
Moderators: Polly, Muiz, NadjaNadja, Telpeva, Essie73, ynskek, Ladybird
Citaat:Casey
‘Het is misschien beter als je gaat,’ hoor ik de stem van Andrew nog doorgalmen. Ik wilde helemaal niet weg. Het was duidelijk dat hij het daar niet mee eens zou zijn. Tegen mijn zin laat ik mij door een uitsmijters naar de uitgang brengen. Maar de vraag is. Hoe kom ik nu weer binnen? Voor de zoveelste keer rijd ik langs het gebouw. Er moet een manier zijn…
Mijn nette jurkje heb ik intussen verandert voor makkelijk zittende kleren. Nog wel netjes, maar ik moet mij makkelijk kunnen bewegen. Met een zucht parkeer ik de auto op een parkeerplaats in de buurt. De achterkant is mijn enige optie. Snel stap ik uit de auto. Via de wat minder goed verlichte paadjes kom ik bij de achterkant. Peinzend kijk ik langs de achterwant. De enige optie is een open raam op de tweede verdieping. En dan ervan uitgaand dat er niemand is en ik de mogelijkheid heb om naar binnen te glippen. Ik weet dat ik geen andere optie heb en dat ik moet opschieten. Als ze Justin hebben, moet ik ervoor zorgen dat hem niets overkomt. ‘Kom niet terug om mij te zoeken. Ik ben een grote jongen en kan voor mezelf zorgen.’ Grote jongen? Ammehoela! Als hij dat was zou hij gewoon samen met mij het gebouw verlaten hebben. Bovendien hoe kan ik nou niet terugkomen. Ik kan hem moeilijk zomaar achterlaten.
In de tussentijd ben ik op een vuilniscontainer geklommen en doe nu een poging om via de brandtrap omhoog te gaan. Helaas zit die nog bijna twee meter boven de container, waardoor ik mijzelf via mijn armen moet optrekken. Dat is toch geen vrouwenbezigheid! Toch doe ik het en klim door tot de tweede verdieping. Daar balanceer ik op een randje van nog geen twintig centimeter breed. Uiteindelijk kom ik – verrassend genoeg – zonder kleerscheuren bij het raam. Eerst luister ik even, maar als ik niets hoor, geef ik mijn ogen ook de kost. Ik kan niemand ontdekken. In een paar tellen sta ik in de gang.
Even blijf ik stil staan, maar als ik dan geen geluiden hoor sluip ik toch verder. Terwijl ik doorloop probeer ik goed op te letten of er geen deuren in de buurt zijn. Je weet natuurlijk maar nooit. Misschien zit Justin wel achter een van die deuren.. Mijn hart klopt in mijn keel, wanneer ik steeds verder en verder het gebouw in ga. Laat alles alsjeblieft goed zijn met Justin. Er mag hem niets overkomen! Hij zal mij vast wel weer koppig vinden, maar beter dat dan dat ik spijt krijg dat ik nooit iets geprobeerd heb. Voor mij eindigt ondertussen de gang en kom ik terecht in het trappenhuis. Ik kan kiezen om naar boven te gaan of naar beneden. Het beste is waarschijnlijk boven... Hoop ik. Voorzichtig sluip ik naar boven en ga op de volgende verdieping de gang weer in. Verder in de gang hoor ik stemmen en zachtjes sluip ik er naar toe. Het komt vanachter een deur die op een kier staat. De mannenstemmen die ik hoor klinken erg hard. Blijkbaar verwachten ze niet dat er iemand is die het niet mag horen. Ik ga plat tegen de muur staan naast de duer en kijk even de gang in, beide kanten op. Niets te zien. Ik probeer het gesprek goed te volgen, maar tot nu toe is het alleen loos gebrabbel. Dan opeens hoor ik iets wat erg belangrijk kan zijn. “Hij zit veilig in de auto op weg richting het zuiden. Het probleem is alleen dat hij niet alleen was. Er schijnt iemand bij hem te zijn geweest, ik weet alleen niet wie en we hebben ook niemand kunnen vinden. Wat moet er verder met hem gebeuren?” “Voorlopig niets. We moeten weten wie bij wie hoort en wat er aan de hand is. Er gaat teveel mis de afgelopen tijd en...” Dan hoor ik verder in de gang voetstappen en als een speer ren ik richting het trappenhuis, spring naar beneden en vlieg de volgende gang door. Op weg naar het raam. Eenmaal aangekomen spring ik weer naar beneden, nu land ik alleen niet helemaal goed op de grond, terwijl ik het probeer te vergeten en op wil staan word ik in mijn kraag gepakt en een auto in gesleept…
