
Moderators: Polly, Muiz, NadjaNadja, Telpeva, Essie73, ynskek, Ladybird
M_D_H schreef:staat er wel
in dit deel zelfs
of in ieder geval...
praten ze nederlands
dat staat er namelijk wel
Citaat:Casey
Bij een benzinestation gaan we van de weg af. Zoals verwacht volgt de blauwe auto ons op de voet. We stoppen naast de pomp en Brian stapt uit. Ik heb intussen3 kleine messen in mijn handen en Brian verstopt een revolver in zijn kleren. Op mijn bovenbeen heb ik een iets grotere mes bevestigd. Als Brian de deur achter zich dichtdoet doe ik ook mijn deur open en stap de auto uit. Ondanks dat ik niet de kant op kijk van de blauwe auto houd ik ze wel in de gaten. Er stapt niemand uit en ergens begin ik te twijfelen. Hebben we het wel goed ingeschat?
In de tussentijd gooit Brian de pomp vol en ik loop nonchalant naar zijn kant van de auto. We praten over niets, terwijl we wachten tot de tank weer vol zit. Als deze vol zit is er nog steeds niets gebeurd. De blauwe auto staat stil en niemand beweegt zich. Samen met Brian loop ik mee naar binnen. Zodra we naar binnen stappen zie ik de portier van de blauwe auto open gaan. Ik geef Brian een por in zijn zij. Zijn ogen schieten onopvallend naar buiten, maar dan loopt hij door naar de balie. Even adem ik diep in en uit, maar volg zijn voorbeeld en doe of ik niks zie. Dan vallen de eerste schoten. Uit het niets! Machinegeweer. Zowel ik, als Brian laat zich instinctief op de grond vallen. De man achter de balie is wat later, maar hij zit veilig achter kogelwerendglas. Vuile mazzelaar! Brian trekt mij mee, naar de achteruitgang van de zaak. We kruipen over de grond, totdat we buiten, veilig achter een muur staan. “Jij rechts, ik links,” zegt Brian kort en weg is hij.
De adrenaline giert door mijn lijf terwijl ik doe wat hij zegt. Snel ren ik om het gebouw heen, totdat ik om het hoekje de mannen zie. Niet dat je ze niet kon horen met het constante geratel van een machinegeweer. Even kijk ik om het hoekje, als ik vaststel dat niemand kijkt schiet ik nog wat opzij en verstop mij achter een grijs hokje. Zo’n ding wat met elektriciteit te maken heeft. Even blijf ik doodstil zitten en kom dan tot dat conclusie dat ze mijn inderdaad niet gezien hebben. Even adem ik in en uit. Rustig blijven. Nou ja, je hoofd erbij houden in ieder geval. Stiekem kijk ik weer om het hoekje naar de man. Er staan twee mannen met machine geweren op de winkel te ratelen. Twee andere mannen slaan een ruitje van onze auto in. Mijn vervoer, denk ik onwillekeurig. Een enkel schot is te horen en een van de mannen met een machinegeweer valt dood op de grond. Brian. De ander met het machinegeweer richt deze meteen naar Brian. Met een korte snelle worp vliegt een van mijn mesjes door de lucht. Zonder een geluid zakt de ander ook door zijn knieën. Er gaat een schok door mij heen, maar ik heb geen tijd om er aandacht aan te besteden. De twee die bij de auto waren trekken hun wapens. Brian schiet de een al neer voordat hij een kogel heeft geschoten. Mijn twee mesjes zoeven nog geen seconde later door de lucht. Voor een moment bekijk ik alles. Pas als ik zeker weet dat niemand nog wat zal doen loop ik er naartoe. Ik ben er eerder als Brian en moet toch even slikken, als ik de eerste man zie liggen. Het mes steekt nog in zijn keel. Het lichaam ligt roerloos op de grond. Snel loop ik naar het laatst getroffen slachtoffer. Hij ligt kreunend op de grond. Goed gemikt, denk ik onwillekeurig. Het ene mes heeft hem geraakt in zijn knie, waardoor hij niet meer kon blijven staan. Met andere mes heb ik zijn pols geraakt, waardoor zijn geweer uit zijn handen is gevallen. Zijn gezicht staart woedend naar mij. Intussen komt Brian bij mij staan.
“Waarom leeft hij nog?” vraagt hij en kijkt mij wat verontwaardigt aan.
