wat je allemaal hebt meegemaakt is niet niets.” Wat moet hij toch van me? Er klopt iets gewoon niet. Ik trek mij voorzichtig los en loop dan weer richting het huis. Brian achterlatend. Het liefst zou ik hem ergens willen dumpen, maar na het gesprek met Nathaniel kan ik het niet maken. We hebben die gast nodig en daarnaast vertrouwd Nathaniel hem wel. Al heeft hij wel weer belooft om niets te zeggen over wat we vanaf nu gaan doen. Wat nou als we hem per ongeluk kwijt raken onderweg? Dan valt het niet zo op. Nee, want we hadden hem echt nodig… Misschien laten vervangen door iemand? Die kennen we natuurlijk dan al helemaal niet, dus ook dat heeft geen zin. Lastig.. Er moet toch iets zijn om Brian te slim af te zijn? Vanaf de eerste dag dat we hem ontmoetten was het al bonje. Hoe kunnen we nu normaal met hem samenwerken. Waarom is hij er überhaupt gekomen? Met George hadden we toch genoeg? Of heeft George iets te verbergen? Misschien is er iets wat wij niet mogen weten… Maar wat? Het hele zaakje stinkt en wij zitten er midden in. Ook zal willen we het niet. We moeten hier toch iets mee. Worden er misschien mensen afgeperst? Ik probeer een oplossing te vinden, maar aangezien niets duidelijk is kom ik er ook niet achter. Waarschijnlijk komen we er snel genoeg achter… We zullen vanzelf wel merken of Brian te vertrouwen is. Nu moet ik als eerste aan Justin denken. Justin gaat voor en dan komt de rest wel. Ik kijk nog even achterom, maar zie Brian in geen verste verten. Zou hij boos zijn?
Abbigail
Nadat Casey naar buiten is gegaan loop ik ook maar meteen naar boven waar Nathaniel zich aan het omkleden is. Ik voel me even onzeker. Want hoe het nu is tussen ons is maar de vraag. Ik blijf even bij de deur staan tot Nathaniel kijkt. Snel kijk ik verlegen weg. Wat is er toch met me aan de hand? “Hoi,” zeg ik zachtjes en loop dan toch maar naar binnen. Ondertussen doet Nathaniel achter mij de deur dicht en blijft mij aankijken. “We gaan vandaag weg toch?” mompel ik vragend. “Hm, heb je Casey niet gesproken erover?” Ik schud mijn hoofd. “Brian kwam.” Nathaniel knikt. “Ik heb nagedacht. George vertrouwd Brian en ik eigenlijk ook. We beginnen bij de locatie waar Justin vermoedelijk heen is genomen. Brian zal mee gaan om te helpen.” Ik hoor de spanning in zijn stem. “Je vertrouwd Brian wel?” vragend kijk ik hem aan. “Brian vertrouw ik, hoezo?” Hij gaat op het bed zitten en kom naast hem zitten. “Gaat het slecht met Justin?” vraag ik dan zachtjes. Hij haalt zijn schouders op. “Het is een serieuze zaak en we moeten gauw handelen,” zegt hij zakelijk. Hij probeert zijn emoties niet mee te laten tellen, bedenk ik mij dan. Zo is het natuurlijk geleerd. Maar hoe kan je dat doen? Want het is zijn vriend, ons vriend. Hij kent hem al zo lang. Hoe kan je dan je emoties uitschakelen? Dat is toch juist niet normaal? “Het is niet erg om niet zakelijk te zijn,” zeg ik dan. Ik merk meteen dat Nathaniel afstand neemt en hij kijkt me met een ergerlijke frons aan. “Wat bedoel je daarmee? Het is ons werk, we weten wat op het spel staat en je moet ermee dealen en je niet van je wijs laten brengen. Maar dat kan jij nog niet weten. Je leert het misschien nog wel.” Het klinkt alsof ik er helemaal niets van snap en ik glimlach triest. “Ik zou het niet willen leren. Het betekent alleen dat jij je als een robot zonder gevoel moet gaan gedragen. Je mag niets voelen.. Niet rouwen, niet blij zijn of echt kunnen genieten. Dat hoort toch niet!” Ondertussen ben ik tegenover hem gaan staan. “Ik kan toch niet