Abbigail
Het is ondertussen 4 uur s’ nachts en nog steeds kan ik niet slapen. Nathaniel ligt naast mij nog steeds lichtjes te snurken. Ik denk ondertussen aan Casey en Justin; hoe zou het met hen gaan? Hopelijk gaat alles goed met hun. Ik sta dan maar op en rommel wat door mijn spullen heen. Had ik niet een mobiel? Waarom ben ik nou altijd zo chaotisch.. Dan had ik hem meteen gevonden. Ik loop om het bed heen naar Nathaniel zijn kant, misschien ligt het daar ergens tussen. Snel ga ik op mijn hurken, zodat ik er beter bij kan. Zo zacht als ik kan ga ik door zijn spullen op zoek naar mijn mobiel, zodat ik misschien toch even met Casey kan praten.
“Wat doe je?” hoor ik opeens achter mij en van schrik rol ik achterover tegen het bed aan. Als ik omhoog kijk zie ik dat Nathaniel zijn wenkbrauw omhoog tilt. Zachtjes grinnik ik. “Ik was op zoek naar mijn mobiel. Ik wilde proberen met Casey contact te krijgen.” Zeg ik dan en kijk meteen weer ernstig. “Niet doen, straks verpest je hun missie. Je kan nu echt niet bellen.” Ik zucht even. Tuurlijk snap ik wel waarom het niet kan, maar wat nou als ze in gevaar zijn? Of Casey weer eens iets doet wat niet de afspraak was.. Ondertussen ben ik gaan zitten, terwijl Nathaniel nog steeds in bed ligt. Ik kijk naar hem op. “Ik weet ook wel dat het niet kan.” Ik wil nog wat zeggen, maar haal mijn schouders dan op. Niet helemaal zeker van mijn stem. “Heb je al wat geslapen?” Gaat hij verder. Nu schud ik mijn hoofd en bijt op mijn lip. Dan staat Nathaniel op en pakt mijn armen vast en trekt mij omhoog, zodat ik weer op mijn voeten sta. “Kom, we gaan even naar beneden wat warms drinken. Misschien helpt het.”
Samen lopen we de trap af en gaan de keuken binnen. Ik ga aan de tafel zitten en kijk hoe Nathaniel de waterkoker aan zet. Daarna loopt hij naar mij toe en gaat achter mij staan. Terwijl hij langzaam mijn schouders begint te masseren begint hij te praten. “Ik heb zitten nadenken. Het hele zaakje stinkt. Het was daar al helemaal overhoop gehaald en die mensen die naar buiten kwamen lopen.. Volgens mij zaten zij gevangen. Maar hoe konden ze dan alles overhoop halen? En hoe kwamen ze weg?” Dan stopt hij opeens en dat terwijl ik net ervan begon te genieten. Hij gaat voor mij op de grond op zijn knieën zitten en kijkt me aan. “Wat gebeurde er met jou daar?” Ik kijk hem recht aan. “Ik weet het niet. “Kom op je zag dat stelletje naar buiten komen en opeens… ik weet niet. Het leek wel of je wat had gezien. Probeer het te bedenken!” Ik doe even mijn ogen dicht en bedenk me het moment waarop ik schrok. “Eigenlijk weet ik het wel. Er was iets aan die man met die ketting. Maar wat er aan de hand is weet ik zelf niet. Hij… op de een of andere manier kwam hij me bekend voor.” Zeg ik zachtjes. Wanneer ik weer naar Nathaniel kijk zie ik hem fronsen. Ondertussen is het water allang gekookt, dus uiteindelijk sta ik maar op en pak twee kopjes. Ik giet het water erin en pak een theezakje uit een kastje. “Boven?” vragend kijk ik Nathaniel aan en hij knikt. Hij pakt de kopjes over en samen gaan we weer naar boven. “Het is raar.” Hoor ik hem mompelen, maar reageer er niet meer op. Het is ook maar een vaag gebeuren allemaal.
