boom die overgroeid was met struikgewas. Daar had hij de hele volgende dag blijven liggen en pas bij de volgende schemer is hij terug tevoorschijn gekomen en voorzichtig richting de dichtstbijzijnde holle boom gerend en daarna naar huis gelopen.
Hij wist wel zeker dat verschillende Zolu’s onderschept waren en dus terug gevangen zaten, maar wie en hoeveel, dat wist hij niet. Ook wist hij zeker dat de draakhonden niet gevonden waren. Maar ook in de uitgestorven krater waren ze niet aangekomen en eigenlijk had niemand ook maar enig idee waar ze heen waren.
De groep van Wictor was ook spoorloos, dus men ging er van uit dat zij zich nog steeds ergens schuilhielden, samen met de draakhonden, maar zekerheid hierover, hadden ze dus niet.
Nu, het belangrijkste was dat de Meester zijn draakhonden niet meer had en daarmee hoopte iedereen dus dat de rust terug zou keren. Tijd zou het uitwijzen.
Toen begon Oma te praten.
‘We zullen een nieuw huis moeten kappen’ zei ze met wat spot in haar stem.
Ik keek haar vragend aan en toen voelde ik dat Hanz wat krampachtig heen en weer op zijn bank schuifelde. Toen ik hem aankeek zag hij compleet rood.
Frieda was uiteindelijk degene die me uitleg gaf.
‘Zodra twee Zolu’s zich met elkaar verbinden, kapt de gemeenschap waar ze wonen, een nieuwe woning voor hen in de rotswand’
Ik moest even slikken en werd uiteindelijk even rood als Hanz…’dat mocht je wel even verteld hebben’ liet ik hem weten ‘dat iedereen dit zou weten’
‘maar dat wist ik ook helemaal niet’ kaatste hij de bal terug.
Iedereen lachte en uiteindelijk kon ik er ook wel mee lachen en durfde ik ook te vragen hoe Oma dit wist.
Ze zei dat sommige Zolu’s ook aura’s zien rond anderen. Die veranderen van structuur zodra een Zolu zich verbonden heeft. Dus voor haar zo klaar als een klontje, want zij was een Zolu die dit kon. Hanz keek me even aan en gaf me voor de ogen van de rest een vlugge zoen op mijn mond. Oma klapte in haar handen van plezier en Elde hield haar hand voor haar ogen.
Ik vroeg Oma nog hoe die aura’s eruit zien en vol verbazing zei ze dat ik dat wel wist, want ik zag ze ook. Eerst keek ik heel erg verbaast, maar toen ik erover nadacht klopte dit wel. Het leek alsof iedereen een kleur uitstraalde, heel miniem aanwezig. Als je er niet op lette, zag je het bijna niet. Ik had altijd gedacht dat dit normaal was en elke Zolu zo de rest zag.
‘zie jij dat dan niet Hanz?’ vroeg ik.
‘normaal niet, maar sinds ….’ En hij stopte en kwam opnieuw rood.
Iedereen snapte wat hij bedoelde en moest heel hard lachen.
Het was een zalig ontspannen avond en toen we moe naar ‘mijn’ huisje liepen, bleek er een groter bed te staan. We keken elkaar speels aan, gooiden onze kleren uit en probeerden beiden als eerste in het nieuwe bed te duiken.
Die nacht vonden onze lichamen elkaar opnieuw en beleefde ik alles nog zoveel intenser.
Wat kon het leven mooi zijn….
En al de rest? Dat zagen we morgen wel weer.
*EINDE*