Moderators: Polly, Muiz, NadjaNadja, Telpeva, Essie73, ynskek, Ladybird
Citaat:Casey
Het duurt niet zo heel lang of de boot is bij ons. Even halen we allebei diep adem. Alleen in rust kunnen we hier goed uitkomen. “Leuk je weer te zien.” Hoor ik boven mij van het schip. “Dacht ik daar ook maar zo over.” Zeg ik sarcastisch. “Nog humor ook.” Zegt hij minachtend. “Dames jullie hebben de keus. Of jullie komen vrijwillig aan boord of ik kom jullie halen.” “Bang om nat te worden?” hoor ik Abbigail naast mij en ik kan een glimlach niet onderdrukken. “Ik zal mijn handen niet smerig hoeven te maken aan jullie.” Zegt hij en er komen wat mannen bij hem staan. Ik besluit dat het beter is om zelf omhoog te komen. Het duurt niet lang of Abbigail en ik staan met zijn tweeën druipend op het dek. De man kijkt ons minachtend aan. “Dachten jullie nou werkelijk hiermee te ontsnappen?” zegt hij, zonder echt een antwoord te verwachten, maar ik kan mijn sarcasme gewoon niet van mij af krijgen. Op een of andere manier ben ik totaal niet bang voor deze man. “Daar heb ik eigenlijk nog niet over nagedacht, maar leuk dat je het vraagt.” Antwoord ik met een lief glimlachje op mijn gezicht. “Sluit ze op.” Zegt hij alleen maar en door een stel mannen worden we meegesleurd. Mijn handen zijn intussen op mijn rug vastgebonden en dat is bij Abbigail ook zo. We kunnen niets anders doen dan de mannen ons laten meenemen. Erop hopend dat we een manier kunnen vinden om te ontsnappen.
We worden opgesloten in een cabine onder het dek. Het is erg klein en er staat verder niets in. We worden op de grond gezet, waarna de mannen ons achterlaten. De deur gaat achter hun op slot en voor een moment is het stil. “Wat is dit nou voor een redding!” zeg ik ineens en Abbigail kijkt verschrikt op. “Ik ben tenminste niet de muts die er in haar eentje op uit gaat met een missie!” “Wat doe je hier dan? Dit deed je toch ook in je eentje, want je had het erover dat de jongens hier niets vanaf wisten.” Antwoord ik scherp, waarna Abbigail toch een lichte blos op haar wangen krijgt. Ineens voelen we hoe we de motoren gas geven en we beginnen te voeren. “Daar gaat onze enige kans op redding.” Merkt Abbigail ineens op. “Hoe bedoel je?” “Nou ze hadden intussen begrepen dat het coördinaten waren en ze weten dat ik achter jou aanging. Dus de kans dat ze daar naartoe kwamen was nogal groot.” Zegt ze en haalt haar schouders op. “Snapten ze niet dat het coördinaten waren!” roep ik verbaasd en zucht een keertje diep. Soms denk je dat die jongens alles weten, maar dat blijkt nu weer even tegen te vallen. “Goed van hun kunnen we geen hulp verwachten, dus moeten we het zelf uitzoeken.” Zegt Abbigail en ik knik. Het heeft geen nut om te gaan zitten kibbelen of achterhalen wat er allemaal beter had gemoeten. Nu moeten we zien te ontsnappen, want ik weet niet wat ze met ons van plan zijn, maar dit is vast niet zo’n goed bedoelde kidnapping als de laatste die ik heb meegemaakt! “Ze zijn niet zo slim geweest, door alleen onze handen vast te maken. Vooral omdat er wat ruimte tussen zit.” Zegt Abbigail met een knipoog. Voorzichtig komt ze een klein beetje overeind, terwijl ze met haar rug tegen de muur aanhangt. Haar handen die aan elkaar vast zitten, haalt ze onder haar kont door en stapt er met haar benen doorheen. Hierdoor heeft ze haar handen niet meer op haar rug, maar voor zich. “Nice!” zeg ik opgewekt en doe hetzelfde. Intussen heeft Abbigail met haar tanden de knoop bijna los. Ik help haar nog even, waarna ze mijn touwen ook af doet. “Zo, het begin van onze ontsnapping is er.” Zegt Abbigail. “Ja, maar wat nu? De deur zit op slot en er zijn verder geen raampjes.” Zeg ik en kijk om mij heen voor een oplossing. Ook Abbigail speurt alles af, maar kan niet iets nuttigs ontdekken. “Nouja, we zijn in ieder geval al voor een kwart ontsnapt.” Zeg ik om toch een beetje positief te klinken. “Een kwart?” vragend kijkt Abbigail mij aan. “Ja, de eerst was om onze touwen los te krijgen, de tweede om uit deze cabine te komen, de derde om van het schip te komen en het vierde is naar het vaste land zien te komen. Abbigail kijkt mij nogal vreemd aan en ik besef hoe dom het geklonken moet hebben.
Abbigail
"Dus." Ik draai even met mijn ogen. "Daar hebben we niet zoveel aan nu. Oh en nog iets. Die kerel kennen we allebei. Nou ja, jij was er niet bij.” Zeg ik nadenkend. Vragend kijkt Casey mij aan en ik ga verder. "Frederiek." Ze knikt. "Oh ja, die met jou ging dansen. Hoe is het afgelopen?" "Nou laten we maar zeggen dat hij mij niet meer zo leuk vind. Dus alsjeblieft, maak het niet erger dan het al is." Casey knikt weer. "Prima." Ik vraag me af of ze het wel snapt, maar laat het voor wat het is.
Hoelang we er al zitten weet ik niet. Maar er zijn zeker wat uren voorbij gegaan. We hebben niets kunnen vinden wat ons kon bevrijden, jammer genoeg. Dit is dan ook de eerste keer dat ik in een kamer zit waar daadwerkelijk niets in staat.
Terwijl ik net op wil staan komen er 2 mannen het vertrek binnen. Ze zien meteen dat onze handen niet meer gebonden zijn. Hardhandig maken ze onze handen weer vast achter onze rug. De touwen zitten zo strak dat het pijn doet en we nu echt niets meer kunnen maken. Daarna nemen ze ons mee naar Frederiek.
