Moderators: Polly, Muiz, NadjaNadja, Telpeva, Essie73, ynskek, Ladybird
Citaat:Deel 15
Ik voel Blake zijn spieren aanspannen en wanneer ik naar hem kijk zie ik een angstaanjagende blik in zijn ogen. Van schrik zit ik rechtop en ik vraag voorzichtig aan hem: ‘Blake, gaat alles wel goed?’
Hij ontspant zijn spieren weer, maar hij houdt zijn vuisten gebald. ‘Hoe kan jouw vader je dat nu kwalijk nemen? Hij mag blij zijn dat jij het hebt overleeft,’ sist hij terwijl hij zijn kaken op elkaar geklemd houdt. Ik pak zijn handen vast en masseer ze zachtjes waarna hij langzaam ontspant. Wat heeft hij toch veel woede in zich zitten, ik verbaas me er elke keer weer over hoe hij van stemming kan veranderen. Ik zucht en zeg dan ‘het doet er allemaal niet meer toe. Dat ongeluk is nu eenmaal gebeurd en daar kan niemand nog iets aan doen.’
Ik leun weer tegen hem aan en geniet verder van het uitzicht. Vanaf het dakterras kun je over de hele stad uitkijken. Het schoolgebouw heeft maar twee verdiepingen, maar elke verdieping heeft een hoog plafond waardoor het gebouw alsnog boven de meeste gebouwen uitsteekt. Het enige gebouw wat hoger is, is de kerk die vlakbij mijn huis staat. Ik kijk uit over alle huizen en bestudeer de bewegingen van de vogels die op de daken zitten. Wat zou ik toch graag een vogel willen zijn, alle vrijheid hebben en zelf bepalen wanneer je even weg wilt van je problemen. Hoewel wegvliegen nu het laatste is wat ik zou willen.
We blijven een hele tijd zo zitten tot ik Blake ineens hoor kreunen. Ik zit gelijk omhoog en kijk verschrikt naar Blake. Hij houdt zijn handen voor zijn gezicht en ik zie dat hij pijn heeft. ‘Blake, wat is er?,’ zeg ik ongerust en ik probeer zijn handen weg te halen om te kijken. Hij draait zijn gezicht weg en loopt naar achter. Dan zegt hij: ‘Niet doen Sue, ga weg.’ Vastbesloten om bij hem te blijven loop ik op hem af. Dit keer protesteert hij niet wanneer ik zijn handen weghaal. Hij houdt zijn ogen stijf dicht tot hij niet meer kan en zijn ogen open doet. Ik schrik en stamel achteruit waardoor ik bijna over de tafel heen val. Blake ziet mijn reactie en draait zich om. ‘Ik heb je gewaarschuwd Sue, ik ben een monster…,’ zegt hij terwijl hij vergaat van de pijn. Het lijkt alsof zijn pijn alleen maar heftiger word en ineens zakt hij door zijn benen op de grond. De angst zet zich om in bezorgdheid en ik loop snel naar hem toe. Voorzichtig leg ik mijn hand op zijn rug, bang voor zijn reactie. Ik voel Blake even schrikken waarna hij weer ineen krimpt. ‘Blake, wat kan ik doen?,’ vraag ik met een trillerige stem.
‘Ga weg Sue, nu! Ik wil je niet om me heen hebben,’ zegt hij met een intense woede en ik haal gelijk mijn hand weg. De angst laait weer op en ik ren richting de deur. Daar blijf ik even stil staan omdat ik niet weet wat ik moet doen. Ik weet dat Blake me niets zal doen, maar waarom is hij dan zo kwaad op me? Ik kijk nog even achterom en ik zie Blake me aanstaren. Behalve woede zie ik ook haat op zijn gezicht staan en ik twijfel geen seconde meer. Ik trek de deur open en loop weg van hem, van die… wat is hij eigenlijk? Ik denk weer terug aan dat moment in het restaurant waar zijn ogen net zo licht werden als daarnet. Zijn normaal gesproken zeeblauwe ogen waren weer tegen wit aan geworden en het leek alsof er een soort gloed overheen zat. Ik weet zeker dat ik het dit keer niet heb verbeeld en ik voel die angst weer. Wat is er met Blake aan de hand, hoe kunnen zijn ogen zo veranderen?
