Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
Pina22 schreef:Leuk verhaal weer, ik volg! Ik vind alleen dat die 'benjamin' wat 'modern' praat tegen zijn vrienden voor iemand uit de 18e eeuw. Ik weet er niet zo veel van, maar ik denk niet dat ze toen zeiden: 'Gast! Wacht ff!'maar dat is maar een klein puntje, het is echt een heel leuk verhaal!
caaramel schreef:Super verhaal! Soms leest het mij wel wat stroef, maar ik weet nog niet hoe dat komt... (kan ook zijn omdat ik niet gewoon ben zo'n stukken tekst op een scherm te lezen) Maar zeker verder schrijven!!!!
amberboktt schreef:Leuk verhaal, goed concept.
Citaat:Deel 6: Undercover
‘Waar is die waardeloze jongen! Zeg het me!’
‘Het spijt me meester, ik heb overal gezocht… Hij is nergens te bekennen…’
‘Doe er dan wat aan!’
‘Levi? Ben je al wakker?’ Er wordt zacht op de deur geklopt, maar voor mijn gevoel lijkt het alsof er een kanon naast mijn hoofd wordt afgeschoten.
Een bonzend gevoel, gevolgd door hevige steken in mijn hoofd zorgen ervoor dat ik een kreunend geluid maak. De deur gaat open en het vrolijke hoofd van Avelin komt om de hoek kijken. Met een oog dichtgeknepen kijk ik onder de dekens vandaan.
‘Hoe laat…’ mijn stem klinkt schor en ik schraap mijn keel voordat ik verder ga, ‘Hoe laat is het?’
‘Het is al bijna middag. Bertha heeft ontbijt gemaakt, het zou zonde zijn als het oud wordt.’
Ik knik en probeer overeind te komen om te gaan zitten, alleen gaat het behoorlijk moeizaam. De kamer draait om mij heen en mijn spieren doen pijn van de val. Ik val dan ook meteen weer terug op het bed waarbij er een pijnscheut door mij heen gaat en ik een kreun niet kan onderdrukken. Ik wil niet als een watje overkomen, dus probeer ik het opnieuw, dit keer met succes.
De wereld draait nog altijd en het gebonk in mijn hoofd wordt er ook niet minder van. Wat ik in mijn gevecht niet heb gemerkt is dat Avelin zich naar mij toe heeft gesneld. Haar tengere handen omklemmen mijn bovenarm. Ik voel een lichte tinteling vanuit mijn arm door mijn hele lichaam gaan en voor het eerst voel ik niet iets wat lijkt op pijn. Het is eigenlijk best een fijn gevoel. Ze helpt me met opstaan van het bed wat verrassend soepel gaat en voor ik het weet sta ik weer op beide benen.
‘Zullen we?’ ze kijkt me verwachtingsvol aan.
Voor het eerst kijk ik diep in haar ogen, ze zijn zo onwijs groen en zo onwijs fel! Zo’n kleur heb ik nog nooit gezien en voor ik er erg in heb ben ik erin verdronken. Wauw…
Ik schrik me kapot als er vlak voor mijn ogen iets voorbij schiet, ik word meteen uit mijn gedachten gehaald en kijk in de verbaasde ogen van Avelin. Ik moet moeite doen om niet weer te verzuipen en besluit maar om weg te kijken en voorzichtig een stap richting de deur te zetten.
Ze laat voorzichtig mijn arm los en slaat vervolgens ondersteunend haar rechterarm om mij heen waarbij ze mijn pijnlijke ribben raakt. Mijn adem stokt van de pijn en de tranen staan alweer in mijn ogen.
Waarom ik? Waarom moest hij nou zo nodig mijn ribben naar de mallemoeren helpen...
Bij het vechten tegen mijn tranen bijt ik hard op mijn lip, te hard. Ik proef een ijzige smaak in mijn mond.
‘Hè gadverdamme,’ zeg ik terwijl ik met mijn tong over mijn lip ga.
De hand van Avelin gaat heel zacht, maar merkbaar op en neer. Voorzichtig werp ik een blik opzij waar ze uit alle macht probeert om niet te lachen.
‘Sorry,’ proest ze uiteindelijk uit.
