Een paar dagen later zat ik op kantoor te werken achter mijn computer. Driftig typend schreef ik mails naar contactpersonen, artiesten, sponsors en ga zo maar door. Al was het niet erg afwisselend, erg vond ik het niet, aangezien de muziek via een koptelefoon mijn lichaam binnenstroomde. Ik wipte heen en weer op mijn stoel bij het luisteren van ‘Let’s Dance to Joy Division’ van the Wombats en kon bijna de neiging niet onderdrukken om luidkeels de ironische tekst mee te zingen. Wel playbackte ik natuurlijk fanatiek.
Net bezig met het tweede couplet van mijn persoonlijke mini playbackshow, begon de telefoon te ringen. Een beetje mopperend zette ik de koptelefoon van mijn hoofd en drukte ik op de speaker. ‘Ja?’ antwoordde ik, wetend dat het George was. ‘Met Tina,’ giebelde de irritante secretaresse/minnares van mijn baas. Ik slaakte een diepe zucht. Ze zat natuurlijk weer eens bij hem op schoot. ‘Ja?’ herhaalde ik dan ook vrijwel emotieloos. ‘Georgie, euh, ik bedoel George wilde dat ik aan je zou doorgeven dat je..’ Ze stopte even een paar seconden, nadenkend wat ze wilde zeggen. ‘Praten is niet zo makkelijk als het lijkt, hè Tien?’ grapte ik dan ook. ‘Jij ook altijd,’ snufte ze nuffig. ‘Ik wilde alleen meer zeggen dat je even langs Logan moet. George kan hem maar niet te pakken krijgen, en dat irriteert hem nogal, zie je.’ Ik zuchtte nog dieper. ‘Je meent het, meid,’ brabbelde ik dan ook, ‘ik ga er na de lunch meteen op af. Je hebt tenslotte je koolhydraten nodig voor een confrontatie. Dag Tien, daahaag!’ Ik hoorde haar nog een beetje beledigd en onzeker tegelijk naar adem happen voordat ik de hoorn erop legde. Ik lachte nog even na, maar realiseerde me al snel dat ik inderdaad ook al een paar dagen niet meer met Logan gesproken had, terwijl hij bijna elke dag wel liet
weten wat voor vooruitgang er was geboekt. Misschien had hij een writersblock? Ik hoopte van niet, want Jezus, dat kon ik er echt niet bij hebben. We gingen al zo snel naar Londen inmiddels, al over een paar weken
(hier mag geen komma staan) en er was nog zoveel te doen..
Ik schudde mijn lichaam om de zorgen van me af te laten glijden en richtte me op uit mijn stoel. Eerst even lunchen. Ik zwaaide mijn lieve collega’s, waaronder natuurlijk Jennifer, gedag en nam de lift richting de buitendeur. Er was zo af en toe niets heerlijker dan jezelf, in je eentje met een boek
(hier juist wel weer een comma
) te trakteren op een lunch. Ik wandelde door het drukke verkeer van hongerige, hardwerkende New Yorkers en voelde me er als een vis in
mijn school (moet dat niet in het water zijn?). Ik stopte mijn oortjes, niet de gigantische koptelefoon van kantoor, in mijn oren en huppelde op een bijpassende soundtrack richting één van mijn favoriete bistro’s. Een opmerkelijk zachte wind voor januari waaide tussen mijn benen en daarbij onder mijn fladderende, rode rok door die bestond uit verschillende dunne laagjes. Erop droeg ik een dun, wit gebreid vest en een lange ketting met een grote klok. Een opvallend zomers ogende outfit voor de winter, maar de dubbele laag van een panty en maillot maakte het warm. Natuurlijk droeg ik er wel mijn vertrouwde trenchcoat over, met een heerlijke, wollen sjaal. Door de luchtigheid van mijn outfit voelde ik me ontzettend vrij en danste ik me, alhoewel op bijna ongemakkelijk hoge hakken, door de menigte heen.