De volgende morgen ben ik alweer vroeg wakker. Na het gebeuren s’ nachts heb ik nog een paar uurtjes geslapen, meer niet. We hadden onze thee opgedronken en kwamen maar niet verder met het hele gebeuren. Dus zijn we maar weer gaan slapen, tenminste proberen. Nathaniel draaide aan het begin zo ontzettend veel om dat ik bang was dat hij me nog een keer uit bed zou duwen. Als is dat niet gebeurd gelukkig. Terwijl ik voor het raam sta en naar buiten staar is Nathaniel bezig om contact op te nemen met George. Hopelijk krijgen we zo meer informatie. Het lijkt wel of het hele gebeuren vast is gelopen. We kunnen wel teruggaan, maar het is veels te gevaarlijk. Aan de andere kant hebben we geen aanknopingspunten kunnen vinden.
Wanneer Nathaniel terug komt kijkt hij me ernstig aan. “Justin is gevangen genomen, met Casey gaat het goed. Ze komt onze kant op. Brian is haar gaan halen en hij zal verder gaan vertellen wat we moeten doen.” Hij ploft op de bank neer. Oh ja, Brian was ik alweer bijna vergeten… Onze ‘superieur..’ komt hij toch nog een keer van pas. Dan loop ik ook naar de bank en plof naast Nathaniel en kruip tegen hem aan. Hij slaat zijn arm om mij heen en samen staren we voor ons uit, ieder in onze eigen gedachten verzonken…
Citaat:Casey
De wereld flitst voorbij, terwijl ik uit het raam kijk van de auto. Ik zit een beetje onderuit gezakt en probeer te beseffen wat er allemaal gebeurt is. Een vreemde pijn wroet zich door mijn lijf, maar ik kan er niet over in zitten. Mijn hoofd draait overuren.
Brian zit zwijgend naast mij. Hij heeft mij in de auto gegooid en is weggescheurd. Ik was zo overrompelt dat ik er niet eens aan heb gedacht om tegen te stribbelen. Bezorgd werpt hij een paar keer een blik op mij. “Gaat het wel?” vraagt hij uiteindelijk.
“Prima,” antwoord ik koeltjes. Ik weet dat het niet waar is, maar wat ik hem wel zou moeten vertellen weet ik ook niet. Dat weet ik zelf niet eens. “Waar gaan we heen?”
“We verlaten het land zo snel mogelijk, dan zien we verder.”
Haast automatisch schud ik mijn hoofd. “Nee, ik moet terug naar het huis.”
“Dat kan niet…”
Ik laat hem niet eens uitpraten, omdat ik weet wat hij wil zeggen. Het kan mij niet schelen dat het misschien te gevaarlijk is. Dat we onnodig risico’s lopen, maar ik moet doen wat Justin mij vertelt heeft.
En voor zonsopgang zal ik het huis niet verlaten.
Zoals als belooft liggen de coördinaten en pinpas in het kastje. Snel gris ik mijn kleren bij elkaar en stop die in een tas. Het is zo weinig dat ik in zo klaar ben. Ik kijk om mij heen en kom de kleren van Justin tegen. Snel pak ik die ook in. Hij moet er zijn bij zonsopgang en ik zal zorgen dat zijn spullen klaar staan. Samen zullen we Brian naar huis sturen en teruggaan naar Abbigail en Nathaniel. Even sluit ik mijn ogen en probeer het echt te geloven. Ondanks de kleine kans, kunnen mijn vingertoppen de rand niet loslaten. Ik mag de hoop niet opgeven. Een paar keer haal ik diep adem, zodat ik mijn gevoelens weer onder controle heb. Helder denken dat is nu de enige uitweg.
In de huiskamer zit Brian te wachten. Zodra ik de kamer in kom lopen springt hij overeind. “Laten we gaan,” zegt hij resoluut en staat al bij de deur. Ik negeer hem en loop naar de bank. Met een plof zak ik erop neer.