Ach, het was ook wel een grappige reactie van mijn kant. En hoewel mijn ribben, schouders en, nou ja, eigenlijk alles wel, goed zeer doen begin ik ook zacht te grinniken. Dat maakt mijn dag een stukje minder pijnlijk en zo begint het hoe dan ook goed.
‘Goedemorgen jongen,’ Bertha staat in de keuken de vaat te doen als Avelin en ik binnen komen, ‘Nou, morgen is het al niet meer!’ grapt ze terwijl ze een van de glazen bijna uit haar handen laat vallen.
Avelin en ik moeten lachen om de manier waarop ze het glas van zijn ondergang redt maar het vervolgens iets te hard weer op tafel zet waardoor er alsnog een barst in het glas vormt en het breekt. Bertha slaakt een diepe zucht en pakt de scherven een voor een op.
‘Wil je er wat bij drinken? Alleen brood is ook zo droog.’
‘Ja graag.’ zeg ik terwijl ik langzaam op een stoel ga zitten.
Het water loopt al in mijn mond bij het zien van al het lekkers dat op het bord voor mij ligt.
‘Je mag hier heus wel eten hoor,’ Avelin kijkt me lachend aan terwijl ze Bertha een handje helpt.
Ik pak een van de kleine broodjes en neem er een hap van. De smaak is echt verrukkelijk, het is zoet maar niet te zoet, gewoon perfect in verhouding. Het duurt dan ook niet lang voor ik het broodje op heb en ik de volgende pak.
In het tweede broodje zit zoete jam en ook die is heel lekker. Voor ik het weet is mijn bord leeg, ik heb in tijden niet zo goed gegeten als nu.
Toch ben ik van dit kleine tripje behoorlijk vermoeid en Avelin helpt me dan ook weer naar boven waar ik erg blij mee ben.
‘Hoe gaat het met Brego? Is hij helemaal in orde?’
‘Brego, wat een lief ding is dat! Hij had een paar schrammetjes maar die zijn allemaal weer genezen gelukkig.’
Ik slaak een diepe zucht van opluchting. Jaca, ik bedoel Brego is geen moment uit mijn gedachten geweest en ik was zo bang dat hij weg zou zijn, gepakt door de Rode Ruiters en meegenomen. Of dat hij net als ik gewond was. Ik zou het mezelf nooit kunnen vergeven als er iets met hem was gebeurd of zou gebeuren.
‘Avelin!’ Bertha schreeuwt vanaf beneden, ‘Verwissel de zwachtels van Levi, wil je?’
Ik zie hoe Avelin even met haar ogen rolt en me vervolgens los laat.
‘Ben zo terug,’ zegt ze en ze verdwijnt de hoek om.
Ik loop verder richting mijn kamer en daar aangekomen probeer ik met veel moeite mijn shirt uit te trekken.
Meteen gaan mijn gedachtes terug naar de keren dat vader mij weer had geslagen en Maria mij vervolgens opving en waar nodig verbond of mijn wonden verzorgde. Standaard nadat vader uit zijn plaat was gegaan was ik op mijn kamer en meestal stond Maria daar al op mij te wachten met een emmertje water en een lading zwachtels.
Zij is een van de mensen waarvoor ik wel terug zou willen gaan… En natuurlijk generaal Bisonte. Zij stonden altijd voor me klaar, gingen regelmatig tegen de regels van vader in om mij te kunnen helpen.
Eigenlijk was mijn leven bij vader lang niet zo slecht zolang ik hem maar niet te veel voor de voeten liep of hem irriteerde met wat dan ook.
Voor ik er erg in heb, rolt er een traan over mijn wang. Niet alleen van verdriet, maar ook van blijdschap. Blijdschap omdat het me is gelukt weg te komen uit de hel van vroeger en omdat ik opnieuw kan beginnen.
Ik worstel verder met mijn shirt als ik Avelin binnen hoor komen die mij meteen te hulp schiet. Voor ik het in de gaten heb ligt mijn shirt op de grond.
‘Ga maar zitten, dan kan ik die zwachtels wat makkelijker verwisselen,’ zegt ze terwijl ze vast begint met het blootleggen van de grootste wond, die van mijn schouder.