"Zo meiden, daar zijn jullie." Ik houd mijn lippen stijf op elkaar gedrukt en ik hoop dat Casey hetzelfde doet. Maar nee, luisteren kan ze niet. "Ja, vreemd he?" Antwoord ze. Frederiek negeert haar sarcasme en draait zich om naar mij. "Met jou heb ik sowieso al een appeltje te schillen." Dan kijkt hij naar Casey. "En je vriendin heeft ons een vermogen gekost... Dat ziet er niet al te best uit voor jullie." Casey wil weer wat zeggen, maar ook ik kan nu mijn mond niet houden. "Jij hebt er nooit al te best uitgezien." Floep ik het vlak voor haar eruit. Dan met een forse zwaai voel ik zijn vlakke hand tegen mijn wang. Ik zet mijn tanden op elkaar en het bloed komt uit mijn lip. Gatsie, in films ziet het er stoerder uit. Op dit moment zou ik wel kunnen janken van de pijn!
Casey kijkt mij even onderzoeken aan en ik haal mijn schouders op. Bedenkelijk draait ze haar hoofd naar Frederiek. Ik zie dat ze wat wil zeggen, maar ze houdt zich toch in. Rood past ook niet echt bij haar make-up. Denk ik sarcastisch.
Met een glimlach kijk ik hem aan. "Is het je eindelijk gelukt." zeg ik. Een ijzige blik krijg ik terug. "Zoals ik al eerder zei. Ik krijg alles wat ik wil. En om jullie bewust te maken van jullie gevaar..." Hij knipt met zijn vingers en een van de mannen die ons net meenam, geeft Frederiek een pistool. "Dit is geen grapje meer dames. Ik wil alles weten." Ik kijk even naar Casey en zie haar nu toch wel verschrikt kijken en ik weet wat ze denkt. Hadden we maar beter geluisterd naar de jongens. Ik had het al beloofd en nu heb ik het weer verbroken! En daardoor ben ik nu hierin verzeild geraakt! "Neem haar maar mee." Wijst hij naar Casey. "Die komt straks aan de beurt." Casey en ik kijken elkaar even veelbetekend aan. Dan gaat ze door de deur en is er niemand meer in de ruimte, behalve Frederiek en ik. "Je bent toch dommer dan ik dacht." Hij loopt even door de ruimte en kijkt uit het raampje. "Je vriendje is er nu niet om je te redden. Je mondje kan je ver brengen, maar die kan je ook tegenzitten." Hij draait zich naar mij om. Even voel ik een rilling door mijn lijf gaan. "Vertel op, waar zijn jullie van?" Ik blijf hem strak aankijken, ook al gieren de zenuwen door mijn hele lichaam. "Niets zeggen? Tjonge wat heldhaftig, of is het dom?" Hij doet een paar stappen naar voren en staat zo dicht bij mij dat ik zijn adem kan voelen. En dat is zeker geen pretje. Met zijn hand pakt hij mijn mond hardhandig vast, zoals hij al eerder deed op het feest gisteravond. Gisteravond heb ik een tweede kans gekregen. Nathaniel kwam mij te hulp, maar zou ik nog een derde kans krijgen? Alsjeblieft laat het zo zijn!
Op dat moment komt er een man binnen. "Baas, wilt u even komen?" Zijn handgreep verslapt en hij laat mij uiteindelijk los. Hij loopt naar de deur en draait zich nog even om. "Blijf voor de deur staan." Zegt hij precies hard genoeg, zodat ook ik het hoor. Dan valt de deur in het slot. Met knikkende knieën blijf ik even op mijn plek staan. Krijg ik dan toch nog die derde kans? Pas na een paar minuten durf ik mij te bewegen en loop ik naar het raampje. Terwijl ik net naar buiten wil kijken, zie ik opeens een gezicht opdoemen. Ik schrik zo erg dat ik naar achteren spring en mijn gewicht verlies. Met een plof val ik hard achterover op de grond met mijn rug bovenop mijn handen. Ik doe mijn ogen even dicht en adem een paar keer diep in. "Gaat het?" Hoor ik even later een bezorgde stem zeggen.
Citaat:Casey
Ruw word ik vooruit geduwd. Ik probeer achterom te kijken, maar ik kijk naar een dichte deur. Aan de andere kant staat Abbigail en wie weet wat die enge vent met haar doet! “Vooruit kijken.” Word er mij toegesnauwd en krijg een duw tegen mijn hoofd. Even kijk vooruit, maar ik kan het niet laten om nog eens achterom te kijken. Van achter krijg ik een knal tegen mijn hoofd. “Ik zei, vooruit kijken!” klinkt de man achter mij nu met een zwaardere stem. Ik ril even en loop dan netjes vooruit. Mijn hoofd bonkt van de klap op mijn achterhoofd en voor een moment voel ik mij een beetje duizelig. Stel je niet aan, probeer ik op mijzelf in te praten, maar ik blijf mij een beetje vreemd voel. Hoe zal het nu met Abbigail zijn? Ik heb geen geweerschot gehoord, maar ze kunnen natuurlijk ook een geluidsdemper gebruiken. Die zullen deze mannen vast wel hebben. Wat als Abbigail er nu niet meer is? Ik moet haar helpen! Ik moet hem stoppen! Straks overkomt haar wat. Dat vergeef ik mezelf nooit! Ik had nooit die kamer moeten verlaten en Abbigail in haar eentje achter moeten laten. Niet met die griezel van een vent. Het zweet breekt mij uit en ik begin gewoon helemaal te draaien. Ik moet iets doen! Nu! Alles wordt zwart voor mijn ogen.