“Informatie,” zeg ik schouderophalend en draai mij dan naar de man op de grond. “Waarom achtervolgden jullie ons.” De man kijkt mij kwaad aan en spuugt voor mijn voeten op de grond. Zonder dat ik iets kan doen schiet de voet van Brian naar zijn gezicht. “Wat doe je!” roep ik verontwaardigt.
“Hij beledigde je!” zegt hij verdedigend en verontwaardigd.
“Dus?!” roep ik kwaad terug. En duw hem achteruit. “Hij kan toch geen kant op! Hoe kun je iemand die er zo hulpeloos bijligt nou zoiets aandoen!” Ik gil zowat en neem het onwillekeurig op voor de man die kronkelend voor mij op de grond ligt. Intussen heeft de man met zijn linkerhand zijn geweer te pakken.
“oliebol,” hoor ik Brian nog net, maar dan klinkt er een schot.
Het dode lichaam blijft met de dof geluid stil op de grond liggen. Met grote ogen staar ik ernaar! Intussen hoor ik in de verte sirenes opdoemen. “Dat kan er ook nog wel bij,” hoor ik Brian mompelen. Brian trekt mij aan de arm, mee naar onze auto. We staan er naast en meteen valt mij iets vreemds op. Verbaast kijk ik naar de auto, zoekend naar wat er nu precies mis is. Brian heeft het intussen al gezien. De banden zijn lek geschoten. Brian trekt mij mee naar de auto van de vier mannen. Hij springt achter het stuur. De sleutel zit in en slot en binnen enkele seconden rijden we alweer op de snelweg.
“Ik ben een moordenaar,” prevel ik zachtjes. Wiegend zit ik op de grond naast de auto. We zijn honderden kilometers verderop en nemen eindelijk tijd voor een pauze. Er is geen woord gesproken. Het enige wat ik kon doen was voor mij uitstaren. Er was in mijn hoofd geen plaats om te denken, alleen de beelden flitsten steeds weer voorbij. De roerloze lichamen…
“Zo moet je er niet naar kijken,” zegt Brian zachtjes die naast mij komt zitten.
“Hoe moet ik er anders naar kijken. Ik… Ik heb…” de woorden blijven in mijn keel steken en de tranen springen in mijn ogen.
Sussent trekt hij mij naar zich toe. Hij sluit mij in zijn armen, terwijl ik het uitsnik. Ik wil niet huilen, maar nu de dijken zijn opengebroken kan ik niet meer stoppen.
Abbigail
Op Nathaniel hoef ik duidelijk niet te wachten. Langzaam verzet ik mijn voeten, op naar boven. Langs de smalle weg. Het was mijn domme idee om het te doen en nu moet ik ook gewoon weer terug omhoog. Waarom moet ik hier nou zo moeilijk over doen? Gewoon voor mij blijven kijken.
Langzaam kom ik zo verder en verder naar boven. Langzaam, maar ik ga tenminste vooruit. Ik voel de spanning door mijn lijf gieren. Ondertussen ben ik al een stuk vooruit en ook al weet ik dat ik het niet moet doen, toch kijk ik over de rand naar beneden. Ja, ik ben al een heel stuk omhoog. Ik doe weer een grote stap achteruit maar zit dan al tegen de muur. Was die er op de heen weg ook al? Zat die echt zo dicht op de rand? Ik kijk nog eens richting Nathaniel die stil is gaan staan en omkijkt. Ik kijk nog eens de weg terug naar beneden. Hier blijven staan is natuurlijk ook geen optie. Ik zucht eens diep en wil weer naar boven kijken als Nathaniel opeens weer naast mij staat. Zonder wat te zeggen pakt hij mij bij mijn bovenarm en trekt mij mee naar boven. Duidelijk is hij nog boos op mij, maar ik zeg niets. Allang blij dat hij me is komen helpen. Hoewel hij me wel redelijk hardhandig vast heeft. Ik heb niet eens de tijd om naar beneden te kijken of over na te denken hoe smal het hier eigenlijk is. Binnen no time sta ik weer boven en ik loop snel bij de kloof vandaan. Veilig achter het hek. Ook Nathaniel komt