bij de pakken neer gaan zitten!” Nathaniel gaat ook staan en ik kijk naar hem op. “Dat zeg ik niet. Tuurlijk, je moet ervoor vechten! Maar het is ook niet erg om je rot te voelen. Je moet je er uiteindelijk niet door leiden, maar het betekent niet dat je het niet mag voelen!” even laat ik het bezinken en ga dan verder. “Toen jij dat geintje uithaalde schrok ik heel erg. Ik dacht echt dat er wat was gebeurd en ik weet nu dat het overdreven is. Ik was toch nog zo bezig met Justin en Casey en toen opeens was jij weg. Ik reageerde het op jou af en dat was niet slim. En daarna was jij boos, wat overigens logisch is, maar op dat moment was ik zo blij dat het jou in ieder geval iets kon schelen. Wat als het jou niets kon schelen? Dat zou ik echt verschrikkelijk hebben gevonden… ” Ik knipper een paar keer met mijn ogen en slik die vervelende brok ik mijn keel weg. Dan voel ik twee sterke armen om mij heen. “Het spijt me,” fluister ik zachtjes en sla mijn armen om hem. “Het spijt mij ook. Ik heb hele vervelende dingen gezegd die niet eens kloppen. Je kan inderdaad prima voor jezelf zorgen, maar ik wil niet dat er jou ook iets overkomt…. Wat natuurlijk nogal lastig is met dit werk,” zegt Nathaniel en ik zie hem licht blozen. Wat een schat is hij ook! “Ik beloof dat ik voorzichtig zal zijn en probeer iets vaker na te denken voor ik wat doe.” Terwijl ik net op mijn tenen wil staan om hem een zoen te geven bukt hij zich om hetzelfde te doen en belandt het uiteindelijk ergens bij zijn neus. Ik grinnik en daarna doen we het maar even fijntjes over.
Als Nathaniel en ik even later beneden komen zien we dat niemand meer thuis is. In de keuken staat nog de helft van het ontbijt van Casey. Ze een goede wandeling aan het maken. Dat ze er nog steeds niet is. Ik ruim haar spullen op en maak dan een ontbijt voor Nathaniel en mij. Ik ben opgelucht dat we het hebben uitgepraat. Maar een ding zit mij nog een beetje dwars. Aangezien we het goed hebben gemaakt vind ik het niet nodig om het er over te hebben. Maar hij heeft het idee dat hij mij moet beschermen, maar met dit werk kan dit niet altijd! Ik zal mijn eigen keuzes moeten en mogen maken… Anders wordt het nooit wat.
Citaat:Casey
Als ik terug bij het huisje kom, tref ik Abbigail en Nathaniel in de keuken aan. Ik kijk even naar binnen, maar loop dan door naar boven. Ze hebben mij wel door maar reageren verder niet. Brian lijkt er nog niet te zijn en even kan ik rustig ademen. Ik loop door naar mijn kamer om te controleren of ik al mijn spullen al gepakt heb. Natuurlijk weet ik dat ik alles al heb en dat het verspilde moeite is, maar ik moet iets doen. Bovendien heb ik nog even een moment voor mijzelf, voordat we zo in de auto een aantal uren opgepropt bij elkaar moeten zitten. Iets waar ik zeer zeker niet naar uitkijk. Ik besluit nog even naar buiten te gaan, maar wel in de buurt te blijven. In de buurt van het huis zak ik tegen een boom aan. Het zonnetje schijnt op mijn gezicht en ik sluit even lekker mijn ogen. Ineens valt er een schaduw over mijn gezicht. Gefrustreerd open ik mijn ogen. Brian, natuurlijk. Waarom deed ik niet gewoon alsof ik sliep? Hij zegt niets, maar komt gewoon naast mij zitten, ondanks mijn blik die hem voldoende moet vertellen. Een hele tijd zeggen we allebei niets. Ik hoop dat als ik niets zeg hij weg zal gaan. Tot mijn grote teleurstelling en frustratie is dat niet het geval. Even zucht ik een keer diep, dan kan ik mijn mond niet meer houden. “Wat doe je hier?” vraag ik, zonder zijn kant op te kijken.