“Wat hebben jullie met haar gedaan?” Hoor ik een stem ijzig en ik sidder als ik de stem herken. Het klinkt niet bezorgd, maar ieder lichtelijk geamuseerd. Voorzichtig open ik mijn ogen. Ik zie de man en Frederiek boven mij staan. Frederiek zijn ogen staan kil en ijzig. “Wat heb je met haar gedaan?” zeg ik bijna zo zacht dat het onhoorbaar is. De man naast Frederiek lijkt mij niet goed verstaan te hebben, maar bij Frederiek glijdt er een klein glimlachje over zijn lippen. Mijn angst neemt erdoor toe en ik voel mezelf trillen. “Wat heb je met haar gedaan?!” roep ik nu ineens keihard. “Laten we zeggen dat jou hetzelfde lot boven het hoofd hangt.” Zegt hij en lacht even. Dan haalt hij een pistool tevoorschijn. Ik sper mijn ogen wijd open en schud zachtjes mijn hoofd. “Nee, alsjeblieft niet.” Fluister ik en sla een hand voor mijn mond. Langzaam richt hij het geweer op mij en ineens word ik overmeesterd door woede. Hoe heeft hij Abbigail zoiets kunnen aandoen. Zij verdient dat niet. Zonder er verder over na te denken, zwaai ik mijn benen omhoog en trap het pistool uit zijn handen. Dan koprol ik achterover en kom overeind. “Jij hebt zo’n grote fout gemaakt!” zeg ik ziedend van woede. Even is hij geschrokken van mijn snelle actie en kijkt geschrokken naar het pistool, dat aan de andere kant van de ruimte ligt. “Geen praatjes meer?” zeg ik uitdagend, waarna hij met een simpele beweging zijn hulpje op mij afstuurt. Dreigend komt hij op mij aflopen. Oke, wat zeiden de jongens ook alweer als ik in zo’n situatie ben. Oh ja, blijf rustig. Damn! Wat heb ik daar nou weer aan! Als er geen uitweg is blijft er maar een ding over. Zo snel als ik kan draai ik mij om en ren weg. Ik kom bij een deur open hem en sluit hem zo snel mogelijk achter mij. Achter mij zag ik nog hoe Frederiek het pistool opraapte. Even blijf ik tegen de deur staan uithijgen. De deurkruk wordt naar beneden geduwd, maar met mijn volle gewicht duw ik tegen de deur aan. Mij krijgen ze hier niet weg! Baf! Met een knal klinkt het schot uit de pistool en van schrik knijp ik mijn ogen dicht. Meteen grijp ik naar mijn bovenarm. Een klein gaatje in de deur laat zien dat de kogel door de deur is gevlogen en mijn bloedende bovenarm lijkt ook niet veel goeds uit te wijzen. Als die deur nou een beetje sterker was geweest. “Eikel!” gil ik keihard, als ik mij bedenk dat hij dat hele schot niet had hoeven lossen. Opnieuw klinkt er een schot, maar dit keer mist hij mij. Ik moet hier weg. Misschien is het achter deze deur toch niet zo veilig als ik in eerste instantie dacht! Zo snel als ik kan rennen ren ik door. Opnieuw kom ik bij een deur en als ik hem open sta ik ineens in de buitenlucht. Achter mij hoor ik wat gestommel en ik weet dat Frederiek en zijn hulpje hier ieder moment kunnen zijn. Snel stap ik naar buiten, maar ik schrik mij kapot als er allemaal mensen op het dek zijn. En ik dacht altijd nog wel dat mijn moeder een grapje maakte, als ze zei dat ik altijd in zeven sloten tegelijk liep!
Abbigail
Wanneer ik mijn ogen weer open doe zie ik een man voor het raam staan. Iemand die ik nog nooit eerder heb gezien. “Gaat het?” Vraagt hij weer. Langzaam kom ik overeind. “Wat denk je zelf?” Kaats ik terug. Man, hij laat mij als een achterlijke achterover klappen en daarna vragen of het gaat! De man haalt zijn schouders op en loopt verder. Wat zou er toch aan de hand zijn? Ik hoor allemaal gestommel om mij heen. Dan loop ik toch maar naar de deur. Zou die man daar nog staan? Zou ik de deur gewoon opentrekken of toch maar niet? Ik adem even diep in, terwijl ik dat doe voel ik meteen mijn rug weer. Oké, misschien moet ik het gewoon proberen. Hier blijven staan heeft toch geen zin. Wat zei Nathaniel ook alweer? Probeer eerst onder de deur door te kijken… Volgens mij was dat het! Ik ga op de grond liggen en kijk onder de deur door. Ik zie nog wel een schaduw, maar wat is dat daar? Nog een en nog een… Dan hoor ik Frederiek schreeuwen. “Naar binnen!” Ik bedenk mij geen moment, snel pak ik een houten stoel en zet deze voor de deurklink. Die mensen zijn niet erg slim. Dat ze hier een deurklink hebben zitten, maar oké, voor mij is het erg handig. Ik heb hem er net op tijd voorgezet, want een seconde later proberen ze hem open te krijgen. Wanneer dit niet lukt hoor ik een hoop getier en geschreeuw. “Schiet op man!” Ik weet dat de stoel het niet lang zal houden. Wat moet ik doen? Ik kan hier verder niets vinden wat mij zou kunnen helpen! Dan hoor ik nog meer stemmen. “Laat je wapens op de grond vallen.” Snel ga ik bij de deur weg, naar de andere kant van de ruimte. Daar druk ik mij in een hoek. Als ze gaan schieten ben ik ook de Sjaak! Wat ik verwachtte gebeurd ook. Er worden schoten gelost. Een hoop geschreeuw volgt…. Er zijn mensen geraakt.
