Hoofdstuk 12(!!)
Helemaal trillerig word ik de volgende ochtend wakker. De kamer is donker en leeg, Jeroen is er niet. Angstig kijk ik op de wekker. Het is pas negen uur. Ik wil me omdraaien als mijn telefoon gaat. Zonder er bij na te denken neem ik de telefoon op. 'Het bos, over een uur,' klinkt de stem aan de andere kant van de lijn. 'N-nee, alsjeblieft niet,' jammer ik. 'Als je niet komt laat ik niets van je vrienden over,' zegt de engerd. Een klik geeft aan dat de verbinding is verbroken. Zachtjes sta ik op en sluip de kamer uit, Jeroen en zijn moeder liggen nog te slapen. Ik ga niet douche, omdat ik denk dat ik ze dan wakker maak. Ik kleed me aan en loop heel zachtjes naar beneden. Ik ga naar buiten en loop richting het bos. Lopend is het best wel ver.
Een half uur later kom ik bij het bos aan, op de plek waar het altijd gebeurd. In de schaduw van de boom zie ik hem staan. Verstijft van angst blijf ik staan. Hij komt op me af en ik wil wegrennen, maar ik kan het niet. Hij pakt me bij mijn armen en duwt met naar een groepje bomen. Daar gooit hij me op de grond en bind mijn armen en benen aan de boomstammen. 'Ga weg,' zeg ik zachtjes. 'D-dankzij jouw ben ik misschien wakker,' durft ik na een tijdje te zeggen. Ik zie al het bloed uit zijn gezicht weg trekken. 'Jij.. Jij,' zegt hij kwaad en ik voel zijn vuist in mijn maag komen, na een paar stompen stopt hij eindelijk. De tranen lopen alweer over mijn wangen en ik hoor mijn mobiel afgaan. De engerd pakt mijn mobiel en zet hem uit, vervolgens smijt hij hem een meter verder op de grond. Intussen lig ik koud en zonder kleren op de grond. Weer komt hij in me. Ik wil het uitschreeuwen dat hij weg moet gaan, maar er komt geen geluid uit mijn keel en hij heeft zijn hand op mijn mond. Elke minuut lijkt wel een uur te duren. Mijn haar is nat van de tranen die van mijn gezicht aflopen. Ineens zie ik een schim van een persoon in de verte. Hij heeft het ook gezien, zo snel als hij kan maakt hij me los, zorgt dat ik mijn kleren aankrijg en verdwijnt in het niets. Huilend en bang blijf ik achter op de koude mossige grond. De persoon komt dichterbij en snel vlucht ik weg, ik wil niet dat ik gezien wordt en in een snel tempo loop ik naar Jeroen zijn huis.
'Waar was je?' roept Jeroen bezorgt zodra de deur geopend wordt. 'Weg,' antwoord ik zachtjes en ik loop langs hem heen, ren de trap op en laat me huilend op bed vallen. Ik blijf een tijdje liggen en ineens lijkt het alsof mijn tranen op zijn. Een verdoofd gevoel komt overe me heen en ik kan niet meer huilen. Rustig sta ik op om te gaan douche. Onder de douche merk ik dat mijn buik pijn doet van de stompen en er zitten blauwe plekken op mijn buik. Voorzichtig kleed ik me na het douche weer aan, ik probeer de blauwe plekken niet aan te raken. Als ik de douche uit kom zie ik dat de deur van Jeroen zijn slaapkamer gesloten is, ik wil doorlopen naar de logeerkamer als ik geluid hoor uit Jeroen zijn kamer. Het lijkt wel een gehuil. Ik blijf nog even luisteren en dan weet ik het zeker, hij huilt en dat is mijn schuld. Ik probeer de deur te openen maar die zit op slot. 'J-Jeroen, doe alsjeblieft open,' fluister ik door de deur. Ik blijf een tijdje wachten en dan gaat de deur van het slot. Langzaam loop ik naar binnen, ik voel me schuldig. Waarom moet ik zijn leven nou weer in puin helpen? Ik ga zitten op zijn bed, naast Jeroen. Ik wil veel tegen hem zeggen, maar er komt geen woord uit mijn keel. 'Het spijt me,' fluister ik ineens. 'Sst,' antwoord hij. 'Jij hoeft je niet te verontschuldigen, jij kan er niks aan doen,' 'Wel, want als ik niet met hem had afgesproken de eerste keer, dan..' zeg ik. 'Jij kon toch niet weten dat het zo'n engerd is, het is gewoon jou schuld niet,' antwoord Jeroen luid. Ik houd mijn mond weer, ik weet niet wat ik moet zeggen, kennelijk kan ik hem niet op anderre gedachte brengen. 'Ik ga even op bed liggen,' zeg ik na een tijdje en ik sta op en loop de kamer uit. Ik voel dat zijn ogen mij achtervolgen, maar ik durf niet om te kijken.
Op mijn bed probeer ik na te denken over de situatie. Jeroen z'n moeder heeft mijn ouders ingelicht, die vinden dat het mijn eigen schuld is en vinden dat ik het zelf op moet lossen. Ze zijn natuurlijk weer te druk met hun werk en alleen geinteresseerd in mijn schoolcijfers. Jeroen z'n moeder heeft beloofd niet naar de politie te gaan, omdat dat te gevaarlijk is. 'Wij helpen je wel,' zei ze. Jeroen en zijn moeder laten me beide niet zonder toezicht meer het huis uit gaan, ze waren allebei geschokt toen ik vanochtend ineens weg was. Ik zie het verdriet en de angst weer in Jeroen zijn ogen, de angst voor mijn leven. Ineens realiseer ik me hoe lief hij wel niet is voor mij en hoe verliefd ik wel niet op hem ben. Zo'n vriend krijg je echt maar één keer in je leven, bedenk ik.
'Eten,' roept Jeroen zijn moeder onder aan de trap. Die woorden halen mij uit mijn gedachte. Ik sta op en loop naar beneden. Na vijf minuten is Jeroen er nog niet, zijn moeder loopt naar boven. Enkele minuten later komt ze weer naar beneden. 'Hij slaapt,' zegt ze bezorgd. 'Ik laat hem wel even slapen, hij was ontzettend moe.' In stilte eet ik mijn eten op, ik heb geen honger en het liefst zou ik niks eten, maar het moet. Tijdens de hele maaltijd wordt er niks gezegt en ik staar alleen maar naar mijn bord. Na het eten vlucht ik snel naar boven en kijk om het hoekje van Jeroen zijn deur. Ik zie dat hij nog steeds slaapt. Ineens wil ik niets liever dan bij hem zijn. Ik loop de kamer in en ga voorzichtig naast hem liggen en sluit mijn ogen. Ik hoor zijn ademhaling, maar die klinkt steeds verder weg. De spanning glijd even van mijn lijf en ik val in slaap.