[VER] Wie kent de toekomst?

Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly

Toevoegen aan eigen berichten
 
 
xAlice

Berichten: 2821
Geregistreerd: 29-08-09
Woonplaats: Rotterdam

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 17-03-14 18:47

Een drama update deze keer. Nog steeds niet echt antwoorden geloof ik, maar misschien kunnen jullie iets raden haha :P

Citaat:
‘Het spijt me.’
‘Wat?’
‘Van gister?’
‘Wat?’
‘Wat ik zei.’
‘Wat?’ Ik draai me geïrriteerd om. ‘Wat is er, Luke?’
Hij blijft me lang aanstaren, maar ik win. Het zijn de ogen. Met zijn blik op de grond gericht antwoordt hij.
‘Het spijt me dat ik je niet geloofde.’
Ik knijp mijn ogen dicht en zucht. ‘Je liegt.’
Mijn hartslag versnelt, maar ik probeer rustig te blijven.
Ik zit naast Luke in de klas. Ik ben ik. Hij is hij. Toch ben ik ook een beetje hij. Of is hij een beetje wij. Wij. Zij. Jij. Hij.
Ik knijp mijn ogen dicht. Dit klopt klopt niet.
‘Rustig Win!’ mompelt hij geschrokken. Hij legt een hand op mijn schouder.
Ik sla zijn hand weg en spring overeind. Met mijn ogen dichtgeknepen sprint ik de klas uit.
In de aula kom ik Sara en Steve tegen. Zodra ze me zien springt Sara overeind en danst ze naar me toe.
‘Ik hoorde dat je ruzie hebt met Luke, gaat het?’ Ze klinkt bezorgd. Is is is bezorgd.
‘Nee, het gaat niet.’ Snauw ik en ik haast me naar de uitgang.
‘Doe je oefening!’ roept ze achter me aan, maar ik ben al weg. Ik knijp mijn ogen dicht maar het gaat niet. Ik voel alles om me heen. Alles en Luke. Ik wil gillen, maar stop mijn vuist in mijn mond en sprint. Achter me hoor ik Sara en Steve roepen, te laat.

Ik ben ik. Jij bent jij. Wij zijn wij. Hij is hij. .Ik ben jij. Jij bent jij. Ik ben wij. Wij ijn wij en hij is hij is hij is hij en ik ben hij hij hij wij zij jij. Nerveus pluk ik aan mijn stijf bevroren deken. Hetzelfde, anders, komt, was. Mijn hoofd bonkt en alles doet pijn pijn pijn.
‘Winter, wat doe je hier?’ Ik tril en kreun zachtjes. Hij is hij, wij zijn wij. Ik ben jij. Hij komt naast me zitten.
‘Het is hetzelfde.’ Kreun in met mijn handen in mijn haar. ‘Ga alsjeblieft weg.’
Hij beweegt niet.
‘Wat is hetzelfde?’
Ik kreun weer en leun voorover mijn hoofd tussen mijn knieën.
‘Thuis, jij, op school.’ Ik weet dat het niet duidelijk is maar ik het hem helemaal niet vertellen. Ik kan het hem niet vertellen.
Hij knikt langzaam. ‘Je hebt veel meegemaakt.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Ik ga nog veel meemaken en andere ook. Het geeft me hoofdpijn.’
Ik knijp mijn ogen dicht. Ik moet mijn mond houden.
Mijn hoofd lijkt open te splijten, wanhopig haal ik mijn nagels langs mijn wangen. Het moet ophouden.
‘Vertel het me.’ Zegt hij kalm.
‘Wat?’
‘Alles.’
Alles? Hoe kan ik hem ooit alles vertellen. Alles is te veel. Ik wil het hem vertellen, maar alles is zo veel meer. Dat kan ik niet, dat mag ik niet, dat wil ik niet vertellen. Mijn schuld.
‘Wiens foto zat er in dat hangertje?’
Ik haal opgelucht adem, dit kan ik vertellen.
‘Mijn vader en ik.’ Ik haal mijn hoofd tussen mijn knieën vandaan en tuur ik de verte. ‘Hoe kwamen jullie eraan?’
‘Je broertje gaf het me op de open dag.’
Ik knik langzaam, zonder hem aan te kijken.
‘Geloof je me?’ Vraag ik dan. Ik moet het weten.
‘Nee.’
Ik knik traag. Geen leugen. Hij is hij. Ik ben ik.
‘Oké.’
‘Ga je me meer vertellen?’ Hij kijkt me rustig aan.
‘Wat wil je weten?’
‘Wat doe je hier?’
‘Ik kom hier om te denken.’
Ik wil hem de waarheid wel vertellen, maar het lukt niet. Ik moet aan hem denken, aan alles.
Hij wijst op de deken en de tas met kleding.
‘Ik moet vaak denken.’ Fluister ik met een zwak glimlachje. Het klinkt als een vraag en hij is niet overtuigd.
‘Ik woon hier.’ Verklaar ik met mijn blik op oneindig.
Ik hoor zijn adem haperen, dan zucht hij diep.
‘Waarom heb je ons dat niet verteld?’
Ik kijk hem dankbaar aan. ‘Mijn moeder.’ Ik haal mijn schouders op. ‘Het is niet haar schuld, het is mijn schuld.’
Hij denkt lang na over wat ik heb gezegd. Ik weet al wat hij gaat antwoorden.
‘Kom bij mij wonen?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Het gaat prima zo, echt waar.’
‘Oké.’ Hij glimlacht. Mij overhalen is zinloos. ‘Maar kom in ieder geval vannacht logeren. Deze sneeuwstorm is nog niet voorbij.’