Een tijdje blijft het stil en ik weet dat hij naar mij kijkt. Probeert te ontdekken wat er in mij omgaat. Wat de reden is voor mijn gedrag. Daar kan ik zelf ook niet precies mijn vinger op leggen, dus waarom zou hij dat wel kunnen. Uiteindelijk loopt hij naar mij toe en gaat naast mij zitten. “Hoelang?”
“Tot zonsopgang,” antwoord ik vlak. Hij knikt, slaat een arm om mij heen en trekt mij naar zich toe. Ondanks dat ik hem niet zo goed ken laat ik het gebeuren. Ik heb de steun nodig, maar het gevoel dat het Justin niet is doet zeer.
“Nog heel even,” zeg ik met een zachte stem. Door het raam zie ik dat de lucht al begint te verkleuren. Mijn handen trillen. Ondanks dat ik de hele nacht wakker ben geweest, giert de spanning door mijn lijf.
‘Alsjeblieft kom op tijd,’ die zin herhaal ik al voor uren. Toch begint een andere stemmetje de overhand te krijgen. Mijn vingertoppen houden het niet meer. Mijn grip op hoop begint af te zakken.
Moeizaam kom ik overeind. Mijn hele lichaam is stijf en mijn hoofd voelt verdoofd. Even moet ik stil blijven staan om de duizeligheid weg te laten trekken. Hij had gezegd dat ik voor zonsopgang moet vertrekken. Nu is het daarvoor de hoogste tijd. Ik heb al een keer mijn belofte gebroken door terug te gaan. Een tweede keer deze belofte breken zal geen nut hebben. Bovendien zal het gevaarlijk zijn.
Nog even kijk ik om mij heen, voordat ik de auto instap. Geen spoor van hem te bekennen. Zijn naam durf ik niet meer te denken, want dan moet ik eraan denken wat er met hem gebeurd is. Ik dwing hem uit mijn gedachten. Dat zal later moeten komen. En ik weet dat het zal komen.
Brian komt naast mij zitten aan de bestuurderskant. Voordat hij de auto start kijkt hij nog even mijn kant op. Mijn gezicht houd ik in een plooi. Met hem ga ik hier echt niet over praten. Bovendien ben ik er niet aan toe. De motor start en de auto begint te rijden. Voor een laatste keer kijk ik in de achteruitkijkspiegel. Het is tevergeefs. De straat is leeg. Dan schieten mijn ogen ineens wijd open.
Abbigail
De hele dag voor ons zelf. Op zich hartstikke leuk, maar het idee dat het langer duurt voordat Casey hier is maakt het spannender. Zou alles wel goed met haar zijn? Wat als er met haar ook iets gebeurd? Ik moet er niet aan denken. Ze zouden proberen hier morgen aan te komen, maar ook dat wisten ze niet zeker. Wat er aan de hand was wilden ze ook al niet zeggen. Dus ik moet rustig afwachten tot ik wat hoor van Casey zelf, in dit geval haar in levende lijve weer zie.
“Abbi? Ga je mee?” IK knik en sta op. We moeten onszelf vandaag maar vermaken, anders blijven we maar tobben en ook dat zou niet helpen. We wilden allebei in de buurt blijven, dus dat oden we. We gaan een wandeling in het gebied maken. Zo kunnen we toch nog wat meemaken van dit woeste landschap. Al hadden we liever zo snel mogelijk weer thuis geweest. Maar oké, daar moeten we maar niet aan denken. Ik doe de deur achter mij in het slot en loop richting de auto. Nathaniel stapt al in en ik plof naast hem op de stoel. “Oké, de deur hebben we achter ons dichtgeslagen en vandaag gaan we nergens aan denken. Afgesproken?” vragend kijk ik Nathaniel aan en hij knikt. We hebben al uitgebreid over onze gedachten gesproken, Casey, Justin… onze zorgen, maar nu is het klaar… voor even. Nathaniel start de auto en met gierende banden rijden we weg. Vandaag gaan we een dagje proberen te genieten, van elkaar, de natuur. En niet aan het hele gebeuren denken. Dat vooral niet.