Ik opende de deur van “Eat, Read & Talk” en glimlachte bij het aangezicht van de warme sfeer die me tegemoet kwam. Eat, Read & Talk kende enkel één lange tafel die in allerlei vreemde, maar toch symmetrische bochten door het restaurant liep en waar allemaal verschillende, houten stoelen aanstonden. Kris kras over de tafel lagen stapels met tijdschriften en kranten verspreid die de klanten uitnodigden vooral alleen te komen, ook als je geen zin had in een praatje met een vreemde. Verder was het restaurant van top tot teen gehuld in hout, van de stoelen en tafel tot de muren en vloer: zelfs de kunst was gekenmerkt door natuurtinten. Dit gaf het restaurant een gezellig huiselijke, bijna boerensfeer. Dit kwam waarschijnlijk ook wel door het feit dat in ieder kunstwerk wel een landbouwdier te herkennen was. Al deze dingen zorgden ervoor dat ik dol was op dit restaurant, naast het feit dat ze hier heerlijke sandwiches en andere typische bistrogerechten serveerden als saté en tomatensoep met room, maar dan heel lekker. Het was vandaag druk in de zaak en al was de tafel zo lang dat er eigenlijk altijd wel plek was, vandaag moest ik toch mijn best doen om een lekker plekje te vinden waar ik rustig mijn boek kon lezen.
Toen ik eenmaal zat, knikte ik even keurig naar mijn buren voordat ik mijn boek opensloeg.
Vroeg (vroeger bedoel je?) had ik me nooit kunnen concentreren in het zoemende geroezemoes van de andere gasten, maar nu kon ik daar prima tegen. Ik grinnikte hardop toen ik me bedacht dat het waarschijnlijk lag aan het feit dat ik me wel vaker op lastige zaken moest concentreren terwijl anderen
erheen (eromheen?) stonden te zingen of te bekvechten. Plotseling hoorde ik een kuchje naast me. Ik keek verbaasd om, en zag daar Pascal staan, een van de obers die ik er kende. ‘Hee meneer,’ grapte ik enthousiast toen ik hem zag, ‘hoe gaat het met u?’ Hij glimlachte een lieve lach op zijn ronde gezicht, terwijl zijn krullen opstandig om zijn gezicht spartelden. ‘Met mij gaat alles goed, mevrouw, en met u?’ Ik begon te lachen en maakte en wegwerpend gebaar met mijn hand. ‘Prima Pascal, prima. Lekker druk hè?’ Hij knikte bevestigend. ‘De zaken gaan goed, zeker sinds er een aantal bekende gezichten in de zaak verschenen zijn. Jouw werk?’ Ik wees mijn hand onschuldig naar mezelf. ‘Ik? Met al die B-artiesten die ik onder mijn hoede heb? Nee, daar kan ik toch echt niet de eer voor opeisen. Dat moet toch echt liggen aan jullie fantastische courgettesoep, waar ik nu ontzettend zin heb. Een bagel met roomkaas zou het helemaal afmaken.’ Pascal keek me aan alsof hij dit al vele keren eerder had gehoord. Wat natuurlijk ook zo was. Maar toch lachte hij. ‘Sesam?’ Ik knikte. ‘Espresso?’ Ik keek hem schuin aan, terwijl ik hem een verwarde blik stuurde. ‘Espresso zal het zijn. Komt eraan mevrouw!’ zei hij beleefd, terwijl hij even kort zijn hand op mijn schouder legde en een kort lachje niet kon onderdrukken, hoewel een van mijn buurtjes ons nogal verstoord volgde. Als je niet tegen een grapje kon moest je niet naar dit restaurant komen, naar mijn mening. Toen Pascal weg was, wilde ik me weer over mijn boek buigen,
(komma is niet noodzakelijk, breekt hier i.m.o. onnodig de zin) maar ik kon het niet helpen dat het opviel dat er een lange, donkere schaduw over de bladzijdes was gevallen. Ik keek nieuwsgierig op naar de buur, die zo brutaal recht tegenover me was gaan zitten en schrok. Een charmante, maar verraderlijke glimlach kwam me te gemoed en een lage stem prikkelde mijn gehoor. ‘En daar ontmoeten we elkaar weer,’ raakte het mijn oor, terwijl ik nog steeds verbaasd naar hem zat te kijken. Meteen kwam ik weer terug op de aarde en keek ik hem met een sarcastische blik aan. ‘Moest je nou precies hier komen zitten?’ vroeg ik niet al te vriendelijk. Hij keek naar beneden en daarna met een subtiele beweging over zijn wenkbrauwen naar boven. Daar was over nagedacht, deze man wist als geen ander hoe hij zijn lichaamstaal kon gebruiken om een vrouw voor hem te winnen. ‘Nee,’ zei hij alsof we elkaar elke dag zagen, ‘maar ik wilde het graag.’