'Leuk!' Zeg ik zacht. Hij ziet vast dat ik het niet meen want hij kijkt me twijfelend aan. Ik heb het gevoel dat ik mijn tong verloren ben, want ik weet niks te zeggen. Gelukkig gaat het gesprek al snel over paarden.
‘Komen jullie eten?’ Roept Nel vanuit beneden. We kijken elkaar kort aan en lopen de kamer uit. Ik strompel de trap af, niet te grote stappen dat doet pijn. Dan blijft mijn voet haken, ik val voorover. In mijn val kan ik nog net de trapleuning grijpen. Gelukkig, hij heeft het niet gemerkt omdat hij voor me loopt. De geur van pannenkoeken dringt mijn neus binnen. Lekker, ik heb al lang geen pannenkoeken meer gehad. De laatste keer was bij oma, wat een geweldig mens was dat. Helaas is ze een al vroeg gestorven. Op de grote houten tafel ligt een mega stapel pannenkoeken. Zo ongeveer genoeg voor een heel weeshuis. Nel ziet me blijkbaar kijken, want ze kijkt me lachend aan en zegt: ‘Je mag zoveel eten als je wilt!’ Ik lach, niet dat ik van plan ben de hele stapel op te eten. ‘Of lust je geen pannenkoeken? Ik dacht, ik moet wel even wat lekkers maken als jij komt eten!’ Alsof de stapel die er al lag nog niet groot genoeg was, komt ook Tim aan zetten met een groot wit bord met daarop nog een lading. Blijkbaar eten Mieke en Ruben veel pannenkoeken.
Ik was mijn handen met ijskoud water, mijn handen tintelen er van. Ik pak de dikke zwarte handdoek om ze af te drogen. Hij voelt zacht aan, zachter dan de handdoeken die wij thuis hebben. ‘Waar mag ik zitten?’ Vraag ik. ‘Waar wil je zitten?’ Is de vraag terug. Ik haal mijn schouders op en ga zitten op de dichtstbijzijnde stoel. Netjes wacht ik tot de rest aan tafel is, liever zou ik gelijk aanvallen, maar dat hoort natuurlijk niet zo. Ik ben bovendien al lang blij dat ze mij hebben uitgenodigd. ‘Eet smakelijk!’ Hoor ik naast mij in koor. Zat ik alweer te dromen! ‘Eet smakelijk!’ Zeg ik nog snel. Ruben zit naast me, hij pakt de bovenste pannenkoek van de stapel en pakt de stroop. Ook Mieke grist snel een pannenkoek van de stapel. Ik pak voorzichtig met mijn vork de volgende pannenkoek. Hij is mooi goudbruin. Ik pak de buspoedersuiker en schud flink. Daarna rol ik de pannenkoek netjes op en snijd ik hem in stukjes. Hij is nog warm, lekker! Na drie pannenkoeken zit ik vol. De rest is nog lang niet zat, de stapel word met de minuut kleiner. Als ook de tweede stapel bijna op is, is iedereen vol. Ruben kijkt zij moeder lachend aan ‘Ik moet toegeven dat je kookkunsten niet tegen vielen deze keer. ’ Nel lacht: ‘Je hebt het toetje nog niet gehad..’ Even later komt Ruben met de toetjes aanzetten: Kwark met aardbeien en siroop. Het ziet er lekker uit. Ik eet nooit toetjes, veel te duur en dat is veel te duur voor een dom, lelijk kind als ik. Niet dat ik het heel erg mis ofzo. . Onze handen raken elkaar onder de tafel, ik word helemaal warm van binnen en voel mijn wangen rood worden. Blijkbaar heeft Mieke het gezien want ze knipoogt naar me. Ik lepel het goedje naar binnen. Het is best lekker, maar ik krijg het niet door mijn keel. Ik kan alleen nog maar aan Ruben denken. ‘Lust je het wel?’ Vraagt Ruben me zachtjes als hij ziet dat ik maar kleine hapjes eet. Ik knik overtuigend als antwoord.