Helemaal van streek loop ik doelloos in de gang rond totdat ik tegen Zack opbots. Ik schrik op uit mijn gedachten en mompel een sorry tegen Zack.
‘Gaat het wel met je Sue? Je ziet er nogal van streek uit,’ zegt hij bezorgd. Ik kijk hem met een lege blik aan en het enige wat ik uit kan brengen is: ‘Blake…’ Ik zie Zack zijn vuisten ballen en hij is nu degene die woedend is. ‘Waar is hij Sue? Zeg op, waar is hij?’ Voordat ik iets kan zeggen hoor ik iemand zeggen. ‘Zocht je naar mij? Want hier ben ik, Zachariël.’ Het is Blake die dat zegt en ik vraag me af waarom hij Zack zo noemt, maar ik durf er niet naar te vragen door de woedende blikken die Zack en Blake uitwisselen. Er hangt een spanning in de lucht die niet veel goeds belooft.
‘Je weet de afspraak Omadel, die heb jij nu verbroken,’ sist Zack tegen Blake. Ik kijk niet begrijpend van Blake naar Zack en geen van tweeën doet een poging om het mij uit leggen. Blake spant zijn armen en sist dan tegen Zack: ‘Vanaf het moment dat ik ben gebroken, maak ik geen afspraken meer met uitschot zoals jij.’
Op dat moment zie ik Zack zijn ogen in dezelfde kleur veranderen als die van Blake en ik snap er helemaal niets meer van. Ik besef dat ze elkaar elk moment kunnen aanvallen en ik ga er snel tussen in staan waarna ik eindelijk iets kan zeggen. ‘Wil iemand mij nu uitleggen wat er in godsnaam aan de hand is?,’ vraag ik met een trillerige stem. Ik zie even een grijns op de twee woedende gezichten verschijnen, maar die zijn net zo snel weer verdwenen. Ik wacht ongeduldig op een antwoord maar ze geven beide niet toe. Tot Blake zegt: ‘Sue stap opzij. Ik wil je hier niet in betrekken.’ Ik voel de woede in me oplaaien en ineens houdt ik het niet meer. ‘Dat had je dan maar eerder moeten bedenken voordat je gisteravond met me het bed indook,’ zeg ik pissig. Gelijk heb ik spijt van deze uitspraak want het maakt de situatie er niet gemakkelijker op. Zack word alleen maar kwader op Blake en ik zie een blauwe gloed om hem heen verschijnen, net zoals bij Blake in het restaurant. Zijn Blake en Zack hetzelfde en wat moeten ze dan voorstellen?
Blake kijkt me even schuldig aan waarna hij zich snel weer op Zack concentreert. Ik zie ze blikken wisselen en ik vraag me even af wat ik moet doen. Dan zie ik Zack naar mij kijken en hij vraagt: ‘Sue is dat waar? Heb je echt met hem…’ Hij maakt zijn zin niet af, maar ik weet precies waar hij het over heeft. ‘Ja,’ is het enige antwoord wat ik geef. Zack zijn gezicht betrekt en hij kijkt me verdrietig aan. Zijn ogen veranderen weer langzaam tot de normale blauwe kleur en de blauwe gloed vervaagt. Dan draait hij zich om en loopt met hangende schouders richting de trap. Hij lijkt net op een geslagen puppy die weg gestuurd word. Ik draai me woedend om naar Blake, die intussen ook weer normale ogen heeft. ‘Wat ben jij?,’ vraag ik met afschuw.
Blake kijkt net zo verdrietig als Zack en maakt ook aanstalten om weg te lopen. ‘Blake, als je nu wegloopt neem dan niet de moeite om ooit terug te komen,’ zeg ik dreigend. Blake blijft even stilstaan waarna hij toch wegloopt. Ik kijk hem na en ik voel mijn woede mengen met angst. Al die tijd was ik er bang voor en nu is mijn angst waarheid geworden. Mijn gevoelens voor Blake waren niet wederzijds en dat is het nooit geweest. De tranen rollen over mijn wangen en ik zak in elkaar op de grond. Voor mijn gevoel zit ik er al uren wanneer ik voetstappen op me af hoor komen. Ik kijk hoopvol op en zie dan tot mijn teleurstelling Wyn naar me toe komen. ‘Sue, gaat alles goed?,’ vraagt ze bezorgd en ze helpt me om te gaan staan. Ik zucht, schudt mijn hoofd en kan alleen maar zijn naam zeggen: ‘Blake…’
Wyn tilt me op en neemt me mee naar de wc waar ze mijn gezicht schoonmaakt met een stukje nat wc papier. ‘Wat is er gebeurd, Sue? Vanochtend was je nog helemaal gelukkig.’ Ze kijkt me aan en ik weet dat ze op een antwoord wacht. Dit keer laat Wyn het niet zomaar gaan denk ik en ik zucht. Ik denk even na hoe ik Wyn een logische verklaring kan geven en zeg dan: ‘Blake en ik hebben net ruzie gehad waar Zack bij stond. Hij is weg Wyn en ik ben bang dat hij niet meer terug komt.’ Ik krijg weer tranen in mijn ogen bij die gedachte en Wyn omhelst me.