“Nou, jij vertrouwt mij niet en toen bedacht ik mij wat. De enige manier om jouw vertrouwen te winnen is door veel tijd met jou door te brengen. Dan kun je voor jezelf zien dat ik geen vlieg kwaad doe.”
“En met een vlieg, bedoel je alleen vliegen of ook andere dieren. Mensen horen daar zeker niet bij, dat heb je intussen wel duidelijk gemaakt,” antwoord ik scherp.
Even fronst hij zijn wenkbrauwen. Duidelijk niet wetend waar ik het over heb. Dan lijkt er bij hem een lichtje op te gaan. “Het hoort bij het werk…” Hij wil nog meer zeggen, maar ik onderbreek hem.
“Dat is lekker makkelijk! Die man deed ook gewoon zijn werk.”
“Casey, ik dood niet voor mijn plezier, maar soms heb je geen keus. Deze mensen waren gevaarlijk. Ze beschoten een winkel en er hadden weet ik hoeveel mensen gewond kunnen raken. Als het niet erger zou zijn. Dan zou het om onschuldige mensen gaan.”
Ik reageer niet, maar blijf stil zitten. Ik denk na over zijn woorden. Hij heeft wel een beetje gelijk, maar ik kan het niet goedkeuren. Hoe zou ik daarmee kunnen instemmen. Dat is goedpraten, wat niet goed te praten valt.
Langzaam komt Brian overeind. Eigenlijk wil ik onverschillig voor mij uit blijven kijken, maar ik kan het niet. Hij draait zich om en vangt mijn blik. “Het enige wat ik je wil vragen is om mij een kans te geven…”
“Als wat, mijn baas,” zeg ik sarcastisch.
“Nee, als partner,” mijn ogen worden groot en verbaasd kijk ik hem aan. Dan begint er woede in mij op te borrelen.
“Ik heb al een partner!” terwijl ik het zeg spring ik overeind. Ik moet mijn best doen hem niet aan te vliegen. Hoe durft hij!
“Zo bedoel ik het niet. Ik wil Justin niet…”
“Ik wil dat je weggaat. En wel NU!” mijn stem is zacht, maar ieder woord spreek ik duidelijk uit.
Voor een moment lijkt hij er tegenin te willen gaan, dan knikt hij en loopt weg. Gespannen kijk ik hem na, ik tril over mijn hele lichaam van woede. Het duurt even voordat ik eindelijk weer wat rustiger wordt. Langzaam zak ik weer in elkaar tegen de boom aan. Er wellen tranen op in mijn ogen.
Ik zit als eerste in de auto en moet even wachten voordat de rest instapt. Nathaniel zou rijden, dus ik ben achterin gaan zitten. Brian heb ik niet meer gezien, maar daar maak ik mij niet zo druk om. Abbigail stapt in de auto en komt naast mij achterin zitten. Dankbaar kijk ik haar aan, dan hoef ik tenminste niet de hele reis met Brian naast mij te zitten. We zitten ongeveer al tien minuten in stilte als Nathaniel naar de auto toekomt. “Ik kan Brian nergens vinden,” zijn ogen kijken mij aan en ik kan de vraagtekens bijna in zijn ogen zien. Hebben wij elkaar nog gesproken en zo ja, wat heb ik tegen hem gezegd.
“Niet mij de schuld geven,” zeg ik alleen. Hij glimlacht even, als hij beseft hoe snel ik hem door had. Intussen is Abbigail de auto uit gestapt.
“Moeten we hem gaan zoeken?”
“Is dat echt nodig?” zeg ik op een wat kinderlijke toon. Het is wat drammerig, maar ik heb echt geen zin in een zoekactie. Hij heeft toch ook geen moeite gedaan voor Justin. En ik begin er nu zelfs aan te twijfelen of dat ooit zijn bedoeling is geweest.
“Niet nodig. Ik ben er al,” horen we een bekende stem bij het huis vandaan komen. Zijn blik is op mij gericht en ik ben begin te blozen. Het is overduidelijk dat hij mijn laatste zin heeft gehoord. Toch bied ik niet mijn excuses aan als hij instapt, want ik meende ieder woord.