Iedereen is al klaar, maar ik krijg het echt niet meer naar binnen. Snel eet ik het op. Hap- slik- weg! Ik zucht zacht, ik wou dat ik bij deze familie hoorde. Of toch niet, dan was Ruben mijn broer. Hij ziet me nu waarschijnlijk ook als een soort zus, realiseer ik me. Ik moet ophouden met denken dat hij mij leuk vind, dat vindt hij vast niet daar ben ik te lelijk voor. Dan denk ik aan vanmiddag, ik was het door alles alweer bijna vergeten. Het artikel wat ik aan het lezen was. Het leek wel of ik het niet mocht lezen! Morgen ga ik gelijk kijken of het boek er nog ligt. Zou ik het Ruben vertellen? Nee toch maar niet, hij gaat vast vragen waarom ik flauw viel en nog meer van die dingen. Ik weet zelf niet eens waarom ik flauw viel, laat staan dat ik het een ander kan uitleggen! En hij vind me dan vast nog slapper. Ik zeg het dus maar niet. ‘Zou ik even afwassen?’ Vraag ik als ik zie dat iedereen al aan het afruimen is. ‘Nee hoor, we hebben een vaatwasser.’ Zegt Tom. ‘Ik ga , bedankt voor het lekkere eten!’ Graag gedaan meid!’ Zegt Nel met haar altijd vrolijke stem, terwijl ze bezig is met het tafelkleed. Ik zwaai naar Ruben en Mieke en naar Tom die in de tuin zit. Ik loop nog even richting Vinùr, die inmiddels al weer rustig staat te grazen. Ik fluit, hij kijkt even op en graast weer verder. Graag zou ik nog even op het hek willen zitten kijken, maar ik moet naar huis. Op mijn dooie gemakje loop ik naar huis toe. Ik hem helemaal geen zin, maar als ik nog langer blijf hem ik gegarandeerd ruzie. Niet omdat ze ongerust over mij is, maar wie doet dan haar was, strijkt de kleren en stofzuigt het huis?
Ik doe alsof ik niet weg geweest ben en loop via de buiten deur het huis binnen. Het is er redelijk koud, of dat voelt gewoon zo. De rillingen lopen over mijn rug. Overal staan drankflessen, ze heeft zich weer eens lekker vol gezopen. Dat is dan natuurlijk mijn schuld, maar ja dan had ik maar niet zo zwak moeten zijn. ‘Hallo?’ Roep ik bang. Ik loop de woonkamer in. Ineens hoor ik iets achter me, ik draai me geschrokken om. Ze staat achter me. Ze kijkt me dronken en boos aan. ‘Jij, jij lelijk ondankbaar kind, waar was je ?!’ Ze schreeuwt het bijna uit. Ik zie hoe spiertjes op haar hoofd trillen van woede. Mijn bloed gaat sneller stromen. Ik ben bang. Ik probeer achteruit weg te lopen, stap voor stap loop ik achteruit. Ik zie hoe ze de waterkoker pakt. Ze zal toch niet met heet water gaan gooien? Dan zie ik tot mijn verbazing haar woede langzaam wegzakken. Ze zet de waterkoker neer en draait zich zonder iets te zeggen om. Ik zucht zacht, dat ging net goed. Ik probeer weer rustig adem te halen, voor ik begin te hyperventileren. Ik pak de stofzuiger uit de kast en steek de stekker in het contact.
Het harde geluid van de zoemer klinkt door het lokaal. Iedereen haast zich de klas uit. Ook ik pak snel mijn oude versleten tas. Menneer de Wit probeert nog huis werk op te geven, maar de helft van de klas is al weg. Hij is niet echt de baas over de klas, geen wonder, het is een invaller. Lachwekkend. Ik storm het lokaal uit en loop in een rot tempo richting de bieb, ik moet en zal zien wat er in de dat boek stond. Hijgend kom ik aan bij de bibliotheek. Ik heb Ruben nog niet gezien, hij zat toch ook op deze school? De bibliotheek juffrouw staat ineens voor mijn neus, haar ouderwetse brilletje staat op het puntje van haar neus. ‘Sorry dame, de bieb gaat sluiten!’ Ik kijk haar verbaasd aan ‘Die sluit toch altijd pas op 5 uur?’ ‘Vandaag niet!’ Is het antwoord waar ik het mee moet doen. Nu kan ik het item over de brand alweer niet lezen. Dan bedenk ik me dat er meer bibliotheken in de buurt zijn, misschien heeft een andere bieb het artikel? Ik sms Ruben: Wat is je rooster? Kom aub rond 5 uur in het parkje naast het centrum. Ik wil je spreken. Xx. Pas als ik hem al heb verstuurd betrap ik me erop dat ik alweer xx achter het bericht heb gezet. Wat moet hij wel niet denken? Dan hoor ik iets naast me piepen. Ik kijk opzij, en schrik, daar staat Ruben. Hij ziet dat ik schrik want hij zegt erg triomfantelijk: ‘Ik heb tot het 5e uur, ik zal er zijn!’ Ik lach beduusd terug.
Ik pak mijn fiets uit het rek, tot mijn verbazing zijn mijn banden plat. Ik zie een groepje meisjes verderop staan lachen. Dan voel ik een hand op mijn schouder, ik draai me geschrokken om. Het is een slank meisje met een figuur waar ik alleen maar van kan dromen. ‘Moet je maar niet aan onze Ruben zitten!’ Zegt ze op een arrogante toon. Ik kijk haar verbluft aan. Ze lacht uiterst nep en draait zich dan om. Ik voel me boos en onzeker tegelijk. Ik zit toch helemaal niet aan Ruben? Ik doe alsof er niks gebeurd is en probeer ze te negeren . Het lukt slecht, de tranen staat in mijn ogen. Ik voel me alleen. Heel alleen.
En speciaal voor de modjes 1500 woorden!
echt top!! 