Eenmaal in het bos in de bergen stopt Nathaniel op een afgelegen weggetje. “Op de kaart stond dat hier een mooie wandelroute loopt.” We stappen beide uit en lopen richting een rotsplateau. Ik blijf even achter het gespannen touw staan, blijkbaar is het een toeristenplaats. Gek eigenlijk, dat er midden in zo’n dichte natuur opeens een plateau kan uitreiken. Waar recht in een kloof kijkt, niet zo’n kleine, maar een gigantische waar helemaal onderin water staat. En als je goed kijkt zie je zelfs grotten in de rotswanden. Ook lijkt er verderop een afdaling te zijn. Het ziet er makkelijk uit, maar uit ervaring zal dat wel niet zijn. Ik loop verder langs het gespannen touw en Nathaniel volgt vlak achter mij. “Moet je zien?!” roep ik gelaten uit, wanneer er een grote roofvogel uit de lucht naar beneden duikt. Niet helemaal, nee hij gaat recht op een doel af… een doel dat veel verder beneden ook in de lucht zweeft. Helemaal verbouwereerd kijk ik het gebeuren aan. Ik voel dan een hand om mijn arm die mij zachtjes probeert mee te trekken. “Ga je mee?” Hoor Nathaniel zachtjes achter mij vragen. Ik kijk hem even aan en laat mij dan meevoeren. Ik kan moeilijk hier de hele middag blijven staan kijken natuurlijk!
Terwijl we zo verder lopen geniet ik van de geuren, kleuren en de natuur om ons heen. Het is heerlijk om hier te lopen! Af en toe komen we weer dicht langs de kloof en daarna gaat het weer verder het bos in. Wanneer we weer langs de kloof komen zie ik dat we 1/3e van de kloof gepasseerd zijn. Nu is de afdaling goed zichtbaar. Er staan ook hier weer touwen om nieuwsgierige mensen achter te houden. Maar je ziet ook voetsporen van mensen die zich er niets van aangetrokken hebben. Ook ik heb de neiging om erover een te stappen, gewoon om even te kijken! Dan zie ik Nathaniel eroverheen stappen en volg zijn voorbeeld. “Het ziet er hier zo gaaf uit!” Ik knik instemmend en samen genieten we van het uitzicht. Dan komt er een idee bij mij op... Ik zou wel graag daar een stuk verder op naar beneden willen klimmen, uit lijkt op een pad. Tuurlijk het zal wel stijl zijn, maar mensen hebben het voor ons gedaan! Ik loop voorzichtig langs de rand naar een breder stuk, waar ook het pad begint. “Abbigail, moeten we dat wel doen?” hoor ik Nathaniel vragend achter mij. “Ja!” roep ik vol enthousiasme en begin de afdaling. Het bord passerend waarop met onbekende woorden staat dat het niet mag, zelfs met een tekening erbij. Even wacht Nathaniel en kijkt twijfelend, maar volgt me dan ook. Steeds verder en verder gaan we naar beneden. Richting het mooie blauwe water wat schittert in de zon. Het pad is over het algemeen makkelijk te volgen, Af en toe loopt het scherp langs de afgrond en is er maar net genoeg ruimte om te lopen. Zachtjes loop ik door en door… totdat ik besef waar ik mee bezig ben. Waarom denk ik nooit na voordat ik wat doe?
M_D_H schreef:wauw
super gaaf verhaal
heb beide delen vandaag gelezen
en jullie hebben een super fijne schrijfstijl,
je merk gewoon neit wanneer de ander het verhaal geschreven heeft!!
nujaro schreef:M_D_H schreef:wauw
super gaaf verhaal
heb beide delen vandaag gelezen
en jullie hebben een super fijne schrijfstijl,
je merk gewoon neit wanneer de ander het verhaal geschreven heeft!!
gelukkig maar wat want het gebeurd met vaste regelmaat dat we het even van elkaar overnemen enz.