Het lijkt een eindeloze rit, waarin weinig tot niet gesproken wordt. De weg is ontzettend hobbelig en we raken voor mijn gevoel alleen maar verder van de bewoonde wereld. Ik verveel mij kapot, maar ik weet niet wat ik zou kunnen zeggen. Mijn gedachten wil ik niet meer naar Justin laten gaan. Hij zal moeten wachten tot we ter plaatse zijn.
“Waar gaan we eigenlijk naartoe?” vraag ik uiteindelijk. Daar had ik nog helemaal niet bij stilgestaan.
Met een grijns draait Abbigail zich naar mij om. “Ik dacht dat het je het nooit zou vragen,” verbaasd kijk ik haar aan. “Rome,” zegt ze dan en haar ogen glimmen alleen al bij het idee. Ik moet erom lachen, waardoor haar blik ineens geheel verbaast is.
“Je zou jezelf moeten zien,” gespeeld verontwaardigd kijkt ze mij aan. “Maar het klinkt fantastisch! Alleen heb ik het vermoeden dat we niet aan sightseeing toe zullen komen.”
“Voor sommige dingen maak je tijd,” zegt ze en knikt heel heftig. “Bovendien zijn de jongens ook mee, zij kunnen ook wel eens wat doen.”
Meteen wordt er voorin verontwaardigd gereageerd, maar allemaal kunnen we er wel om lachen. Nog even kijk ik naar Abbigail. Verwondert over het feit dat ze deze autoreis toch nog het ijs weet te breken. Dan glijden mijn gedachten door naar Rome…
Abbigail
Mijn ogen vallen al bijna dicht als we eindelijk bij een aftands vliegveldje aankomen. Het is intussen gaan schemeren en ik heb het vermoeden dat ik weinig van deze vliegreis mee zal krijgen. Bovendien wordt het een lange reis. Dat heeft Nathaniel mij op het hart gedrukt. We reizen met een privé vliegtuigje, wat ons het overstappen bespaart.
Op het vliegveld is het allemaal rustig en ik vraag mij af hoeveel vliegtuigen er per maand vertrekken vanaf hier. Als het er überhaupt zoveel zijn! Eigenlijk kun je het niet eens een vliegveld noemen. Meer een lange weg en een klein huisje, met daarnaast nog een grote schuur, aan een van de uiteinden. Verder staan er een paar vliegtuigen, waarvan het overgrote deel niet tot vliegen in staat lijkt. De moed zinkt mij al in de schoenen. Deze vliegreis kan wel eens beroerder worden dan de autoreis en die was ook geen pretje. Mijn spieren lijken dit nog even te willen benadrukken als ik de auto uitstap.
In stilte volg ik samen met Casey de jongens. Zij lopen naar het gebouwtje. Wij besluiten buiten te wachten en nog even om ons heen te kijken. Het duurt maar twee tellen en de jongens komen alweer naar buiten.
“De piloot is al bij het vliegtuig. Nog de laatste dingetjes controleren. Kom,” zegt Nathaniel en loopt al door.
“De laatste boutjes aandraaien ja,” zeg ik sarcastisch tegen Casey. Ze grinnikt en in de rustig tempo lopen we achter de jongens aan. Nathaniel loopt bij een zijdeur naar binnen. Nog voordat wij bij het gebouwtje zijn aangekomen begint er een groot rolluik omhoog te komen. Verwondert blijven we staan. Dat ding is alweer een stuk technischer dan we verwacht hadden. Modern hoor, denk ik lachend.
Mijn mond valt open en ik durf te wedden die van Casey ook, als het rolluik omhoog is en het laatste beetje daglicht naar binnen valt. Er staat een groot wit vliegtuig, wat van vleugel tot vleugel net in het gebouwtje lijkt te passen. Bovendien lijkt hij veel te luxe voor deze plek. Met die nachtrust zit het wel goed dat is duidelijk.