Een half uur lang is het een drukte van jewelste en ik, ik blijf in de hoek staan, Afwachtend. Dan word er weer geprobeerd om de deur open te krijgen. “Doe hem open.” Hoor ik een stem schreeuwen zonder dat ik hem ken. Langzaam loop ik via de zijkant van de muur, richting de deur. “Doe hem nu open!” Wordt er weer geschreeuwd. Moet ik hem open maken? Hier kan ik toch geen kant op. Maar wat als het toch de mannen van Frederiek zijn? “Abbigail, doe de deur open!” Op dat moment weet ik dat het Frederiek en zijn mannen het niet kunnen zijn. Zij weten mijn naam nog helemaal niet. Maar hoe weet deze man mijn naam wel? Zou Nathaniel en Justin er bij zijn? Misschien zijn ze toch wel achter onze namen gekomen…
Toch besluit ik hem open te maken. Eerst haal ik de stoel weg en dan doe ik de deur voorzichtig open. Zonder een vriendelijk woord, glimlach of iets wat er ook maar op mag lijken, word ik bij mijn arm gepakt en meegetrokken. Terwijl ik de gang door gesleurd word voel ik de pijn in mijn rug. Tegelijkertijd kijk ik rond en zie dat iemand er niet zo goed vanaf is gekomen. Maar wie dat is? Boven op het dek aangekomen zie ik allemaal mensen rondlopen. Frederiek en zijn mannen zie ik niet meer, maar dan valt mijn oog op een meisje dat rustig in een andere boot op de rand zit. “Casey!” Gil ik hard. Casey springt op en begint als een malle te zwaaien. De man heeft nog steeds mijn arm vast en trekt me richting Casey. “Hup, naar de andere boot.” Met een forse duw word ik op de andere boot geslingerd. Casey komt naar mij toe gerend en we omarmen elkaar. “Wie zijn dit?” Vraag ik zachtjes. Casey laat mij los en kijkt mij aan. “De mannen van George. Nathaniel en Justin zijn er niet bij en volgens mij zijn die mensen niet zo blij om ons te zien. Ik werd ook al door die kerel die jou haalde hardhandig hier neergezet!” Ik knik. “Frederiek?” Casey haalt haar schouders op. “Volgens mij is dat geregeld.” “Oké.”
Op dat moment komt er weer een man aanlopen. Jullie moeten meekomen. We lopen achter de man aan en komen erachter dat er een helikopter op het water is gelandt, vlak achter de boot van George. Daar moeten we in en de helikopter stijgt meteen op. In de heli zijn Casey en ik allebei in onze eigen gedachten verzonken. Wat zou er nu gaan gebeuren?
Een uur later staan we in George zijn kantoor. “Ik moet met jullie een hartig woordje spreken.” Begint hij zijn verhaal.
Citaat:Casey
Hij laat een stilte vallen en met een simpel gebaar wijst hij ons twee stoelen. We gaan zitten en kijken in spanning naar George. Eigenlijk wil ik wat zeggen, maar de dreigende blik in George zijn ogen weerhoudt mij. Langzaam komt hij overeind uit zijn stoel, waardoor hij nog eens twee keer zo dreigend overkomt. Nog even lijkt George te wachten, maar dan kijkt hij ons recht in de ogen aan. “Wat dachten jullie dat jullie aan het doen waren?” Even valt er een stilte, waarin hij ons doordringend aankijkt. Abbigail en ik weten dat we niets moeten zeggen op dit moment. Het antwoord doet er voor hem niet toe. “Hebben jullie enig idee wat jullie precies hebben gedaan? Wat de gevolgen kunnen zijn van deze ondoordachte, verschrikkelijk domme actie!” “Ik wilde alleen maar helpen!” breng ik ertegenin en schrik meteen van mezelf. Waarom kan ik mijn grote mond niet een keertje houden? George kijkt mij scherp aan. “Van de wal in de sloot ja! Heb je enig idee, hoe belangrijk de operaties zijn die wij uitvoeren. Zo’n fout als deze kan een internationale crisis veroorzaken! Oorlogen uitlokken!” roept hij kwaad en ik sidder van schrik. Kon ik het weten! Niemand heeft mij iets verteld, denk ik dwars. George zucht een keertje. “De gevolgen zijn tot nu toe te overzien, maar daar ben ik nog niet helemaal zeker van. Laat ik het erop houden, dat ik de aankomende weken en misschien wel maanden werk heb door deze actie. Goed, dat allemaal terzijde gelegd. Ik begin er sterk aan te twijfelen of jullie werkelijk geschikt zijn voor dit werk. Gezien jullie achtergrond had ik op betere prestaties gehoopt. Misschien was het toch niet zo’n goed idee, om jullie op de manier te laten opvoeden?” de laatst twee zinnen lijkt hij meer tegen zichzelf te zeggen. Wel maakt hij mij nieuwsgierig, want waar heeft hij het nu precies over? In hoeverre heeft hij eigenlijk invloed gehad op mijn leven? En waarom? Ondanks de vragen die bij mij naar boven komen, doe ik mijn mond niet open. Voorlopig heb ik geen recht van spreken, gok ik. Even kijk ik opzij naar Abbigail en ik weet dat ook zij vragen heeft. “Misschien dat ik ook wel teveel van jullie heb gevraagd en niet de juiste begeleiders.” Ik schrik van zijn antwoord. Niet de juiste begeleiders?! Justin en Nathaniel waren super! Misschien niet altijd, maar uiteindelijk hebben we zoveel van hen geleerd. “Ze hebben te weinig overwicht gehad, hoewel ik dacht dat zij juist de perfecte begeleiders waren! Ze waren jullie leeftijd en… Het maakt verder ook niet uit. Ik heb verkeerde begeleiders voor jullie uitgekozen, die jullie teveel vrijheid hebben gegeven. Dit is de reden dat jullie twee nieuwe begeleiders zullen krijgen.” Met grote ogen staar ik hem aan, maar voordat ik iets kan uitbrengen springt Abbigail overeind. “Nieuwe begeleiders?!” herhaalt ze de woorden geschrokken. Ook ik kom overeind en wacht, hopend dat hij zegt dat wij hem verkeerd hebben begrepen. Het enige wat hij doet is ons strak aankijken en ik weet dat wij het goed hebben begrepen. We krijgen nieuwe begeleiders! “De jongens waren juist goede begeleiders! Dit kunt u niet doen. We willen geen nieuwe begeleiders. Zij wisten juist hoe ze ons moesten aanpakken!” “Als dat zo was hadden jullie naar hen geluisterd. Ze hadden jullie strakker moeten aanpakken en meer discipline moeten bijbrengen. Jullie hebben op dat moment er niet aan gedacht dat het niet alleen jullie missie was! De jongens waren eindverantwoordelijk. Hiervoor hebben ze nog nooit zo’n zware taak als deze gehad en jullie hebben het voor hun verpest. Die jongens hebben zich een ongans gewerkt om zo ver te komen, als zij waren.” Zegt George en de woorden galmen in mijn hoofd. Ik heb nooit beseft dat voor hen het risico groter was dan voor ons. “Waren?” Weet ik uiteindelijk uit te brengen. “Ja, ze zijn nu terug naar het hoofdgebouw. Dat is waar jullie opleiding is begonnen, waar jullie mij hebben ontmoet. Daar zal bepaalt worden wat er verder met ze gaat gebeuren. Met mazzel kunnen ze nog op kleine missies. Het is zo zonde van die jongens, want ze hadden veel kans om verder te komen. Ze waren ambitieus en harde werkers.” Zegt hij en ik merk dat hij het echt vervelend vindt om de jongens zo terug te moeten zetten. Blijkbaar zag hij echt een grote toekomst voor hen. “Dat kan toch niet allemaal op een klein foutje? Waarom geeft u ze niet nog een kans! U zegt zelf, dat ze volgens u verder zouden kunnen komen.” Komt Abbigail op voor de jongens en afwachtend kijken wij hem aan. “Een foutje?! Ze hebben niet alleen de missie in gevaar gebracht, maar ook jullie leven. Het was een grote fout en zelfs een kleine fout kan al honderden of duizenden levens kosten. Dat risico kunnen we niet nemen met ons werk! Voor Abbigail heb ik al een nieuwe beleider, waarmee ik haar koppel. Voor Casey ben ik nog op zoek. Nu is het genoeg geweest, ga maar.” We weten dat we hier niets tegenin hoeven te brengen. Dit keer meent hij het en daar is geen verandering in te brengen. Samen lopen we naar de deur, met een verschrikkelijk gevoel in onze maag. Beide hadden wij er geen moment over nagedacht dat het Nathaniel en Justin ten laste zou worden gelegd. “Oh meiden, voordat jullie gaan. Verpest het niet met jullie nieuwe begeleiders!” zegt hij waarschuwend, waarna we zijn kantoortje verlaten.