bedankt voor de leuke reacties
Citaat:Casey
‘Er is een lek binnen het bedrijf en je kunt geen contact opnemen met George.’ De schrik zit mij in de tenen, terwijl de auto in hoog tempo de stad verlaat. Onopvallend kijk ik opzij naar Brian. Hoe wist hij waar ik was? Hoe wist hij dat ik hem nodig had? Hoe wist hij dat Justin gevangen was genomen. Mijn handen voelen klam aan en ik moet mijn best doen om normaal te blijven ademen. Wat zou hij van plan zijn? Ik ben blij dat ik Brian niks heb vertelt van de pinpas en de coördinaten van Nathaniel en Abbigail. Nog een keer kijk ik opzij en ik probeer mij te bedenken wat ik moet doen. Er is niemand waar ik contact mee kan opnemen, maar ik moet naar Nathaniel en Abbigail. Naar Mexico dus.
Een tijdlang denk ik na over mijn situatie. Ik weet niets zeker, maar ik weet wel dat Brian mij heeft geholpen. Of dat nou uit eigenbelang is, dat weet ik niet. Of hij te vertrouwen is weet ik niet. Hij heeft wel gewacht totdat de zon opkwam, omdat ik dat wilde. Maar misschien wist hij wel dat Justin niet op tijd zou zijn. Ik slik een keertje als ik mijn besluit neem.
“Waar gaan we heen?” vraag ik uiteindelijk en ik ben blij dat mijn stem er zuiver en normaal uitkomt.
“Ik zat te denken om naar het hoofdkantoor te gaan. Eerst zal ik wel even contact met George op moeten nemen, maar ik denk dat hij het met mij eens is. We moeten…”
Hij kan zijn zin niet afmaken, want ik onderbreek hem. “Nee, we nemen geen contact op met George,” zeg ik resoluut.
Verbaast kijk hij opzij naar mij. “Waarom niet?”
Ik negeer zijn vraag en stel een tegenvraag. “Hoe wist jij waar ik was? Hoe wist jij het van Justin?” Een tijdje is het stil en heeft hij zijn voorhoofd in een frons getrokken.
“Is het goed als we het hier straks tijdens een stoppauze even over hebben?”
“Nee,” antwoord ik meteen. “Ik moet het nu weten.”
“Je vertrouwt mij niet?” vraagt hij uiteindelijk wat ongelovig.
Even twijfel ik over mijn antwoordt. “Ik ken je niet,” zeg ik dan en tot mijn verbazing knikt hij begrijpend.
“Goed ik snap dat je mij niet vertrouwt, maar je moet het proberen.” Hij maant mij tot stilte als ik er wat doorheen wil zeggen en vervolgt: “De situatie die zich voordoet is lastig. Het is duidelijk dat er iets niet pluis is met het bedrijf. Waarschijnlijk een lek, maar dat zijn nog wilde gokken. Normaal heb ik vaak indirect contact met George, maar momenteel is dat niet mogelijk. Iemand weet informatie van het bedrijf naar buiten te krijgen. Verder kan ik je dat niet veel duidelijker maken denk ik,” zegt hij nadenkend.
“Oke, maar je hebt geen antwoordt gegeven op mijn vraag. Hoe wist je ervan?” Even kijkt hij opzij, onderzoekend. Hij had duidelijk gehoopt dat hij het onderwerp later had kunnen aansnijden. Maar ik moet het weten.
“Goed. Ik heb een twee keer contact met Justin gehad. Een keer hebben we gebeld en een keer een smsje. Hij had een vreemd voorgevoel over deze zaak en heeft gevraagd om in de buurt te blijven. Dat heb ik gedaan, omdat het mogelijk was. We hebben het overlegt via een telefoongesprek. Gisteravond kreeg ik een smsje van hem. Het was code rood en ik moest jou komen halen.”
Een tijd lang zwijg ik. Het landschap schiet voorbij, maar ik ben mij er niet meer bewust van. Ik overweeg de woorden van Brian. “Mag ik het lezen?” vraag ik uiteindelijk.
Onhandig haalt hij zijn mobiel uit zijn zak en geeft hem mij aan. “Ik heb het smsje bewaart, zodat jij het nog kon zien. Ik had dit allemaal al wel wat voorzien. Als je het hebt gelezen, onthoud je het en verwijder je het.”