‘Je bent echt op die jongen hè,’ zegt ze wanneer ik me los heb gemaakt uit haar omhelzing. Ik haal mijn schouders op en reageer verder niet. We lopen naar beneden richting de kantine. Ineens schiet me iets te binnen en ik zeg tegen Wyn dat ik nog even langs de bibliotheek moet. ‘Weet je het zeker?,’ vraagt ze en ze kijkt me argwanend aan. ‘Ja ga jij maar naar beneden. Ik red me wel,’ zeg ik en ik toon met moeite een glimlach op mijn gezicht. Wyn lijkt nog steeds niet overtuigd maar haalt haar schouders op en loopt door naar beneden. Ik hoor de bel rinkelen als teken dat de pauze voorbij is maar ik loop door naar de bieb. Dan maar een les overslaan denk ik bij mezelf, ik zal en moet dit uitzoeken.
Citaat:Deel 16
Toen Wyn iets tegen me zei herinnerde ik dat Blake en Zack elkaar met andere namen hadden aangesproken. Ik weet niet of het iets zal opleveren maar ik wil uitzoeken waar die namen vandaan komen en wat ze betekenen. Ik loop de bibliotheek in en ik zie de vrouw achter de balie me onderzoekend aankijken. Ik doe net alsof ik haar niet zie en loop richting de computers waar ik ga zitten. Omdat de meeste lessen alweer zijn begonnen is het erg rustig in de bibliotheek. Ik ben de enige die achter de computers zit en verderop aan de tafel zit iemand aantekeningen te maken uit een boek. Ik zet de computer aan en ik log mezelf in. Ik zet internet aan en zucht dan diep, Blake had me niet voor niets gewaarschuwd en ik ben bang voor wat ik zal vinden.
Ik typ als eerst de naam in die Blake voor Zack gebruikte, Zachariël. Tot mijn verbazing krijg ik helemaal geen resultaten waar ik iets mee kan en ik typ het nog eens in, maar dan zonder de tekens op de e. Ik krijg weer dezelfde nutteloze resultaten waardoor ik nog niets wijzer ben. Gefrustreerd dat het zoeken niets oplevert tik ik ongeduldig op de muis. De bibliothecaresse kijkt me streng aan en ik haal gelijk mijn hand van de muis. Ik mompel ‘sorry’ als ik besef dat ze het toch niet kan horen en concentreer me weer op het scherm. Mijn gevoel zegt dat die namen iets te betekenen hebben, maar nu begin ik er over te twijfelen. Als het een betekenis had, dan had ik ongetwijfeld iets gevonden op internet.
Na even twijfelen besluit ik om toch maar de naam die Zack gebruikte voor Blake – Omadel – in te typen. Even vraag ik me af of ik het daarnet misschien verkeerd gehoord heb, maar dan herinner ik me de woorden en wuif mijn twijfels weg. Ik weet zeker dat hij Omadel zei en niet Dalome, daar ben ik van overtuigd.
Net op het moment dat ik de naam wil intikken valt de computer ineens uit. Het is tegelijkertijd een stuk donkerder in de bieb en ik me realiseer dat de lichten uit zijn. Ik loop naar de bibliothecaresse en vraag wat er aan de hand is. ‘Oh, het zal wel een stroomstoring zijn. Ze zijn verderop in de straat bezig met nieuwe kabels aanleggen, er zal wel wat fout zijn gegaan,’ zegt ze nonchalant en ze gaat weer verder met haar werk. Ik zucht en besluit om naar beneden te gaan tot ik besef dat de les al een half uur bezig is. Ik besluit om dit lesuur maar helemaal over te slaan, het heeft nu toch geen nut meer. Normaal gesproken ben ik na dat uur toch al vrij.