Het is een kabaal als de motoren aangaan en langzaam komt het grote bakding in beweging. Hij wordt naar buiten gemanoeuvreerd alsof het een auto is en ik kijk vol verbazing. Die piloot kan wel sturen met dat ding zeg. Als hij ook zo vliegt, durf ik mijn leven wel te riskeren bij hem in het vliegtuig.
“Wat is er? Hadden jullie iets anders verwacht,” de geamuseerde stem van Brian haalt mij uit mijn gedachten. Als ik besef hoe grappig dit eruit zal hebben gezien kijk ik hem zuur aan. Dan zie ik Nathaniel naar buiten lopen en snel zoek ik bij hem mijn toevlucht.
Het duurt niet lang of ik laat mij op een bankje in het vliegtuig neerzakken. Nathaniel komt naast mij zitten en ik nestel mij tegen hem aan. Brian komt binnenlopen en gaat ook op een bankje zitten. Vlak daarachter verschijnt Casey. Even kijkt ze om zicht heen. Haar blik lijkt geen enkele emotie te bevatten en ik maak mij zorgen over haar. Demonstratief gaat ze op een bankje zitten zo ver mogelijk wel bij Brian. Zakt een beetje in elkaar. Probeert zo geriefelijk mogelijk te gaan liggen en zoveel mogelijk ruimte in beslag te nemen. Dan sluit ze haar ogen. Zonder een woord te zeggen heeft ze meer tegen Brian gezegd dan ze ooit had kunnen doen. Ik kan zien dat Brian deze weinig subtiele hint maar al te goed begrijpt. Dan sluit ik mijn ogen, om eens lekker een paar uurtje te gaan slapen.
Citaat:Casey
Met een schreeuw word ik wakker. Mijn ogen zijn wagenwijd open en ik hap naar adem. Meteen schieten er twee personen naar mij toe. “Wat is er Case?” de bezorgde stem van Abbigail brengt mij weer terug in de realiteit. Voor een moment denk ik dat ik in tranen zal uitbarsten. Mijn blik valt op Brian die ook op mij af geschoten is. Ik verhard meteen en raap mezelf weer bij elkaar. Het was maar een droom Casey, spreek ik mijzelf toe.
“Niks, ik had gewoon een nachtmerrie.” Ik weet dat mijn stem bas klinkt, maar ik wil het niet meer. Ik wil niet meer uitbarsten in tranen waar iedereen bij is. Ik wil niet meer overkomen alsof ik verslagen ben. Ik wil gewoon weer mijzelf zijn! Dus recht ik mijn rug en tover een glimlach te voorschijn. “Stelt niets voor,” zeg ik zo overtuigend mogelijk. Beiden lijken niet bepaalt overtuigt, maar dan gaat het lichtje van de gordels aan. Abbigail loop terug naar haar plek. Even lijkt Brian te twijfelen, dan komt hij naast mij zitten en doet zijn gordel om. Het enige wat ik kan doen is hem boos aankijken. Hij glimlacht even, maar negeert mijn dodelijke blikken.
De landing verloopt prima, maar ik ben blij als ik op kan staan en het vliegtuig kan verlaten. We zijn op Rome Airport. Een van de luchthavens rondom Rome. We nemen een taxi en we rijden in hoog tempo door de straten van Rome. Ik kijk intussen mijn ogen uit. De gebouwen staan allemaal tegen de stoep aan, zonder een tuintje. Waar geen gebouw is, staat wel een muurtje. Hier en daar zijn er flatgebouwen in verstopt. In plaats allemaal stenen, lijkt alle muren gemaakt van beton met daarover een verflaag. De kleuren variëren, maar hebben in de meeste gevallen aardetinten. De zijkanten van de weg staan vol geparkeerd met auto’s en ik snap niet hoe iemand hier ooit een plekje zou kunnen vinden. Op de weg zelf rijden naast auto’s ook nog een hoop scooters, die door het verkeer sjezen alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Ik ben in ieder geval blij dat ik niet hoef te rijden!