Ik knik terwijl mijn ogen al over de regels heen schieten. Het is inderdaad precies zoals Brian zegt. In het smsje staat kort dat hij mij moet komen halen. Zelfs het woord ‘code rood’ staat er letterlijk in. Het verbaasd mij dat ze gebruik maken van zulke cliché woorden.
“Oke, voorlopig heb je het voordeel van de twijfel. Toch wil ik niet dat je contact op neemt George. Ik wil dat we richting het zuiden gaan rijden. Met de auto steken we de grens over naar …”
“En je vertelt mij zeker heel bewust de eindbestemming niet,” trekt hij snel zijn conclusie.
“Het spijt mij,” zeg ik en haal verontschuldigend mijn schouders op. Mijn op de spiegel en tot mijn verbazing zie ik een auto achter ons rijden. Het is een donkerblauwe en ik weet niet waarom mijn aandacht zo naar deze auto gaat. Ik houd hem wat in de gaten, maar ik kan niets vreemds ontdekken.
Na een aantal kilometer slaan we af en ik merk dat de auto achter ons hetzelfde doet. Ik frons mijn wenkbrauwen en ga nog eens opzoek naar wat vreemds. De mensen achter het stuur zijn niet duidelijk zichtbaar, maar ik kan er vier onderscheiden. Na een aantal kilometer en een aantal afslagen rijdt de auto nog steeds achter ons aan. Intussen is het Brian ook opgevallen en vragend kijk ik zijn kant op. “Worden we achtervolgt?”
Hij fronst even zijn voorhoofd, maar weet het antwoord ook niet zeker. “In dat geval zullen ze wachten tot we stoppen, anders hadden ze intussen al wel wat uitgeprobeerd. De volgende stad is nog vele kilometers weg, dus echt ontsnappen is niet mogelijk.”
“In dat geval lokken we ze in de val.”
“Had je wat in gedachten?” vraagt hij en kijkt mij verrast aan.
“Laat mij even denken,” voor een moment zwijg ik, mijn gedachten ordenend. Dan leg ik het plan uit…
Abbigail
Ik kijk nog eens over de rand en duw me dan snel daarbij weg, al is daar niet veel plaats voor. Het ziet er allemaal zo leuk uit van boven. Maar nu… Echt weer zo’n impulsieve actie van mij. Zoals mijn moeder zou zeggen. Ik kijk naar achteren langs Nathaniel heen. De weg omhoog ziet er opeens veel steiler uit dan net. En hier kan ik echt niet omdraaien, dus ik moet wel naar beneden. Maar kom ik dan nog wel omhoog? Ik zucht diep. Nathaniel ga ik het al helemaal niet zeggen. Dan krijg ik weer die blik van hem. Alsof hij het al wist. Ik probeer mij zelf weer in het gareel te krijgen en loop dan een stuk minder zelfverzekerd naar beneden. Langzaam bij beetje. Zonder een woord te zeggen en mij goed vasthoudend waar het maar kan, want ik ben toch echt te jong om te sterven.
Eenmaal beneden zucht ik opgelucht. Maar dat is maar van korte duur. Want ik weet dat ik straks langs die weg weer naar boven moet. En naar beneden gaan ging nog wel, maar naar boven. Langs die kant! Ik kijk naar Nathaniel die vlak achter mij het laatste stukje daalt. Zonder een woord te zeggen sleurt hij mij mee naar de waterkant waar hij zijn schoenen uit doet. “Wat doe je?” vraag ik, terwijl ik een wenkbrauw optrek. Hij zegt niets en trekt ook zijn sokken uit. Ik schud mijn hoofd en grinnik. Mafkees. Ook ik doe mijn schoenen uit en ondertussen zie ik Nathaniel het water in rennen… in zijn ondergoed.