Ik zie hoe ze toch weer even moet slikken als ze al mijn blauwe plekken en schrammen ziet en dan voel ik me schuldig. Schuldig dat ik haar niet kan vertellen wie ik werkelijk ben, wat ik heb meegemaakt en waarom ik ben gevlucht.
Diep in gedachten ben ik als ik plotseling een enorme pijnscheut door mijn rechter schouder voel gaan.
‘Au! Dat... Doet... Pijn!’ Ik gil het uit voor de zoveelste keer.
Avelin trekt snel haar handen terug van schrik, maar gaat daarna onverstoorbaar verder.
‘Gaat alles goed hier?’ Bertha verschijnt met een bezorgde blik in de deur opening niet lang na mijn oerkreet van daarnet.
‘Het gaat...’ ik kan mijn zin niet afmaken, want de volgende pijnscheut schiet door mijn lichaam waardoor ik prompt ophoud met praten.
‘... prima,’ vervolgt Avelin mijn zin.
Bertha blijft nog even staan, ik gok dat ze het niet gelooft, maar gaat na een poosje toch weer terug naar haar dagelijkse klussen.
‘Zo, klaar!’ triomfantelijk kijkt Avelin me aan.
Het voelt in ieder geval een stuk beter nu de oude zwachtels zijn vervangen door schone. Ze pakt mijn shirt van de grond en legt hem op de stoel in de hoek van de kamer. Ik ga weer liggen en zodra mijn hoofd het kussen raakt, val ik in een diepe, rusteloze slaap.
‘Levi, ga je mee?’ Avelin staat overenthousiast in de kamer te springen.
Het is nu een zo’n twee weken geleden dat ik in de struiken belandde en ik heb mijn dagen meer slapend doorgebracht dan dat ik wakker en helder was.
Ik heb de afgelopen vier dagen ook veel meer kunnen doen, de pijn was minder en mijn blauwe plekken en schrammen zijn zo goed als verdwenen en de grote wond van mijn schouder is gelukkig goed aan het helen.
Vandaag ga ik voor het eerst sinds die twee weken weer naar buiten toe en Avelin staat te springen om me de omgeving te laten zien.
Lachend volg ik haar op de voet naar de stallen waar grote, donkerbruine ogen de mijne ontmoeten.
‘Ja… Brego!’ roep ik vrolijk met een hinnik van zijn kant.
Ik ben zo blij om hem te zien, mijn trouwe, lieve maar vooral ook knettergekke vriend. Mijn maatje boven alles! Ik vlieg hem ook meteen om zijn hals voor een knuffel: ‘Ik heb je gemist jongen...’ Ik druk mijn gezicht in zijn manen en hij legt zijn hoofd tegen mijn rug aan alsof hij me terug knuffelt. Het moment lijkt eeuwig te duren, totdat iets mijn onderrug raakt. Vliegensvlug draai ik me om om te kijken waar dat vandaan kwam. Een borstel ligt voor mijn voeten op de vloer en Avelin staat iets verderop, nou staan? Ik ben bang dat ze binnen nu en 5 seconden op de grond ligt!
Ik neem een sprintje en tackel haar. Onze val wordt gelukkig gebroken door de hooiberg waar we nu middenin liggen en we krijgen spontaan de slappe lach.
‘Wat is hier aan de hand?’ een verbaasde Henry staat, met de mestvork nog in zijn handen, in de deuropening van de stallen.
We kijken verschrikt op, maar zodra we zien dat het Henry maar is lachen we vrolijk verder. Als hij ziet dat alles goed is haalt hij zijn schouders op en gaat verder met zijn bezigheden buiten.
Met nog wat stuiptrekkingen van de lach, krabbel ik overeind en help Avelin een handje met opstaan. Het hooi steekt aan alle kanten uit ons haar, we zitten er helemaal onder.
‘Draai je eens om,’ zeg ik tegen Avelin, ‘Dan zal ik je maar “onthooien”!’ Lachend haal ik een voor een de hooisprietjes uit haar haar.
‘Dank je,’ zegt ze als ik al het hooi uit haar haar heb gehaald, ‘Zullen we nu dan maar aan onze taak beginnen?’
‘Wat moet, dat moet!’