Een half uurtje later zitten we al in een hotelkamer. Ik en Casey liggen beide languit op een bed. De jongens delen samen een andere kamer, die zich naast de onze bevindt. We gaan een nachttrip maken dat is ons in ieder geval duidelijk. Met andere woorden. We moeten nu zorgen dat we zo lang mogelijk rust nemen. Ondanks onze heerlijke slaapjes in het vliegtuig. Er is een vermoeden dat mijn lieve Andrew uit de casino een belangrijke rol speelt in deze hele zaak. Zijn sporen leiden naar Rome, waar hij een groot gebouw bezit. Een historisch gebouw, wat al een paar honderd jaar oud is.
“Oke zo gaan we het doen vanavond,” begint Nathaniel. “Andrew bezit hier in de stad een groot pand wat hij een aantal jaren geleden heeft omgebouwd tot een nachtclub. Intussen is de hele club besloten en alleen toegankelijk voor genodigden. Dit zijn meestal mensen die meer geld op hun rekening hebben, dan de gemiddelde persoon. Ze komen van overal, uit alle landen. Casey voor jou wordt het de kunst om te zorgen dat jij het Abby binnen komen.”
“WAT?!” roep ik zonder een aarzeling uit.
“Case je bent de enige weg in,” komt Brian tussen beide.
“Oh dit is zeker allemaal jou idee weer! Hoe weten we eigenlijk dat hij daar is!” Op dit moment kan ik het niet aan om zijn naam te zeggen. Ik weet zeker dat ik dan in tranen zou uitbarsten.
Na mijn woorden valt er een stilte en Nathaniel kijkt ongemakkelijk naar Brian.
“Dat meen je niet! Komt die link weer bij jou vandaan? En hoe kom jij daarbij! Een ingeving?!” Woede voedt mijn woorden en mijn hersenen draaien op volle toeren. Toch kan ik niet bij dat ene plekje waar het antwoord zit. Er klopt iets niet!
Dan valt mij iets op. Hij antwoordt niet. Hij vertelt mij niet hoe hij aan de informatie komt. Mijn wenkbrauwen schieten omhoog en achterdochtig kijk ik hem aan.
“Hoe weet jij waar Justin is?” de rust is weer terug in mijn stem is, maar nog niet in mijn hoofd. Ik kan er mijn vinger nog niet opleggen.
“Van George,” antwoordt hij zo luchtig mogelijk. Ik knijp mijn ogen een beetje samen.
“Dus als Abbigail George nu belt zal hij dit bevestigen?” vraag ik brutaal.
“Ja,” zegt hij overtuigt van zicht.
“Oke, Abby wil jij bellen?” vraag ik zonder aarzeling.
“WAT?!” klinken ze alledrie gelijk. Brian zegt nog wat van “Geloof je mij niet op mijn woord”, maar ik negeer hem. Ik kijk alleen Abbigail aan, haal even mijn wenkbrauwen op en knik naar haar. Even lijkt ze te aarzelen, dan haalt ze haar mobiel tevoorschijn. De telefoon zet ze op luidspreker en intussen kijk ik scherp naar Brian zijn reactie. Zijn blik verandert niet, hij kijkt stug voor zich uit. Eerder beledigd dan angstig. Voor een moment begin ik aan mijzelf te twijfelen, dan wordt er opgenomen en is er geen weg meer terug.
“George,” klinkt het wat krakend door de telefoon.
“Hoi George met Abbigail,” begint Abbigail snel.
“Abby! Er is toch niets mis mag ik hopen?”
“Dat wilden wij eigenlijk even aan jou vragen. Heb jij misschien een idee waar Justin is?”
Even is het stil aan de andere kant van de lijn. “Nee helaas niet,” nog voordat hij die drie woorden helemaal heeft uitgesproken heeft Brian al een mes op zijn keel. De huid van zijn hals staat strak waar ik het mes tegen zijn nek zet. Iets harder en er zou bloed ontstaan. Ik houd mijzelf in, maar houdt hem scherp in de gaten.
“Bedankt George, dat wilden we even weten,” praat Abbigail verder.
“Is er wat aan de hand? Niets ergs mag ik hopen.”
“Dat hoop ik ook,” zegt Abbigail wier ogen strak op Brian gericht zijn. “We laten het wel even als we je nodig hebben.” Zonder verdere omhaal drukt Abbigail de telefoon weg. “Jij hebt ons iets uit te leggen denk ik,” zegt ze tegen Brian.