Abbigail
Daar zitten we dan. We mogen Nathaniel en Justin niet meer zien, we hebben andere trainsters die zelf ook niet alles zijn, we hebben haast een opdracht in de soep laten lopen…. En ik heb spierpijn als een gek! Casey is eindelijk verbonden, dat mocht ook wel eens gebeuren. De trainsters heten blijkbaar Freinet en Rene. Ja, trainsters! Ze zijn eind twintig, vrouwen en oh zo vervelend. Lopen alleen maar te klagen over van alles en nog wat. Noem het op en ze hebben het er wel over gehad. Over een kwartier is onze training, maar ik heb er nu al geen zin meer in.
“Ik heb een idee.” Hoor ik opeens een stem zeggen. Ik schrik op uit mijn gedachten. Ik was alweer vergeten dat Casey naast mij zat. Vragend kijk ik haar aan. “We gaan Justin en Nathaniel opzoeken om onze excuses aan te bieden.” Hoopvol kijkt ze mij aan. “Een: Hoe wil je dat doen? En Twee: Hebben we al niet genoeg aangericht?” Casey grinnikt even. “Nou Een: Onder de training zijn die vrouwen toch met elkaar bezig en ze zeuren toch altijd over pijntjes, dus dat komt wel goed. En twee: Dan kan dit er toch ook nog wel bij?” Ik denk er even diep over na. Eigenlijk heeft ze wel gelijk. En ik had alleen beloofd aan Nathaniel om naar hem te luisteren, niet naar die vrouwen. Dan kijk ik Casey aan. “We doen het gewoon!”
Even later staan we op de trainingsbaan. We moeten een parcours afleggen net zoals bij het leger. Ik vraag me af hoe goed die vrouwen geïnformeerd zijn, want dit hebben we allang gedaan. Maar oké, wel een makkelijke training wordt het zo. “Jullie moeten dit parcours zo snel mogelijk afleggen. Begin maar.” Casey en ik kijken haar allebei bevreemd aan. Begin maar? Niet een leuk praatje, ze blijft op een fikse afstand als een zoutzak staan. Rene, die naast haar staat, doet ook niet echt veel. Dan kijken we elkaar aan… Oké we gaan! We rennen er op los, door de banden, door een soort rioolbuis, over de wand en dan naar beneden springen. Casey rent naast mij mee. Raar eigenlijk wat we veranderd zijn. De eerste keer wilde Casey dit niet en we hadden altijd ruzie. Maar daar moet ik nu niet aan denken, we moeten opletten. Wanneer we aan het eind zijn gekomen van het parcours rennen we door. We weten de richting wel ongeveer. Maar toch is het zo’n dertig kilometer verderop. Pas wanneer de aan het einde de bocht omgaan, horen we geschreeuw. “Waar gaan jullie heen? Kom terug! We gaan naar George toe hoor!” “Tuurlijk man, ga maar naar George. Jullie rennen ons niet eens achterna.” Hoor ik Casey naast mij mompelen. “We moeten het bos in. Ik hoor hun auto starten!” Snel duiken we het struikgewas in. We springen over omgevallen boomstammen, struikelen af en toe over de begroeiing en bukken soms op het laatste moment voor laaghangende takken. Maar het maakt ons allemaal niet uit. Wij willen weg van deze plek. En het zal ons lukken ook. De auto slaat een andere weg in, blijkbaar hebben ze ons niet gezien.
Wanneer we diep in het bos zijn, gaan we weer lopen. “We zijn ze kwijt.” Hoor ik Casey hijgend zeggen. “Het is nog nooit zo simpel geweest.” Voegt ze eraan toe. Ik knik. “Maar hoe komen we nu dertig kilometer verder?” Vraag ik. “Negenentwintig kilometer. We hebben het eerste stuk al afgelegd. En we zien wel hoe we daar komen…” Ik draai met mijn ogen. Ja hoor meid, 29 kilometer.