Ik loop naar de stal van Brego toe en gooi de deur los: ‘Wel in de buurt blijven, niet weglopen.’
Zodra hij zijn vrijheid ziet, loopt hij de stal uit waarna ik hem nog een klopje op zijn kont geef. Ook Avelin laat haar paard uit de stal gaan die meteen naar mij toe komt gelopen.
‘Hoe heet je paard?’
‘Mirabília, maar we zeggen eigenlijk altijd Mira.’
Ik aai Mira over haar neus. Ik heb mijn hand nog niet weggehaald of haar aandacht wordt getrokken door Brego. Ze loopt dan ook meteen naar hem toe en samen slenteren ze de stal uit.
‘Hier,’ Avelin geeft me een mestvork, ‘Doe jij de stal van Brego, dan begin ik met de rest van de stallen. Als je klaar bent, geef maar een gil.’
Ik kijk even naar de mestvork in mijn handen, thuis hoefde ik nooit de stallen te doen. Dat werd altijd voor ons gedaan, net zoals de paarden werden verzorgd. Alhoewel ik de verzorging van Brego volledig op mij nam, heb ik nooit zijn stal hoeven mesten.
Ik sta dus een beetje te klungelen met dat ding in mijn handen voor ik de stal in loop en maar doe wat ik denk dat goed is.
Ik wist ook echt niet dat Brego er zo’n zooitje van kon maken.
‘Gedverderrie...’ ik zucht. Ik heb het vermoeden dat ik straks flink mag gaan schrobben als ik naar de platte mesthopen kijk, ‘Wat een ongelofelijke viespeuk is het toch.’
Hoewel ik nog behoorlijk wat kracht mis in mijn rechter arm, lukt het poepscheppen nog best wel aardig. Voor ik het weet heb ik alle mesthopen uit de stal gehaald.
‘Gil!’ roep ik als ik voldaan naar de lege stal kijk.
Avelin staakt haar beweging, zet de mesvork aan de kant en komt even kijken.
‘Je weet dat alles eruit moet?’ ze kijkt me vragend aan.
‘Alles? Meen je dat nou?’
‘Ja, nee, sorry. Het stro is aan vervanging toe.’
‘Ja baas!’ ik geef haar een knipoog en loop de stal weer in en begin aan de grootste klus van vandaag.
Maar ook het leeghalen gaat verrassend soepel en snel en voor ik het weet is de stal van Brego weer helemaal tip top in orde.
‘Ik zie dat je klaar bent?’
‘Ja, wat vind je ervan? Niet te veel geel?’
‘Nee, niet te veel geel. Precies goed!’
‘Gelukkig maar. Ik weet niet wat ik had moeten doen als het te geel was.’ voor het dramatische effect laat ik een diepe zucht ontsnappen en trek ik een ernstig gezicht.
‘Ik ben er ook klaar mee,’ ze gaat in het stro zitten, ‘Zullen we zo dan maar een rondje maken?’
Ik knik en zet vervolgens de mestvork aan de kant. Ondertussen fluit Avelin een wijsje en binnen een paar tellen horen we de hoeven van Mira en Brego. Als Brego door de staldeur komt valt mijn mond open.
‘Hè gadver! Brego, dit meen je niet!’ voor mij staat een paard, een onwijs smerig paard, die het blijkbaar een goed idee vond om in de modder te gaan rollen. Nee, wacht. Dat is geen modder… In modder zit geen stro…
‘Brego! Serieus?’ Brego kijkt me aan met zijn o zo bekende ondeugende blik en hij hinnikt er vrolijk bij.
Toch moet ik ook wel weer lachen om mijn clown. Zuchtend pak ik een harde borstel op en begin aan het onmogelijke.
‘Heb je hulp nodig?’ Avelin heeft Mira al spik en span en ik ben nog niet eens op de helft met het vuil en de stront van Brego af te borstelen.
Dankbaar kijk ik haar aan terwijl ik de volgende vieze plek te lijf ga.
Samen is dit klusje zo geklaard en na een half uurtje staat er weer een prachtig, bijna schoon paard voor mijn neus.
‘Zullen we dan maar?’ Ik gebaar Brego dat hij moet gaan liggen zodat ik makkelijk op kan stappen. Vlug zwaai ik mijn been over zijn rug en ga goed zitten.