Ik loop naar beneden en zodra ik bij mijn kluisje aankom doe ik hem open en gooi mijn boeken erin. Ik pak mijn jas van de kapstok en loop naar buiten. Daar haal ik diep adem en ineens besef ik me dat ik vanochtend met Blake ben meegereden. Ik voel een steek in mijn hart en ik verdring hem uit mijn gedachten. Vandaag wil ik even niet meer aan hem denken, ik heb er genoeg van. Ik loop richting de bushalte en zie die bus al aankomen. Ik ben nog te ver weg om de bus te halen en ik zet het op een rennen. Als ik bij de bushalte aankom rijdt de bus net weg. Nahijgend van het rennen ga ik in het bushokje zitten wachten op de volgende bus die pas over vijftien minuten komt. Op dat moment begint het te regenen en al snel komt het met bakken uit de lucht. Het bushokje is half dicht waardoor de meeste regen naar binnen gutst. Het koelt snel af en ik sta te rillen in het droge hoekje terwijl ik met mijn handen over mijn armen wrijf. Alsof deze dag nog niet erg genoeg was denk ik bij mezelf. Mezelf beschermend tegen de regendruppels trek ik mijn capuchon over mijn hoofd heen. Ik staar naar de druppels die op de grond vallen en probeer er tevergeefs een patroon in te vinden. Ineens schrik ik op van getoeter en ik zie Zack zijn cabrio voor mijn neus staan. Ik maak geen aanstalten om naar de auto toe te lopen waarop Zack over de stoel heen leunt om de deur aan mijn kant open te doen. ‘Kom je nog mee of regen je liever nat?,’ vraagt hij met een serieuze blik.
Zuchtend geef ik toe en ik stap met tegenzin in de auto. Ik kijk Zack onderzoekend aan terwijl hij met een strakke blik vooruit kijkt. ‘Zack, wat ben jij?,’ vraag ik dit keer met meer nieuwsgierigheid dan afschuw in mijn stem. Zack reageert niet en rijdt gewoon door. Ik zucht en weet dat hij geen antwoord zal geven. In dat opzicht is hij net zo erg als Blake en ik vervloek ze allebei in gedachten. Uiteindelijk kan ik niet meer tegen de stilte en stel maar weer een andere vraag. ‘Waarom mag jij Blake niet?’
Zack zucht en zegt dan: ‘Vraag dat maar aan hem. Hij is toch je vriendje?’ Ik kijk hem aan en hij ziet de treurige blik op mijn gezicht. ‘Sue, je bent beter af zonder hem. Hij is je niet waard omdat...’ Hij maakt zijn zin niet af en ik weet dat hij iets belangrijks zou gaan zeggen. ‘Wat Zack? Zeg het me anders stap ik nu uit,’ dreig ik en pak ik de handgreep al vast om te laten zien dat ik het meen. Zack kijkt naar me en uiteindelijk geeft hij toe. ‘Oké, maar ik kan niet teveel zeggen. Het enige wat ik mag zeggen is dat Blake iets heeft gedaan wat nog erger is dan die moord op Voltare,’ zegt hij geheimzinnig. ‘Meer mag ik niet zeggen, dus hou erover op Sue.’ Ik snap er steeds minder van en vraag me af wat er nog erger kan zijn dan een moord. Misschien heeft Blake wel een onschuldig iemand vermoord, dat is erger dan de moord op Voltare.
Ik dwing Blake opnieuw uit mijn gedachten. Ik wil er niet meer aan denken, anders ziet mijn vader aan me dat ik van streek ben als ik thuis kom. We rijden zwijgend verder tot aan mijn huis. Zack parkeert voor mijn deur waar mijn vader net naar buiten komt met de hinkende Tippy. Ik voel een vlaag van schuld omdat ik door al die gebeurtenissen niet meer aan Tippy heb gedacht. Ik spring uit de auto en ik ga voor Tippy op de grond zitten. Ik omhels haar gelijk en barst dan in janken uit. Mijn vader geeft me geruststellend een klopje op de schouder waarna ik gelijk mijn tranen droog. Gelukkig heeft hij niet in de gaten dat de tranen niet geheel door Tippy komen en hij geeft me een knuffel. Zack is ondertussen uit de auto gestapt en leunt tegen de deur aan.