Na twee uur lopen, komen we in een dorp. We zijn allebei moe en we moeten toch echt wat gaan verzinnen. Op het moment dat ik het wil gaan vragen, zie ik Freinet en Rene. Snel trek ik Casey mee achter een schuur. “Freinet en Rene staan daar.” Zeg ik zachtjes. “Met hun auto?” vraagt Casey alleen. “Ja natuurlijk, daar zijn ze toch mee weggereden.” “Mooi. Wanneer het kan moet jij de sleutels van Freinet pakken.” Ik haal mijn schouders op. “Prima.” Ze loopt van de vrouwen weg en draait zich op een afstandje om. “Joehoe…” Ze gooit beide armen in de lucht en zwaait wild. “Daar is er een!” Roept Rene. Waarschijnlijk kent ze onze namen niet eens! Rene zet het op een drafje, maar Freinet blijft onverbiddelijk staan. “Wat denk je zelf?” Hoor ik haar mompelen. Ze heeft de sleutels van de auto om haar vinger en draait het rond. Ik kijk even of Casey het allemaal redt en als ik zie dat het allemaal prima gaat, loop ik naar Freinet. “Hallo.” Ik ga voor haar staan. Wanneer ze door heeft wie ik ben, begint ze helemaal te flippen. Ze scheldt, tiert en stampt eens even met haar voet. Ik trek mijn wenkbrauw omhoog. Wanneer ze klaar is zegt ze opeens heel rustig. “Stap de auto in, dan halen we de andere op.” Ik ga op de passagiersplaats naast haar zitten. Maar wanneer zij in wil stappen geef ik haar een trap, waardoor ze omvalt naast de auto. Zo snel als ik kan ga ik op haar plek zitten en pak de sleutel van de grond af, waar ze hem heeft laten vallen. Voordat ze op kan staan doe ik de deur van de auto dicht en vergrendel ik de hele auto. Freinet staat op en begint opnieuw als een gek te tieren. Maar ach, ze zit toch aan de andere kant van de auto. Laat haar maar lekker tieren. Eens even kijken… Hoe moet dit bij deze auto? Sleutel erin, omdraaien, koppeling in, in zijn een zetten en…… wat nog meer? Dit zal het wel zijn. Ik probeer gas te geven maar er begint een lampje te branden. Ik geef nog meer gas, maar dan begint het ook te stinken. “Ohja! De handrem.” Mompel ik in mijzelf en haal snel de handrem eraf. Freinet staat intussen voor de auto en maakt gebaren dat ik moet stoppen. Langzaam rijd ik door en op het laatste moment zet ze ook een stap opzij. Ik toeter even en rijd weg. Wanneer ik Casey zie staan stop ik. Snel doe ik de deur open, zodat ze erin kan. “Waar heb je Rene gelaten?” Vraag ik terwijl zij de deur alweer dicht trekt. “Rijden!” Roept ze alleen. En als een gek zet ik het gas eronder… “Ze ligt in de sloot.” Zegt ze even later. Ik grinnik. Meer hoef ik niet te weten!
Aan het einde van de dag komen we dan eindelijk op plaats van bestemming. Met stinkende kleren, haren in de war, een mooie auto waarmee we een paar keer verkeerd zijn gereden rijden we het pad af naar het huis waar we altijd zaten. Daar aangekomen is het akelig stil. We stappen de auto uit en lopen naar het grote gebouw. Zachtjes openen we de deur naar de keuken en daar blijven we even staan. Er komt zacht gemompel uit de woonkamer. “Ik word helemaal gek van ze! Ze luisteren gewoon niet, stelletje verwende…” Dan loopt Casey de kamer binnen. In plaats van een opmerking te maken begint ze heel anders. “Het spijt me oké?! Ik ben stom geweest en heb niet geluisterd, terwijl jullie veel beter weten hoe en wat en ja, nou ja ik was dom, sorry.” Langzaam ben ik een beetje achter haar gaan staan. De jongens zeggen niets, ze zijn veel te verbouwereerd om wat te zeggen. “Wat doen jullie hier?” Is het eerst wat ze kunnen uitbrengen. Justin staat op. “Jullie stinken zeg!” zegt hij. Nee echt? Denk ik bij mezelf. Maar hou wijselijk mijn mond…. Aangezien ik niet helemaal op mijn gemak ben. Nathaniel heeft nog niets gezegd. Justin kijkt Casey aan. “Wij moeten nog even met elkaar praten, oh en ik wil horen wat er allemaal gebeurd is. Kom we gaan wat drinken halen en naar buiten.” Casey loopt achter Justin aan naar buiten. Ook zij is stil geworden, waarschijnlijk is ze net zo zenuwachtig.
Alleen met Nathaniel blijf ik achter en wanneer ik van de grond opkijk zie ik hoe zijn blik mij bijna doorboord. Zou hij boos zijn? Misschien wil hij mij nooit meer zien na al die problemen die wij altijd maken. Dan haal ik al mijn moed bij elkaar. “Het spijt me van alles. Echt waar! Het was zo ongelofelijk stom en ik had moeten luisteren, maar dit deed ik niet en…” Ik blijf maar doorratelen. En Nathaniel? Die zegt niets…
Citaat:Eigenlijk wil ik wat zeggen, maar de dreigende blik in George zijn ogen weerhoudt mij
Citaat:Casey
Zwijgend loop ik achter hem aan, niet wetend wat ik zou kunnen zeggen. Nathaniel en Abbigail zeggen geen woord, terwijl wij de kamer verlaten. De spanning is voelbaar en ik weet eigenlijk helemaal niet wat ik moet verwachten? Dat ze boos zijn, zou natuurlijk niet raar zijn. Zeker niet nu ik heb begrepen wat wij hen allemaal precies hebben aangedaan. Hoe kunnen we eigenlijk verwachten dat ze ons alles zo zullen vergeven? Ik kijk naar de rug van Justin voor mij, maar kan niet echt wat wijzer worden. Samen gaan we een andere kamer in en dan draait Justin zich zwijgend naar mij om. Ik schrik van de blik in zijn ogen. De normaal zo vrolijke ogen, staat somber en teleurgesteld. Een tijd lang staart hij alleen naar mij en zijn ogen doorboren mij. “Wat kom je doen?” vraagt hij uiteindelijk, kort en afstandelijk. Hij wacht en ik denk na over de vraag. Ik weet niet wat ik verwachte toen Abbigail en ik bedachten om de jongens terug te gaan halen, dit in ieder geval niet. Even slik ik, om al mijn moed te verzamelen, dan kijk ik Justin recht aan. “Ik had naar je moeten luisteren. Ik had nooit dat vliegtuig in moeten gaan. Het spijt mij zo verschrikkelijk. Van George heb ik begrepen wat we jullie precies hebben aangedaan! Ik wist niet dat het allemaal zo belangrijk voor jullie was. Dat er zoveel op het spel stond.” Intussen wellen de tranen in mijn ogen op. Zeker als hij zijn blik neerslaat en even moet slikken. Ik heb hem al zijn kansen binnen zijn beroep afgenomen. Snikkend laat ik mij op een bank zakken. Heftig wrijf ik in mijn ogen, om de tranen weg te krijgen, maar deze blijven maar komen. Ik moet hier niet een potje gaan zitten janken. Daar heb ik het recht niet toe! Ik ben niet degene die de zwaarste gevolgen draagt. Intussen komt Justin naast mij zitten en ik voel zijn ogen op mij gericht. Ik slik een keertje en kijk hem dan opnieuw aan. “Ik heb dit echt nooit zo bedoelt!” Meer kan ik niet uitbrengen, want ik val terug in een heftige snikbui. Zachtjes trekt Justin mij tegen zich aan en laat mij uithuilen. Ik wil van alles zeggen, maar ik kan geen woord uitbrengen. Snikkend zit ik tegen hem aan en het voelt zo… veilig.