‘Tijd om op te staan.’ Zijn spieren spannen zich aan en binnen no time staat hij weer op alle vier zijn benen. Inmiddels is Avelin ook op Mira geklommen. Ze kijkt me aan waarop ik knik. Ze spoort Mira aan en ik volg haar. Ik weet immers toch de weg hier niet!
We rijden eerst Vallis uit en slaan daar af, richting de vlakte. Maar niet ver na de afslag staat daar een onaangename verrassing op ons te wachten. Snel stuur ik Brego tussen de bomen en laat hem halt houden. Uitgerekend vandaag…
Daar, voor de bocht, staat een van vaders zwarte ruiters en aangezien ik de zoon ben van Achar zal hij me ongetwijfeld herkennen. En als hij mij niet herkent, zal hij Brego wel herkennen…
Ik draai Brego vliegensvlug om en spoor hem aan tot galop. Ik moet hier weg!
taartjee schreef:‘Hier,’ Avelin geeft me een mestvork, ‘Doe jij de stal van Brego, dan begin ik met de rest van de stallen. Als je klaar bent, geef maar een gil.’
Ik kijk even naar de mestvork in mijn handen, thuis hoefde ik nooit de stallen te doen. Dat werd altijd voor ons gedaan, net zoals de paarden werden verzorgd. Alhoewel ik de verzorging van Brego volledig op mij nam, heb ik nooit zijn stal hoeven mesten.
Ik sta dus een beetje te klungelen met dat ding in mijn handen voor ik de stal in loop en maar doe wat ik denk dat goed is.
Ik wist ook echt niet dat Brego er zo’n zooitje van kon maken.
‘Gedverderrie...’ ik zucht. Ik heb het vermoeden dat ik straks flink mag gaan schrobben als ik naar de platte mesthopen kijk, ‘Wat een ongelofelijke viespeuk is het toch.’
Hoewel ik nog behoorlijk wat kracht mis in mijn rechter arm, lukt het poepscheppen nog best wel aardig. Voor ik het weet heb ik alle mesthopen uit de stal gehaald.
‘Gil!’ roep ik als ik voldaan naar de lege stal kijk.
Citaat:Deel 7: Op het randje
Voor ik het besef is hij weg. Weg. Zomaar ineens!
Haastig kijk ik achterom, waar is hij heen gegaan?! Niet begrijpend spoor ik Mira aan om te draaien.
Wat denkt hij wel? Dit is geen verstoppertje!!!
Mijn hart klopt in mijn keel van inspanning, het paard onder mij begint haar passen te versnellen.
‘Levi! Levi! Waar zit je?!!’ roep ik angstig. Een zachtjes fluisterende stem komt uit de bosjes naast mij.
‘Avelin, ik ben hier’ hoor ik de bekende stem van Levi zeggen.
Opgelucht haal ik adem en stuur mijn paard naar hem toe. ‘Zeg, wat was dat? Ik houd niet van verstoppertje spelen’ zeg ik plagerig. Maar hij vat het blijkbaar anders op.
‘Luister eens, met die lui valt niet te spotten en waar bemoei jij je mee?!!’
geschrokken kijk ik hem aan. Zijn rood aangelopen gezicht verraad dat er veel meer achter zit.
‘Doe rustig! Je kan toch ook gewoon zeggen wat er is?’ zeg ik.
‘Net alsof jij dat zou begrijpen!’ zegt hij nors en spoort Brego aan. Binnen een paar seconden zijn ze weg. Wat is dit nou weer? Nog voordat ik ook maar iets kan zeggen voel ik een koude ijzeren greep mijn schouder vast pakken. Mijn hart gaat tekeer en mijn handen worden klam van het zweet. Dit onbehaaglijke gevoel herken ik! Ik sluit mijn ogen, en bid op een goede afloop.
Met het beetje moed dat ik nog heb draai ik mijn nek om. En wat ik dan zie doet mijn lichaam sidderen. Nee niet zij!. Op hetzelfde ogenblik word ik van mijn paard gesmeten. Met een dreun knal ik op de grond. Mijn hoofd bonkt en ik probeer mij naar de zwarte ruiters te wenden. Een pijnscheut schiet door mijn lijf. Of is het angst? Ik weet het niet.