‘Wil je haar voortaan niet meer een hele avond in beslag nemen?,’ grapt mijn vader en ik voel Zack naar me kijken. Ik kijk expres niet zijn richting uit omdat ik bang ben voor zijn reactie. ‘Sorry meneer Waltsbury,’ verontschuldigd Zack. ‘Ik geloof dat we iets te druk in ons werk verdiept waren.’ Ik wil naar hem glimlachen als bedankje maar zodra ik zijn gezicht zie besluit ik het niet te doen. Zijn gezicht staat streng en ik zie vonken van woede in zijn ogen staan. Gelukkig heeft mijn vader het niet in de gaten. ‘Ik zal jullie niet langer ophouden. Fijne dag nog meneer Waltsbury. Sue,’ zegt hij en ik hoor de pijn in zijn stem als hij mijn naam uitspreekt. Ik kijk hem verontschuldigend aan, maar hij wendt zijn blik af. Hij stapt in de auto en rijdt dan weg.
‘Wat een leuke jongen, Sue,’ zegt mijn vader vrolijk. ‘Is hij meer dan een vriend?’ Ik staar hem ongelovig met open mond aan en loop dan naar binnen met Tippy hinkend achter mij aan. Ik loop de woonkamer in en tref een regelrechte ravage aan. ‘Eh pap, het lijkt wel alsof er een hele dierentuin op bezoek is geweest,’ zeg ik voorzichtig. Mijn vader komt achter me staan en wijst opgewekt naar de achterdeur. Daar zit een immens groot luik in waar wel twee Tippy’s doorheen kunnen. Tippy kijkt me met een schuin hoofd aan alsof zij er zelf ook helemaal niets van snapt.
‘Ik dacht dat een hondenluik wel handig zou zijn voor Tippy zodat ze wanneer ze wil naar buiten kan. En het mooiste is dit,’ zegt mijn vader en hij pakt een afstandsbediening. Hij drukt op een knopje en loopt naar het luik toe. Hij duwt er tegen aan, maar het luik weigert open te gaan. ‘Kijk, zo kan ze niet naar buiten.’ Hij laat nog een aantal trucjes zien waaronder een inbraakveilige plaat die hij naar beneden kan laten zakken. Ik lach en bedank hem voor het luik. ‘Ik wist niet eens dat je kon klussen, pap,’ zeg ik ongelovig. Hij lacht en ik zie hem opzwellen van trots. Ik help hem met alle meubels weer terugzetten en al het gereedschap in de schuur op te bergen.
Wanneer alles klaar is loop ik naar het weiland waar de twee pony’s staan. Ik roep ze en ze komen hinnikend naar me toe gedraafd. ‘Dag knappe dames,’ zeg ik terwijl ik ze een aai over de bol geef.
Rose en Fé staan hier nu al bijna zeven jaar. Rose is een bruine merrie waarvan het ras onbekend is. Ze is stevig gebouwd, maar heeft tegelijkertijd ook iets sierlijks over zich en ze is een prachtige pony. Fé is een zwarte merrie, haar vader is een Welsh pony. Haar moeder is een prachtige schimmelmerrie waar vermoedelijk iets van Andalusiër in zit. Ik vraag me af of ze later ook wit zal worden of dat ze donker blijft. Door haar hele vacht heeft ze een aantal witte haren zitten waardoor ze meer grijs dan zwart lijkt. Ik ben verzot op de pony’s sinds de eerste dag dat ze hier kwamen staan en ik zou ze voor geen goud willen missen. Wanneer me iets dwars zit dan ga ik samen met Tippy naar ze toe om even lekker te knuffelen met ze. De eigenaren zijn er bijna dagelijks en soms help ik ze met de verzorging van de paarden. Ik pluk twee appels uit de appelboom in onze tuin en ik voer ze aan Rose en Fé. Dankbaar peuzelen ze de appels in één keer op waardoor het vocht uit de monden sijpelt. Het meeste vocht komt uiteindelijk op mijn broek terecht en ik schud mijn hoofd. ‘Wanneer leren jullie nu eindelijk eens manieren?,’ grap ik en Rose duwt met haar hoofd tegen me aan alsof ze het snapt wat ik zeg. Ik geef ze nog een aai en daarna loop ik naar binnen.