erachter en weer kijk ik naar hem op. “Dank je,” zeg ik zachtjes. Hij haalt zijn schouders op. “Zonder mij zou je nooit boven zijn gekomen en kon ik wachten tot ik een ons woog,” zegt hij sacherijnig. Geschrokken kijk ik op. Ik weet dat ik naar hem uithaalde, maar dat hij zo reageert? Ook voel ik mij meteen aangevallen. Ik kan prima voor mezelf zorgen. Dat heb ik altijd gedaan! “Ik had het ook wel zonder jou gekund hoor.” Hij kijkt mij sarcastisch aan en mompelt iets wat ik niet kan verstaan. Vast niet veel goeds. “Doe alsjeblieft niet zo uit de hoogte.” Hij trekt een wenkbrauw omhoog, maar zegt niets. Eigenlijk heeft hij mij altijd geholpen wanneer dit nodig was. Maar dat zal ik hem niet zeggen, zeker niet! Ik draai mij om en loop richting de auto. Wat is er toch met hem aan de hand?! Oké, ik ben ook niet aardig. Maar hij weet dat ik het lastig heb met de hele situatie. Zou hij er ook last mee hebben? Waarom zegt hij dat dan niet gewoon? Eenmaal bij de auto kijk ik even om en probeer Nathaniel te observeren. Misschien wil hij er gewoon niet over praten? Of is hij gewoon zo kwaad op hoe ik reageerde dat hij mij gewoon terugpakt. Dat zou ook wel erg zielig zijn. Wanneer hij de auto opent stap ik snel in. En ook de hele autoreis zeggen we niets. Ik kan me niet echt voorstellen dat hij nog steeds kwaad is, maar het is toch gekoeld tussen ons. Alsof er iets tussen ons instaat. Het was niet de ruzie, maar wat dan wel? Wat is er met ons aan de hand?
Tegen etenstijd hebben we nog steeds geen woord gesproken. Nathaniel is druk met zijn eigen ding boven bezig, wat dit ook mag zijn. En ik? Ik verveel me verschrikkelijk. Ik kan alleen maar aan Casey en Justin denken.
Uiteindelijk sta ik maar op. Ik ga gewoon een wandelingetje maken. Snel schrijf ik een briefje voor Nathaniel.
Ben wandelen in de buurt. Tot straks.
Waarschijnlijk leest hij het niet eens, maar voor de zekerheid... Dan maak ik mij klaar en pak de sleutels van het huisje. Eenmaal buiten gooi ik de deur dicht en neem een diepe hap lucht. Ik hou van buiten zijn! En dan begin ik mijn heerlijke wandeling, zonder ergens over na te denken. Ook al heb ik vandaag al gewandeld, ik zou het zo weer een paar uur kunnen volhouden. Zonder ook maar aandacht te besteden aan Nathaniel, Justin of Casey loop ik door en door.
Citaat:Casey
Ik knipper met mijn ogen. Al mijn spieren doen pijn en ik moet mijzelf even oriënteren. Het duurt even voor ik de persoon naast mij ontdek. Brian. Ik hang tegen hem aan en hij heeft een arm om mij heen geslagen. Verbaast kijk ik naar hem op. Ik moet tegen hem in slaap zijn gevallen. Onwillekeurig krijg ik een kleur en duw mijzelf iets van hem af.
“Lekker geslapen?” vraagt hij, terwijl hij mij glimlachend aankijkt.
“Eerlijk gezegd niet, mijn kont doet zeer, mijn spieren zijn verkrampt en ik ben nog niet uitgerust, “ klaag ik en zijn gezicht betrekt een beetje.
“Maar ja had wel een lekker kussentje,” zegt hij uitdagend.
“Hmm… wel een kussen met teveel spier en te weinig vet,” antwoord ik droog, zonder er verder over na te denken. Uit het niet begint hij ineens te lachen. Een vrolijke schaterende lach.
“Vrouwen weten ook niet wat ze willen,” zegt hij hoofdschuddend.
Even kijk ik hem aan, maar reageer er verder maar niet op. Ik weet dat mij iets ontgaat op dit moment, maar ik kan mijn vinger er niet op leggen. Dus krabbel ik overeind en stel voor om verder te gaan. Hij overtuigt mij dat ik echt eerst wat moet eten, maar als snel zitten we weer in de auto.