‘Zo zo, kijk eens wie we daar hebben!’ lacht de generaal. ‘Zeg eens op moppie, ken ik jou niet ergens van?’ zegt hij terwijl hij mijn arm grijpt. Ik ben ingesloten en kan nergens heen. Ik probeer zo goed en kwaad als het gaat overeind te komen. Het zweet loopt over mijn voorhoofd. Ik ben bang: doodsbang. Allerlei gedachtes tollen door mijn hoofd. ‘Zeg eens, Bandar, wat wil je nu precies dat ik doe? Meenemen dit grietje?’ zegt hij tegen een van de andere. ‘Of wil jij iets doen? Zeg het maar haha’ lacht hij. De andere grinniken mee. Nee! NEE! Dit kan niet waar zijn!
‘Laat me los!’ schreeuw ik. ‘Houd je stil! Jij krijgt een lesje dame!’ brult hij. Op dat moment grijpen twee mannen mij vast en heft de generaal zijn zwaard. ‘Laat mij gaan! Ik heb niks gedaan!’ gil ik het uit van angst. Paniekerig trap ik om mij heen. Ik schreeuw in de hoop dat iemand het hoort! ‘Help mij!. Maar het helpt niks. De vingers die om mijn armen zijn geklemd knellen nog pijnlijker. Het bloed stroomt van wanhoop naar mijn ogen. En dan…een keiharde klap tegen mijn kaak. Mijn linker kant van mijn gezicht voelt niks meer. Het laatste wat ik zie zijn steigerende paarden. Zijn mijn smeek gebeden gehoord?
‘Avelin! Kun je mij horen?!’
Langzaam open ik mijn ogen. Levi’s angstige gezicht kijkt mij opgelucht aan.
‘ik…kan je horen’ mompel ik. De smaak van bloed proef ik op mijn lippen. Mijn linkerwang voelt pijnlijk en branderig aan. ‘Kom, ik haal je hier weg’ zegt Levi. Weg? Verward kijk ik om mij heen:
We zitten achter een grote rots midden in het bos, althans dat lijkt het. Mijn hoofd bonkt van de pijn, als ik achter mij hard gebrul en geschreeuw hoor. Wat gebeurt er? Ik probeer terug te denken aan het moment. Die klap, de angst die ik net voelde maken mij misselijk. Voor ik het door heb tilt Levi mij met zijn gewonde arm op Brego. ‘Levi wat gebeurt er?’ vraag ik verward en angstig. ‘Ik ga je hier weg halen’ zegt hij en spoort Brego aan. ‘Kom op jongen! We gaan!’ zegt hij. Het stuiteren van Brego in galop, doet pijn aan mijn hoofd. Een kreet verlaat mijn mond. ‘Nog even volhouden’ hoor ik Levi fluisteren. Zijn warme armen houden mij vast op het rennende paard. Paard? O nee! Mira! Mijn liefste Mira! ‘Levi…wat is er met Mira gebeurt!’ probeer ik te zeggen, maar de worden komen belabberd uit mijn mond. Ik wil liggen! De pijn schiet door mijn hele lijf en ik kan haast mijn tranen niet bedwingen:
Iedere stap is teveel. En dan rollen de tranen over mijn zere wangen, ik klem mijn kaken op elkaar om het niet uit te schreeuwen. ‘Levi….Stop!... ik ..houd…dit…niet…vol!!!’ Hijg ik van pijn.
Meteen stopt hij Brego en tilt mij eraf. Voorzichtig zet hij mij op de grond en loopt naar een beekje om water voor mij te halen. Met een van de schone zwachtels dept hij op mijn gezicht. Aan zijn gezicht kan ik zien dat hij bezorgd is, heel bezorgd. Ik moet weten wat er is gebeurd! Hij heeft mijn leven zojuist gered!
‘Levi, wat is er nou gebeurd?’ vraag ik met een gezicht vertrokken van de pijn.
‘Ik…het spijt me Avelin, dat ik zo bot deed’ zegt hij. ‘ik voelde me schuldig daarom ben ik omgekeerd, om jou te zoeken’ gaat hij verder. ‘Ik zag nog net hoe een zwarte ruiter jou een klap gaf, meteen ben ik er naar toe gegaan: heb Brego in de groep gestuurd en jou opgetild naar het veiligste plekje’ zegt hij.
