Citaat:Met een klap werd ik uit mijn gedachten getrokken, de tunnel week af naar links en ik was gewoon rechtdoor gelopen. Mijn neus was me niet erg dankbaar en ik hoopte hevig dat hij niet al te blauw zou worden, maar ik was blij dat de wand me uit mijn gedachten gerukt had. ‘Gaat het?’ Vroeg Desh. ‘Ik eh.. ja.’ Voorzichtig sloeg ik af naar links, mijn handen beschermend voor me uit gestoken om een tweede aanvaarding met de zijkanten van de toch best wel krappe tunnel te voorkomen. Ik voelde me opgesloten tussen de metalen wanden, Desh achter me en het verstikkende duister dat zich voor me uitstrekte. ’Zie je echt niet in het donker?’ zijn stem klonk oprecht verbaasd. Ik twijfelde kort over mijn antwoord, maar het leek me beter om maar gewoon eerlijk te zijn, het viel immers nogal op. ‘Nee.’ Ver weg zag ik iets wat leek op licht en ik hoopte dat de uitgang daar zou zijn. ‘Hoe heet de plek waar je vandaan komt?’ Vroeg hij zacht. Er waren duizenden plekken die ik kon noemen, maar ik was hier zonder ook maar iets van bagage binnengelopen dus het moest maar net in de buurt zijn en bestaan. Dus deed ik het eerste wat in me op kwam en liet me op de grond vallen om het gesprek te ontlopen. Ik wilde zeggen dat het door mijn losse veters kwam, maar bedacht me net op tijd, hij zag immers in het donker, iets waar ik maar niet aan kon wennen. Het metaal was koud en trilde licht. ‘Eva?’ Vroeg hij terwijl hij me overeind hees, zijn stem klonk nog altijd vriendelijk maar het was duidelijk dat hij een antwoord wilde. ‘Zou je me alsjeblieft geen Eva willen noemen?’ Vroeg ik terwijl ik een plukje haar achter mijn oor veegde. ‘Ik zou je graag vertellen waar ik vandaan kom, maar..’ Vervolgde ik. ‘Ik wil er niet meer aan denken oké?’ Verzon ik snel. Mijn stem klonk niet bepaald zeker. Het was lang geleden dat ik zo veel achter elkaar gelogen had. ‘Voor nu.’ Antwoordde hij. Anders als buiten zo straks klonk zijn stem hard, het herinnerde aan mijn kwetsbaarheid. Maar desondanks dat was ik blij dat ik nog even tijd kreeg om een fatsoenlijk antwoord te bedenken. Opnieuw zwijgend liepen we verder. De stilte drukte op mijn schouders, zwaarder als mijn schooltas ooit gewogen had. ‘Hier kunnen we als het goed is weer naar beneden. ’ Fluisterde Desh terwijl hij naast het licht, dat een rooster bleek te zijn, hurkte. Hij peuterde aan de rand van het ding en haalde iets uit zijn zak. Het was te donker voor mij om te zien wat het was, maar binnen enkele seconden hoorde ik iets klikken en schoof hij het ding voorzichtig een stukje op zij. Een dun straaltje licht viel de tunnel binnen. Ik knipperde vluchtig met mijn ogen om ze er aan te laten wennen. Desh boog zich dichter naar de smalle opening toe en keek er door heen. Het was stil aan de andere kant van het luik, maar dat hoefde immers niet te betekenen dat er ook daadwerkelijk niemand was. Geruisloos schoof hij het ding nog wat opzij. ‘Blijf hier dan kijk ik of de kust veilig is.’ Beval hij me terwijl hij zich uit het luik liet zakken. Hij landde op de grond en ik zag hem nog even omhoog kijken voor hij uit beeld verdween.