Even lijkt hij er tegenin te willen gaan. Dan slaat hij zijn ogen naar beneden en lijkt hij te beseffen dat er geen weg meer terug is. “Goed, maar alsjeblieft probeer het te begrijpen.” Niemand reageert en iedereen kijkt hem strak aan.
Abbigail
Met enige verbazing druk ik de telefoon weg. Toch probeer ik die verbazing niet te laten zien aan de anderen. Ik kan bijna niet bevatten wat er zojuist gebeurd is. Casey heeft bewezen dat haar vreemde voorgevoel klopt. “Jij hebt ons iets uit te leggen,” breng ik na een tijdje uit.
Hij lijkt even te twijfelen. Een aarzeling en ik word hoe langer hoe achterdochtiger. “Goed, maar alsjeblieft probeer het te begrijpen.” Zijn stem klinkt moedeloos en ik vraag mij af of hij enige hoop koestert. Ik heb het idee dat hij zich ergens schuldig van heeft gemaakt en dat hij het maar al te goed weet. “Zou misschien dat mes eerst van mijn keel af mogen,” zegt hij en kijkt mij smekend aan. Zou hij verwachten dat ik sneller toegeef dan Casey? Verkeerd gedacht dus.
Casey reageert al, dus ik hoef geen antwoord meer te geven. “Ik zie geen reden om je te vertrouwen,” en ik vind dat ik het zelf niet beter had kunnen zeggen.
“Zou dan in ieder geval iemand anders dat mes willen vasthouden?” vraagt hij en voor het eerst lijk ik wat angst in zijn ogen te zien.
“En met iemand anders bedoel je zeker Nathaniel. Die net een seconde zal twijfelen, zodat jij kans hebt om te ontsnappen of wat je ook van plan bent,” antwoordt Casey fel.
“Ik twijfel nooit,” zegt Nathaniel verongelijkt, maar zijn opmerking wordt simpelweg genegeerd.
“We kunnen hem ook vastbinden,” zeg ik. Afwachtend kijk iedereen aan of ze het met deze compromis eens zijn. Nathaniel en Brian stemmen meteen in en Casey ook na wat tegenzin.
Het duurt niet lang of we hebben touw gevonden, waarmee we hem vast kunnen maken aan een stoel op de kamer. Hij laat alles gewillig toe, al betwijfel ik ook of hij iets had moeten flikken. Casey verliest hem geen moment uit het oog en heeft haar mes constant in de aanslag. Hij kent Casey’s kwaliteiten en hoeft dus niet te twijfelen over of ze raakt.
“Oke, ik zal beginnen bij het begin…” begint hij, maar voor hij verder kan gaan heeft Casey hem al onderbroken.
“Wij willen een samenvatting. Er is nog een zeker persoon die moet worden gered!”
“Oke, dan wordt het dus de korte en onbegrijpelijke versie,” hij maakt er een grapje van, maar niemand reageert. Het moment van grappan maken is allang voorbij.
“Ongeveer een jaar geleden is er een nieuw soort transmitter ontworpen. Een transmitter op heel klein formaat. Zo klein dat deze voor het oog niet zichtbaar is.”
“Ja, dus…?” vraagt Casey als hij even stil valt.
“De transmitter wordt aangebracht in iemands bloedbaan. Zodra iemand spanning heeft om wat voor reden dan ook, vergroot dit het percentage adrenaline. Adrenaline activeert de transmitter en zend een locatie naar een ontvanger. Dit was een perfecte manier om spionnen op te sporen. Op deze manier kan een spion worden opgespoord. Doordat hij alleen op adrenaline reageert zend de zender niet constant, maar vaak genoeg om een idee te hebben waar iemand is. De transmitter is nooit op de markt gebracht omdat het ethisch gezien niet correct zou zijn.”
“Maar jij…” zegt Casey, maar ze komt niet verder. Eerst vertoont haar gezicht onbegrip. Dan is er alleen nog maar woede te zien. Zonder aarzeling springt ze op hem af.