‘Mira en Brego hebben de paarden van de ruiters op hol doen slaan, maar helaas kwam alleen Brego terug’ zegt hij met tranen in zijn ogen. Voor het eerst zie ik dat er iets van die geheimzinnigheid naar boven komt. ‘Ben je voor mij omgedraaid? Maar waarom?’ vraag ik.
‘Waarom? Ik sta bij jou in het krijt weet je nog? Jij hebt mijn leven gered!’ zegt hij. Tranen rollen over mijn wangen, als ik in zijn gezicht kijk, een dikke schram loopt van zijn wang tot aan zijn oor. Maar ondanks dat ziet hij er nog steeds knap en tegelijkertijd mysterieus uit. Plotseling schiet er een gedachte door mijn hoofd: Hoe kan het dat hij zo bang was voor die zwarte ruiters?
Als we een in de verte hoeven horen, slaat de angst weer toe. Levi tilt mij aan mijn arm omhoog en gebaart dat ik moet rennen. Haastig duw ik de takken opzij en vergeet mijn pijn even. Levi rent achter mij aan. In onze haast struikelen we over een uitstekende tak en vallen beide languit in de bosjes.
Meteen wil ik weer opstaan, als Levi mij ruw naar achteren trekt. Paarden hoeven staan stil vlak voor onze neus. Benauwd houd ik mijn adem in. Eén beweging en wij zijn er geweest. Levi ligt zo dichtbij dat ik zijn hart haast kan horen kloppen. Even kijk ik opzij naar hem. Het lijkt wel alsof wij allebei een schiet gebedje doen. Maar dan galopperen de hoeven weg. Opgelucht blazen we onze ingehouden adem uit. ‘Wow, dat scheelde niks!’ roep ik blij uit. En zo denkt Levi er blijkbaar ook over. Snel staan we op. Plots sta ik voor Levi. Zo dichtbij dat ik diep in zijn ogen kan kijken. Zijn mooie blauwe ogen.
Onze gezichten gaan steeds dichter naar elkaar toe, en hoe dichterbij ik kom hoe meer ik verdrink in zijn ogen. En dan….proef ik zijn lippen op de mijne.
Deel 8: Vlinders met een zwart randje
Het moment dat Avelin mijn lippen raakt, verdwijnt alles om ons heen. Het is alleen wij, niemand anders. Ik proef het bloed van haar lip, maar ik schenk er geen aandacht aan. Dit moment, dit magische moment… Ik wil niet dat het eindigt, ik wil dat dit gevoel voor altijd blijft.
Ze slaat haar armen om mij heen, ik reik met mijn ene hand naar haar hoofd terwijl ik haar met mijn andere hand stevig vast houd. Het gevoel wat door mijn lichaam trekt is angst aanjagend, maar het voelt tegelijkertijd zo veilig en vertrouwd. Iets wat ik nog nooit eerder heb gevoeld.
Plotseling worden we uit het moment getrokken, waardoor weet ik niet maar mijn zintuigen staan op scherp. Dan besef ik dat we al die tijd niet alleen zijn geweest. Snel laat ik Avelin los die verbluft om zich heen staat te kijken.
Dat heerlijke gevoel van nog geen paar tellen geleden maakt nu al weer plaats voor angst en adrenaline. Ik begin met de seconde helderder te worden en ineens besef ik dat die angst helemaal nergens voor nodig is!
‘Brego...’ zucht ik opgelucht. Tuurlijk! Mijn maatje is er ook nog!
Ik zet mijn handen in mijn haar van opluchting en kijk naar Avelin. Ze vergaat duidelijk van de pijn en ze is gaan zitten. De adrenaline van toe straks deed haar pijn verminderen, maar nu is de adrenaline verdwenen waarmee ook de pijn terug komt.
‘Gaat het?’ Bezorgd als ik ben, loop ik meteen naar haar toe en ga naast haar zitten, mijn arm om haar heen geslagen.
‘Ik wil wel ja zeggen, maar dan lieg ik...’ Haar stem klinkt gebroken en zwak, we moeten zo snel mogelijk terug!