Ik zat op de bodem met mijn rug tegen het koude metaal. Nare herinneringen probeerden mijn hoofd op nieuw binnen te dringen, maar ik weigerde er aan toe te geven. Dus concentreerde ik me op de dingen die nu gebeurden en zette ik de laatste dagen nog eens op een rijtje. Mijn gedachten gleden af naar de ketting die me hier heen gebracht had. Hij zat nog steeds in mijn zak en op een of andere manier bleef hij altijd koud aan voelen. En hoe ik vast had gezeten in de witte kamer, en daar overmoedig dacht te kunnen ontsnappen. De man met het grijze haar die me met had laten gaan maar geen antwoord had gegeven op alle vragen die ik had. De winkel, met boeken die eruit zagen alsof ze eeuwen oud waren terwijl ze jaren na de tijd waarin ik leefde geschreven waren. Hoe ik mijn vingers strekte tegen het zwarte vlak tegen bij de ingang en verwachtte dat ik op gepakt zou worden. Verrassend genoeg kon ik zo doorlopen. Ik begreep nog steeds niet hoe dat mogelijk was, ik kon geen enkele reden bedenken waarom het apparaat me door zou laten en toch was het gebeurt. Ik had mensen achteruit zien schuifelen uit respect voor een jongen die mij zonder reden mee naar buiten nam om te praten over mij en een of andere organisatie. Een organisatie die mensen als ik op probeerde te sporen. Die zelfde jongen had ruzie gemaakt met iemand die ik voor zijn vriend hield, voor mij. Waarom? Waarom interesseerde hij zich in me? Waarom deed hij zijn best om me hier naar binnen te smokkelen? En bovenal, waarom bracht hij zichzelf in gevaar om me te helpen? Achter in mijn hoofd zei een stemmetje dat hij me misschien wel helemaal niet wilde helpen, wie weet stond hij nu er ergens anders in een kantoor te vertellen waar ik zat zodat mensen me konden oppakken. Maar ik geloofde, of misschien hoopte ik het alleen, dat hij als dat zijn bedoeling was geweest al veel eerder zijn slag had geslagen. Hij had de hele tijd achter me gelopen, had ogen die superieur waren aan de mijne en bovendien had hij de toestemming om hier rond te lopen. Mijn gedachten werden bevolkt door duizenden en duizenden vragen. Hoe konden mensen hier zien in het donker? Hoe was ik hier gekomen? Dingen die ik drie dagen geleden absoluut voor onmogelijk gehouden had waren op een onverklaarbare manier mogelijk geworden. De tijd verstreek langzaam en ik was blij met het beetje licht dat de ruimte er onder me gaf.
‘Evanee? Kom maar naar beneden.’ Fluisterde Desh zacht. Zijn bruine haar zag er zelfs van boven nog goed uit, hoewel ik die gedachte probeerde te negeren. Het deed er niet toe. Ik knikte en pakte de rand vast. Mijn vingers konden weinig grip vinden aan de rand, maar ik liet te me toch voorzichtig zakken. Helaas gleden ze weg voor ik de tijd had om rustig los te laten, wat resulteerde in een nogal lompe landing. Het plafond was te hoog om er naar toe te kunnen springen, maar het luik kon het ook niet best open blijven staan. De kamer waar we in stonden bestond uit witte wanden met daar aan ijzeren ringen, en verder niets. Vertwijfeld keek ik er naar. Desh zette af en zonder moeite hing hij aan een arm aan het plafond, dat blijkbaar toch niet te hoog was om springend te halen. Voor hem niet in ieder geval. Nadat hij het luik weer terug op zijn plek geschoven had liep hij zwijgend naar de deur en ik ging er van uit dat het de bedoeling was dat het de bedoeling was dat ik hem volgde. De deur sloot automatisch achter ons en toen ik de gang waar we in stonden bekeek leek het alsof ik terug was in de gang van zo straks, maar ik wist dat het niet zo was door het gebrek aan ramen. Desh begon sneller en sneller te lopen en ik volgde zijn voorbeeld zonder vragen. ‘Loop door!’ Snauwde hij, toen we de hoek om liepen. En zijn plotselinge omslag in humeur deed me afvragen of hij misschien spijt had van zijn beslissing mij te helpen. Of misschien had hij eindelijk begrepen welke risico’s het met zich mee bracht.
Ik hoop dat het bevalt! Het is deze keer niet gecontroleerd omdat het toch maar weinig is, maar ik heb het wel even vluchtig door gelezen op ernstige fouten.
Meer komt er zeker
.