Een tijd lang zitten we zo en ik ben intussen gestopt met snikken. Voorzichtig maak ik mij los van hem en wrijf in mijn ogen. Even kijk ik hem verlegen aan, maar dan moet ik toch glimlachen. “Wat ben ik ook weer een opper best zeikmens.” Ik ontspan wat, als Justin daar ook om kan glimlachen. Af en toe ben ik ook zo een zeikkind. “Misschien is het beter als je zo gaat.” Zegt hij en mijn glimlach is net zo snel verdwenen, als hij ontstond. Niet begrijpend kijk ik hem aan. Dit kan hij gewoon niet menen! “Je moet meekomen, je moet mij nog trainen.” Zeg ik verontwaardigd, maar ik zie zijn vastbeslotenheid. “Ik begrijp het niet.” Zeg ik zachtjes. Justin glimlach ook even en strijkt met zijn hand langs mijn gezicht. “Dat weet ik, maar het is wel beter zo.” Ik schud mijn hoofd, hopend dat hij stopt met praten, maar hij gaat door. “Ik kan niet terugkomen. Ik kan je geen training meer geven en dat spijt mij. Echt waar! Maar er is niets meer aan te doen. Je hebt nieuwe begeleiders nu en zij moeten je nu verder helpen. Ook hen zul je nog gaan respecteren, maar geef het wat tijd.” “Begeleidsters zul je bedoelen.” Zeg ik sarcastisch en verbaasd kijkt hij mij aan. “Het zijn twee zeikwijven van hier tot Tokia! Ik dacht altijd dat ik erg was, maar zij slaan echt alles. Als zij mijn nieuwe trainster worden dan trek ik het niet.” Zeg ik en kijk hem met smekende ogen. Waarom begrijpt hij het niet? “Zo erg zal het nou ook weer niet zijn.” “Het is echt wel zo erg. Ik weet dat ik naar je had moeten luisteren, maar alsjeblieft geef mij nog een kans. Ik zal niets meer verkeerd doen.” Sarcastisch haalt hij even zijn wenkbrauwen op. “Oke, bijna altijd dan. Maar daar gaat het niet om. Jij en Nathaniel moeten terugkomen. Bij die twee vrouwen leren we helemaal niets en dat is nog zacht uitgedrukt! Zonder jullie zullen we nooit wat leren, bovendien was het met jullie naast hard werken ook leuk en gezellig. Bij hun kan ik niet eens lachen en nou hoeft er niet veel te gebeuren, om mij lol te laten hebben!” zeg ik verontwaardigd. “Dat leuke en gezellig was juist het probleem. Wij hebben jullie te weinig discipline bijgebracht en dat is de reden dat wij niet meer kunnen worden wat we willen. Daarnaast heeft het jullie levens in gevaar gebracht en dat is gewoon een te grote fout. Casey ik begrijp je heel goed, beter dan jij misschien zult beseffen, maar het kan gewoon niet. Dat risico is gewoon te groot!” Terwijl hij dit zegt kijkt hij mij niet aan en ik begrijp dat ook hij het er moeilijk mee heeft. “Dan moet ik maar gaan denk ik.” Zeg ik zachtjes en Justin knikt langzaam. “Zal ik je nog eens zien?” vraag ik voorzichtig, waarna hij mij wel even aankijkt. “Ik denk het niet.” Zegt hij zachtjes, maar zijn woorden komen hard aan.
Abbigail
Nadat ik klaar ben met mijn excuses kijkt Nathaniel mij nog steeds neutraal aan. De tranen branden in mijn ogen, maar ik slik ze snel weg. “Ben je klaar?” Ik knik bedenkelijk. “Hoe ben je hier gekomen?” Ohja, daar krijg ik ook nog wel problemen mee. “Met de auto…” Nu zie ik hem bedenkelijk kijken. “Wie heeft jullie gebracht?” Ik sla mijn ogen neer, terwijl ik zijn blik voel branden. “Eh.. Nou, ik eh…” “Abbigail! Dat kun je niet menen. Heb jij gereden? Hebben jullie niet al genoeg veroorzaakt?!” Ik haal mijn schouders op. Hij doet even zijn ogen dicht en zucht. Waarom sta ik hier eigenlijk nog? Ik ben speciaal hierheen gekomen voor hem, doet hij zo. Ik heb toch mijn excuses aangeboden?! Ik probeer het toch goed te doen?! Zonder nog te luisteren draai ik me om en loop recht naar de deur toe. Nog even draai ik me om. “Weet je? Je kan de pot op!” Dan doe ik de deur open en ga weg. Weg van het gebouw. Weg van Nathaniel. Weg van dit stomme project. Weg van de fouten die ik heb gemaakt. Weg van George. Langzaamaan begin ik sneller te lopen en daarna te rennen. Achter mij hoor ik de deur opengaan. Ik kijk niet om, geen behoefte aan.