‘Gaat het je lukken om met mijn hulp op Brego te klimmen?’
Ze knikt voorzichtig. Een traan zoekt zijn weg naar beneden over Avelins wang.
Ik kijk even om me heen om te oriënteren waar we zijn en dan herken ik, uit het niets, een pad. Maar ik bedenk me dat ik hier nog nooit eerder ben geweest, in ieder geval niet dat ik het mij kan herinneren. Het doet er ook niet toe, het enige wat nu telt is dat ik Avelin zo snel mogelijk weer thuis moet krijgen!
‘Brego, plat,’ beveel ik hem.
Braaf gaat hij liggen, niet ver bij ons vandaan en zodra hij ligt, laat hij een zacht, maar duidelijk hoorbare hinnik horen. Ik kijk Avelin aan, ze spant haar spieren aan om te gaan staan. Ik ondersteun haar nog steeds en samen lopen we naar Brego toe.
‘Dank je,’ ze geeft Brego een klopje op zijn hals die toch wat gespannen is en schichtig om zich heen kijkt.
Snel gooi ik mijn been over zijn rug zodat ik achter Avelin zit en geef hem het teken dat hij mag gaan staan. Ik houd Avelin in balans door mijn armen beschermend om haar heen te doen, met mijn handen pak ik een pluk van Brego’s manen. Avelin zit ingesloten tussen mijn armen en kan onmogelijk vallen, tenzij ik met haar mee val.
Ik spoor Brego aan tot een vlakke draf, zodat Avelin niet teveel heen en weer wordt geschud. We moeten hier echt zo snel mogelijk weg en ze heeft zorg nodig die ik haar nu niet kan geven.
‘Houd je het nog een beetje vol?’
‘Hmm,’ mompelt ze.
Het lijkt alsof haar lichaam in strijd is met haar geest, haar lichaam kan niet meer terwijl haar geest vecht voor het leven. Ze wordt met elke stap die Brego zet zwaarder en zwaarder.
‘Nog even volhouden, we zijn er bijna,’ fluister ik zacht.
Woorden, waar ik niet aan wil denken, schieten door mijn gedachten. Snel stop ik ze weg, ik moet mij focussen op het bospad. Welke paden moet ik volgen om bij de boerderij uit te komen?
Ik weet werkelijk waar niet waar we in het bos zitten, maar toch rijden we in één keer goed. Het pad komt uit naast de boerderij, ik zie Henry al staan met Bertha aan zijn zij. Maar ze zijn niet alleen, er staat iemand tegenover hen en die heeft ons gezien.
Als een bezetene komt Henry ons tegemoet rennen, zijn gezicht staat vol angst en bezorgdheid.
‘Wat is er in hemelsnaam gebeurd?’ roept hij al van verre.
Ik neem Brego terug naar stap. 'Zwarte ruiters...'
Henry laat een paar vloeken uit zijn mond ontsnappen en maakt zich flink kwaad. 'Ze hebben Mira,' mijn stem trilt en de woede komt nu ook in mij opzetten.
Intussen zijn Bertha en de andere man aan komen lopen, ze hebben Henry horen vloeken en weten allebei dat het goed fout zit. Snel neemt Henry Avelin van mij over, ze is nog maar nauwelijks bij kennis en hij snelt zich met Bertha achter zich aan naar binnen.
Mijn hoofd tolt aan alle kanten, een bonzende hoofdpijn welt op en een ongerust gevoel neemt mijn lichaam over. In gedachten vervloek ik mijn vader, vervloek ik die zwarte ruiters en vervloek ik mijzelf. Mijzelf omdat ik zijn zoon ben, omdat ik waarschijnlijk de aanleiding zal zijn voor dit geweld...
Ik leid Brego naar de schuur toe, geef hem wat te eten en laat me tegen de muur in zijn stal aan zakken. Brego staat rustig van zijn plak hooi te eten terwijl ik bedenk hoe ik dit kan herstellen. Maar hoe hard ik ook denk, mijn hoofd blijft een grote warboel waar geen structuur in te vinden is. Mijn gedachten schieten van hot naar her, er is geen touw aan vast te knopen.