In de auto dommel ik opnieuw in, maar nachtmerries blijven mij teisteren en ik word om de zoveel minuten wakker. Als ik voor de zoveelste keer naar lucht happend overeind schiet, legt Brian zijn hand op mijn knie. Geruststellend geeft hij er een knijpje in. Ik staar een tijdje naar de hand op mijn knie en besluit hem uiteindelijk te laten liggen. Het kan verder geen kwaad en ergens stelt het mij gerust. Ik ben tenminste niet alleen. Onwillekeurig gaan mijn gedachten naar Abbigail. Wat zou ik er veel voorover hebben, om haar nu bij mij te hebben…
“Case. Case, wakker worden slaapkop!” chagrijnig kijk ik opzij naar Brian. Ik sliep eindelijk lekker en maakt die stomkop mij wakker.
“ Wat is er?” vraag ik geïrriteerd.
“ We zijn er bijna en ik dacht dat we hier misschien nog even wat konden eten?”
Nu pas neem ik de tijd om even om mij heen te kijken. We staan op een klein parkeerplaatsje bij een wegrestaurant. Het dak ziet eruit alsof het ieder moment naar beneden kan komen en ook de muren zien er niet erg betrouwbaar uit. “En je dacht laten we het vieren bij een restaurant met vijf sterren.”
“ Geloof mij, in verhouding met de andere tentjes die wij zijn gepasseerd. Heeft deze echt vijf sterren. Maar die heb jij gemist, want je mevrouw sliep als een roos,” zegt hij sarcastisch.
“Dan eet ik nog liever niet!” In de tussentijd begin ik wel mijn maag te voelen die schreeuwt om eten.
“ Je bent leuker als je slaapt.” Ik steek mijn tong naar hem uit, maar hij stapt de auto al uit. Ik zucht even een keer en weet dat ik hem niet om kan praten. Rot jong!
Toch zitten we even later aan een groezelig tafeltje en ik vraag mij af wanneer deze voor het laatst schoon gemaakt is. Over de hygiëne in de keuken wil ik niet eens nadenken. De kaart bestaat uit allemaal vettige hap en ik heb echt geen honger meer. Uiteindelijk bestel ik wat sla en toast. Dat kan een mens toch niet verpesten, denk ik tevreden over mijn keus
“ Ik wist helemaal niet dat jij zo’n gezondheidsfreak was,” zegt hij als de vrouw die onze bestelling heeft opgenomen weg is gelopen.
“ Jij weet wel meer niet van mij,” bijt ik hem toe. Gezondheidsfreak! Bah! Ik houd niet eens van sla, maar ik moet toch iets eten. En alles lijkt mij beter dan de gefrituurde troep die hier gemaakt wordt. Misschien is dat vet al wel een jaar niet verschoont! De smaakpolitie zou hier wel eens langs mogen.
“Het lijkt wel of ik een beer uit zijn winterslaap heb gehaald,” zegt Brian en kijkt mij bijna onder de indruk aan.
“Nu maar hopen dat je daarvan leert.” En met die woorden eindigt ons gesprek. We zeggen geen woord meer. Ook niet tijdens het eten. Tot mijn grote verbazing heeft de kok hier toch nog voor een verrassing gezorgd. Het is nog slechter dan ik al dacht! De toast is al bijna koud en nog klef ook. De sla is slap en dat moet zeker al een tijdje naast de koelkast hebben gelegen. Ik weet mezelf ervan te overtuigen om een aantal happen te nemen. Maar het lukt mij niet om meer dan de helft op te eten.
Ik ben allang klaar als Brian nog zit te eten. Tot mijn verbazing lijkt hij van zijn vette hap te genieten. Onwillekeurig moet ik een kokhalsneiging onderdrukken. Ik ben blij als hij eindelijk de laatste hap van zijn bord op heeft en contant afrekent. Samen lopen we naar buiten en langzaam wordt mijn humeur weer wat beter. Nog heel even en ik zie Abbigail weer!
Abbigail
Ik kijk even om mij heen naar een goede plek waar ik even kan gaan zitten. Er zit een steentje in mijn schoen. Hoe die dingen daar altijd kunnen komen blijft mij een vraag. Het gebeurd zo vaak!