Wanneer ik even uitrust kom ik erachter dat ik bij het water ben aangekomen. Het meertje waarin ik zoveel gezwommen heb. Ik loop nog een stukje verder en ga tegen een boom zitten. Ik heb er ook allemaal geen zin meer in. Alles gaat fout. En Nathaniel? Die voelt zich blijkbaar te goed. Alsof hij hoort wat ik denk zie ik hem eraan komen lopen. Snel kruip ik iets meer achter de boom, net uit het zicht. Maar dan toch zie ik even later een hoofd naast de boom tevoorschijn komen. Fantastisch! Ik had gewoon moeten wegrennen. Mijn blik houd ik strak op het water. “Abbigail, luister.” Ja hoor, ik moet luisteren terwijl ik net met alle pijn en moeite mijn excuses heb aangeboden, waarop hij niet eens reageert! Hij gaat naast mij zitten en zo kinderachtig als ik kan zijn schuif ik een stuk opzij, weg van hem. “Het spijt me dat ik zo reageerde, dat heb ik niet goed aangepakt.” Even is het stil, maar wanneer ik mijn mond houd gaat hij verder. “Het is gewoon zo, dat wij jullie niet meer kunnen helpen. Wij hebben fouten gemaakt... Jullie te dichtbij laten komen. Te vriendschappelijk geweest en het kan gewoon niet meer.” Even kijk ik hem aan met tranen in mijn ogen. “Het spijt me toch.” Fluister ik zacht. “Lieve schat, ik zeg niet dat het jou schuld is. Het is onze schuld.” Ik schud mijn hoofd. “Wij hadden beter moeten luisteren.” Nathaniel staat op, pakt mijn hand en trekt me mee. “Kom, even lopen. Hier zitten is ook niks.” Ik sta op en zij aan zij lopen we naast elkaar langs het water. Ondertussen ben ik iets gekalmeerd en veeg verwoed mijn tranen weg. “Jullie moeten ons trainen.” Begin ik weer. “Dat kan niet. Maar de nieuwe trainers zullen echt wel meevallen.” We lopen richting een steiger en wanneer we er zijn gaan we aan de uiteinde zitten. “Trainsters zul je bedoelen. EN ze zijn verschrikkelijk! Ze zeuren nog erger dan Casey in het begin deed. Echt rampzalig. Wij kunnen hen nog beter trainen dan zij ons!” gooi ik eruit. Nathaniel grinnikt even. “Het is niet grappig!” Zeg ik streng. “Sorry. Maar erger dan Casey zal wel meevallen.” Ik schud mijn hoofd. “Je wilt het niet weten.” Ik geef een diepe zucht. “Het kan dus echt niet? Geen kans?” Nathaniel schudt zijn hoofd. Weer probeer ik met grote moeite mijn tranen binnen te houden. “Kom hier.” Zegt Nathaniel zacht die het wel ziet en trekt mij in zijn armen. Ik laat mijn hoofd tegen hem aanrusten en leg ook mijn armen om hem heen.
Na een tijdje kijk ik naar hem op. “Zien we elkaar nog eens?” Wanneer Nathaniel mij een tijdje verdrietig aankijkt weet ik genoeg. “Waarschijnlijk niet dus.” Constateer ik. “Het is niet jou schuld of die van Casey. Ik denk dat het zelfs niet onze schuld is. Zulke dingen gebeuren nu eenmaal.” Een paar minuten kijken we elkaar alleen maar aan, met nog steeds onze armen om elkaar heen.
Dan opeens gaat er een mobiel. Snel laten we elkaar los en Nathaniel neemt hem op. “Nathaniel. George…. Ja? Nee.. Klopt meneer. We komen eraan.” Geschrokken kijk ik naar hem op. “Wij moeten jullie naar het hoofdgebouw brengen. George is boos.” Ondertussen pakt hij een pluk haar wat los hing en doet hem achter mijn oren. “We kunnen beter gaan. Casey en Justin ophalen.”
De hele weg was iedereen in hun eigen gedachten verzonken. Nu lopen we door de gangen. De gangen waar ooit onze avontuur begon. Ik slik even. Zal het nu ook hier eindigen? We stoppen voor een grote deur en Nathaniel klopt een keer. “Binnen!” Horen we George. De deur word open gedaan en met zijn vieren gaan we naar binnen. Achter ons wordt de deur weer dicht gedaan, door 2 mannen die ook meteen vertrekken.
“Casey en Abbigail. Jullie hebben weer niet geluisterd. Jullie negeren wat wij zeggen en tonen geen respect voor onze organisatie.” Ik trek mijn wenkbrauw op. We zijn alleen maar Nathaniel en Justin op komen zoeken. Ze hebben niet gezegd dat dit niet mocht! “Ik ben dit gedoe meer dan zat. De vrouwen hebben jullie in een dorp achtergelaten. Ze hebben geen goed woord over jullie kunnen vertellen. Jullie zijn er vandoor gegaan. Zijn jullie gek geworden? Ik had een heel ander beeld van jullie meiden toen jullie binnen kwamen. Ik had gehoopt dat jullie op jullie ouders leken!” Voordat ik kan bedenken wat hij nou eigenlijk zei keert hij zich naar Justin en Nathaniel. “En jullie hebben mij diep, maar dan ook diep teleurgesteld. Jullie hadden meteen actie moeten ondernemen en…” Niemand zegt wat. Wanneer ik om mij heen kijk zie ik ze allemaal rustig staan. Net of ze er mee eens zijn! Opeens komt er een golf van woede over me heen. Waar slaat het op?!
“Pardon?! Ben je helemaal van de pot gerukt! Dat je ons op onze plek zet is tot daar aan toe, maar zij hebben niets gedaan! Wij waren er nog maar net. Daarnaast ben jij degene die ons uit onze huizen heeft weggerukt op een hele achterlijke manier. Je moet blij zijn dat wij nog zo goed geluisterd hebben. Als er iemand hier is die het allemaal verkeerd heeft aangepakt, dan ben JIJ het! Ik laat mij niet de wet voorschrijven door een of andere kerel die doet of hij de baas is. Ik heb dit nooit gewild. En dan nog iets… Die vrouwen konden er helemaal niets van. Die liepen aan een stuk door te klagen. Blijkbaar ben je niet goed geïnformeerd over jou personeel. Die jongens die hebben het beter gedaan, dan wie het ook zou kunnen, inclusief JIJ. Dus ga lekker een end fietsen maar loop ons niet af te kafferen. Begrepen?”