Even later volg ik zijn voorbeeld. Ik duik het water in en zwem richting Nathaniel. “Het water is echt heerlijk!” Zeg ik blij verrast. Ondertussen zwemt hij richting een rots waar hij opklimt om even later met een schreeuw naar beneden te springen. Ik kijk even zoekend om mij heen. Nee, er zijn toch echt geen mensen waar hij indruk op kan maken. Of weet hij meer dan ik? Nog een keer laat ik mij ogen langs de kant gaan, maar zie toch echt niemand staan. Ondertussen is Nathaniel alweer bij mij gekomen en samen genieten we nog een tijdje van het heerlijke water. Even geen gezeur met ons werk, met verdwenen mensen of het wachten. Nu is het gewoon even tijd voor ons zelf. Ik voel de spanning die ik al een tijdje zonder dat ik het door had met mij mee droeg langzaam wegzakken. Even niets anders dan met elkaar. Alsof we alleen op de wereld zijn…. Voor nu.
Nadat we een hele tijd gezwommen hebben roep ik naar Nathaniel. Het is alweer een tijdje verder en ik voel toch de spanning weer opkomen. We kunnen ook niet te lang wegblijven. Je weet maar nooit of ze eerder komen. En ik wil daar zijn, wanneer ze aankomen! Ik hoop zo dat het met Casey een beetje gaat! “Zullen we weer teruggaan?” roep ik richting Nathaniel. “Nog een keer van die rots af, dan kom ik!” en ondertussen klimt hij op de rots. Ik zwem ondertussen langzaam naar de kant. Met mijn gedachten bij Casey, waardoor ik de plons achter mij niet hoor. Het eerste wat ik doe als ik Casey zie is haar een dikke knuffel geven en meesleuren naar de kamer om alles te kunnen horen. Ik wil weten hoe het gaat, hoe het echt met haar gaat! Opeens wordt ik opgeschrikt uit mijn gedachten en kijk achter mij. Waar is Nathaniel nou gebleven? Zoekend kijk ik om mij heen, maar kan hem niet vinden. Ik voel mij hart sneller kloppen en roep een keertje zijn naam. Geen reactie. Dan voel ik iets om mijn voet sluiten en sleurt mij naar beneden. Zonder nog naar lucht te kunnen happen wordt ik naar beneden getrokken. Ik probeer om mij heen te slaan en te schoppen in de hoop dat het mij los laat. Een seconde later voel ik dat ik losgelaten wordt en zwem snel naar de oppervlakte en proest verschrikkelijk. Als een gek zwem ik richting de kant en wanneer ik weer grond onder mijn voeten voel ga ik staan om nog eens te hoesten. Wat gebeurde er? Verschrikt kij kik om mij heen, maar zie weer niets. Snel ga ik het water uit en raak steeds meer van slag. “Nathaniel, waar ben je!” schreeuw ik. Maar ik krijg geen respons. Als een gek trek ik mijn kleren aan wat meteen natte plekken krijgt. Ondertussen probeer ik nog eens goed rond te kijken. Waar is hij nou! Is er iets gebeurd? Dan komt hij vanachter een struik vandaan met een grote grijns op zijn gezicht. Dan begrijp ik het…. Hij trok mij naar beneden. “Ben je gek geworden?!” schreeuw ik kwaad en geef hem duw. Verontwaardigd kijkt hij me aan. “Wat is er?” vraagt hij, maar ik luister niet. Hij probeert zijn excuses te maken, maar ook dat is niet goed genoeg voor mij. “Het is echt niet grappig hoor. Zo ontzettend flauw. Er had van alles kunnen gebeuren en…” ik raas maar door. Nathaniel zegt niets en luistert alleen maar, waarschijnlijk had hij niet eens door dat hij mij op het verkeerde moment naar beneden trok of dat ik niet door had dat hij het was. Het kan mij niets schelen en reageer mijn zorgen op hem af. Aan het eind weet ik niet wat ik allemaal gezegd heb, maar ik weet wel dat ik eindelijk rustiger word. Ik weet dat Nathaniel het niet zo meende, maar het is de bekende druppel die de emmer doet overlopen. Zonder wat te zeggen kleed Nathaniel zich aan en begint aan de klim omhoog. Ik loop hem stil achterna totdat ik weer bij het steile stuk aankom. Nathaniel draait zich even om en ziet mij twijfelen. Even blijft hij kijken, maar loopt dan toch door naar boven. Wetend dat ik het eng vind, maar boos omdat ik uit mijn slof schoot. Ik kijk nog een keer naar boven en zie hoe hij steeds verder en verder naar boven gaat. “Oliebol."