‘Dus nu woon je samen met Winter?’ vraagt Koen sceptisch. Hij schudt zijn hoofd lachend heen en weer. Luke slaat hem tegen zijn achterhoofd. ‘Alleen voor een paar nachten.’ Legt hij uit.
‘Aha, eerst..’ begint Steve, maar hij stopt verschrikt als Sara hem woedend kijkend.
Iedereen kijkt ongemakkelijk om zich heen en ik kijk verward om me heen. ‘Ah.’ Zeg ik, een raar gevoel in mijn buik. Ik kijk naar Luke die vuurrood is, Sara die naar hem staart en Koen en Steve die met een hand voor hun mond stil lachen.
‘Proberen jullie nu serieus iets voor mij verborgen te houden?’ vraag ik plagend. Sara giechelt onzeker, maar ik kijk naar Luke die me vragend aankijkt.
‘Hoe lang al?’ vraag ik met een schuine blik op Sara. Ze lacht breed en steekt twee vingers in de lucht. ‘Twee dagen.’
Luke lijkt minder blij, hij kijkt me bezorgd aan. Hij denkt ‘vast’ dat ik jaloers wordt. Ik glimlach geruststellend naar hem en zie hem ontspannen.
Ik vraag me af waarom ik me nog steeds niet echt top voel. De bal in mijn buik zit er nog, maar ik weet niet waarom. Jaloezie? Ik betwijfel het. Ik ben niet verliefd op Luke. Wat is het dan?
‘Laten we verder trainen.’ Roep ik zo enthousiast mogelijk en ik spring op.

Zijn lage, nietszeggende stem dreunt in mijn oor. ‘Als kind schreef ik heldenverhalen. Verhalen waarin ik de controle, de macht, het aanzien had. Toen ik ouder werd begon ik me te realiseren dat ik niet de enige was. Er zijn zoveel kinderen die opgroeide zoals ik.’
Deze keer loop ik weg. Hodkinns verhaal krijg ik niet meer uit mijn hoofd. Ik heb het gevoel dat ik het einde al weet, maar de tussenstukken missen. Waarom vertelt hij me dit allemaal? Ik vlucht de kerk uit en ren over staat, weg van zijn leven en terug naar dat van mij.

‘Hey Winter.’
Ik ga zitten op de stoel naast Joshua. Na de eerste ongemakkelijke dag heeft hij blijkbaar besloten dat ik niet zo eng ben als iedereen zegt. Nu heeft hij van mij een projectje gemaakt. Het resultaat is dat ik hem nu eng vind. Ik geef hem een kort knikje en draai dan mijn stoel demonstratief van hem weg. Ik hoor hem zuchten, duidelijk zijn schuld.

Drie mensen wachten me op als ik uit school kom. Mijn moeder, Cooper en de man die me evalueerde bij mijn training.
‘We moeten met je praten.’ Zegt Cooper.
‘Dat heb ik eerder gehoord.’ Antwoord ik argwanend, ik heb zo’n vermoeden waar dit heen gaat.
‘Ik haal je van school.’ Begint mijn moeder.
‘Ook dat heb ik al eerder gehoord.’ Ik haal diep adem. ‘Mam, ik wil even met je praten.’
Ik loop het schoolplein af zonder op antwoord te wachten en stop pas als ik zeker weet dat we buiten gehoorafstand zijn.
‘Mam, alsjeblieft. Je moet me geloven.’ De woorden komen te snel, mijn wanhoop die doorbreekt.
‘Die mensen zijn niet goed.’ Ik probeer oogcontact te maken, maar ze wil me niet aankijken.
‘Ik weet dat je me niet vertrouwt en dat is mijn schuld, maar geloof me! Dit is echt!’
Ze wil me nog steeds niet aankijken en mijn hart klopt in mijn keel van angst.
‘Ik heb geen keus.’ Mompelt ze.
‘Je hebt al een keus gemaakt.’ Ik grom de woorden, ‘weet je nog?’
‘Ik woon onder een brug voor jou. Ik was mezelf in ijskoud rivierwater, eet enkel droog brood en ben elke nacht bang dat ik niet meer wakker wordt.’
Ze kijkt me eindelijk aan, haar ogen angstig. ‘Het is niet mijn schuld.’
Ik knik. ‘Het is mijn schuld, dat weet ik. Ik heb zoveel fout gedaan. Daarom klaag ik niet en neem ik je niks kwalijk. Ik snap dat je bang voor me bent, maar dit is jouw keuze en jouw schuld.’ Tranen lopen over mijn wangen. ‘Als je mij aan hen geeft is dat jouw schuld.’ Mijn stem slaat over en ik haal diep adem. Mijn moeder reageert niet en ik voel het al. Het gaat me niet lukken, maar ik moet het proberen.
‘Mam, kijk me aan.’ Ze heeft haar beslissing al gemaakt. ‘Kijk me alsjeblieft aan en luister!’ Huil ik. Ik haal een hand door mijn wilde krullen. ‘Ik weet dat je me nooit geloofd hebt, maar dit is echt. Je kunt dit niet doen!’ Ik bijt op mijn wang, ik wil gillen gillen gillen.
‘Sorry.’ Is alles wat ze zegt en ik voel het. Dit is definitief. Haar keus. Dan ren ren ren ik. De straat over, de hoek om. Achter me hoor ik mensen roepen, ze achtervolgen me. ‘Sta stil!’ Gilt Cooper. Een harde knal. Pijn schiet door mijn schouder en ik vlieg. Achter me staat Cooper met een geweer in haar hand en een woeste blik in haar kille ogen.