Even verderop staat een hek waar ik op klim. Mijn schoen trek ik zo gauw mogelijk uit en houdt hem even goed op zijn kop. En ja hoor, niet één, maar twee steentjes! IK kijk nog even goed in mijn schoen en voel nog even. Als ik merk dat er echt niets meer in zit trek ik hem gauw aan. Ik spring van het hek en kijk eens in de rondte. Waar zou ik nu eens heen gaan? Richting het bos lijkt me een strak plan.. Dan hoor ik opeens grind opspatten achter mij. Ik kijk om en zie Nathaniel als een gek op me afkomen. Waar zou hij die mountain bike vandaan hebben gehaald? Al snel houdt ik me met iets anders bezig. Zijn gezicht staat op storm, dus ik bereid me alvast voor. Hij springt van zijn fiets en komt op mij af gestormd. “Ben je helemaal gek geworden?! Wie gaat er nou wandelen op zo’n moment. We weten helemaal niet hoe het met Justin en Casey gaat. En daarnaast weet jij niet of iemand het op je gemunt heeft.. Hoe dom kan je zijn om op dit moment weg te gaan!” Ik laat hem uitpraten maar voel een woede in me opkomen. Ik ben gek en dom. Tsjonge, fijn om te horen. Niet iedereen word een domme gek genoemd. Ik draai me alweer om en loop verder. Zoek het uit. Ik kan mijn woorden vuil maken, maar het heeft toch geen zin. “Heb je niets te zeggen?” Hoor ik naast me. Ik kijk naar hem op. “Heeft dat zin dan? Je zegt de hele dag verder al niets. Je zit lekker boven, maar wat te doen en ik zit mij beneden te vervelen. Ik vind dat echt niet erg, maar wordt niet boos omdat ik ga lopen! Ik kan moeilijk mezelf opsluiten in dat huis. En maar op te houden hoe je hier komt opdagen. Zoek het uit, ik blijf hier!” Ik versnel mijn pas en sla een bospad in. Ook nu weer komt Nathaniel me achterna. “Je snapt het gewoon niet.” Ik draai met mijn ogen. Alleen de arrogante manier waarop al… Hij trekt me aan mijn arm om en kijkt mij aan. Ik kijk boos terug en ruk mijn arm los. “Je kan ook wel gewoon vragen of ik om wil draaien inplaats van mij te knijpen!” Nu is het zijn beurt om met zijn ogen te draaien. “Verdraaid Abbigail, je komt gewoon mee. Ik moet voor jou zorgen, dus je luistert maar.” Verbluft laat ik mij een paar passen meetrekken maar sta dan weer stil. “Bij deze wil ik niet dat je voor me zorgt. Ik kan het prima zelf!” Roep ik uit en ren dan het bos in. Hoe durft die..die.. hij! Alsof zijn enige opdracht is om voor mij te zorgen. Natuurlijk. Ik word opgeleid op missies te gaan doen met mijn zus en nu is het opeens dat ik alleen maar in de weg loop. Nee lekker hoor. Niet eens ‘ik ben bezorgd.’ Nee, het is ‘ik MOET voor jou zorgen.’ Alsof ik opgedragen ben aan hem. Waarschijnlijk is hij vergeten dat ik onderhand prima dingen alleen af kan. Sowieso… ik kon dat volgens mij altijd al?! Ik kijk nog eens om en zie dat ik niet meer gevolgd word en ik begin langzamer te lopen. Wat zal ik blij zijn als Casey er is.
Een hele tijd later ga ik toch maar richting huis. Zoals verwacht is er niets met mij gebeurd. Ik zie de fiets tegen het huis aanstaan. Met tegenzin ga ik naar binnen. Ik zie dat Nathaniel heeft gekookt; voor zichzelf. Ik haal mijn schouders op en plof op de bank. Trek heb ik toch niet. Wanneer ik net zit hoor ik autogeronkel voor het huis. Ik sta op en kijk stiekem door het raam. Ik zie Casey bijna de auto uitspringen en snel neem ik een sprint richting de deur. “ZE ZIJN ER.” Gil ik zo hard als ik kan en gooi de deur open om vervolgens op Casey af te rennen. Ook Casey is blij mij te zien en we vallen in elkaars armen. Nog nooit zo blij geweest om elkaar weer te zien lopen we gearmd naar binnen. De anderen regelen vast de rest wel, zo niet.. komt het later. Snel trek ik Casey mee naar boven de kamer in en sluit de deur. Wij moeten hoognodig bijpraten...
Danielle_ schreef:En alles lijkt mij beter dan de gefrituurde troep die hier gemaakt wordt. Misschien is dat vet al wel een jaar niet verschoont! De smaakpolitie zou hier wel eens langs mogen.
“Het lijkt wel of ik een beer uit zijn winterslaap heb gehaald,” zegt Brian en kijkt mij bijna onder de indruk aan.