
Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
Citaat:Dag 2: An unexpected event
Huh?? Hoorde hij dat nou goed? Nooit meer terug naar mijn mens? Zal Whiz dan toch gelijk hebben en worden we op het moment gestolen? “Zeg daar maar niks meer over Harry, hij lijkt wel te begrijpen wat je zegt,” zei Tinus op het moment dat Google onrustig heen en weer begon te bewegen in zijn smalle hokje. “Ik zei het toch!” zei Whiz voorzichtig “We worden gestolen”. Doordat beide paarden onrustig werden van de wetenschap dat ze gestolen worden geven de twee dieven de paarden nog een extra verdoving, met de woorden “Een goede reis jongens”, verlieten de dieven de wagen, Google en Whiz in een diepe roes achterlatend.
Uren later komen de paarden weer een beetje uit hun roes vandaan. Ze zijn allebei een beetje nerveus en staan in zichzelf verdrietig te murmelen. Zie ik mijn mens nou nooit meer terug. En hoe moet dat met Luna? Zo is het wel heel makkelijk voor een nieuwe hengst om haar in te pikken. Ik kan haar niet eens verdedigen, denkt Google. Nee, ik moet sterk zijn! Misschien kan ik wel ontsnappen. “Hey jij daar”, zegt Google. “Wat maakt jou zo interessant om te stelen?” Omdat Whiz niet meteen reageert, gaat Google arrogant verder “Ik ben een goed dressuurpaard en dekhengst. Mijn mens zegt dat ik ooit heel beroemd ga worden.” Nog steeds geen reactie van Whiz zijn kant. Dan niet denkt Google, schijnbaar rustig begint hij van zijn hooi te eten. In zijn hoofd begint hij met een ontsnappings plan. Want dat hij weer terug naar huis wil is iets dat als een huis boven water staat.
Na een reis van ongeveer 20 uur merkte Google dat de vrachtwagen de snelweg verliet en verder op binnenwegen reed. Onderweg waren ze langs een mooi bergachtig gebied gekomen. Dromend over mooie avonturen samen met Luna stond Google te soezen. Samen zouden ze koning en koningin over de bergen zijn, de mooiste kudde hebben en alleen het beste voer en schoonste water krijgen.
Na een scherpe bocht schrok Google wakker uit zijn droom. Zijn spieren waren stijf geworden van het lange stilstaan en zijn keel voelde aan als schuurpapier. Google was het ondertussen spuugzat. Spuugzat dat hij geen fatsoenlijk water gekregen had onderweg. Uit de emmer die ze hem voor gehouden hadden ging hij dus echt niet drinken. Whiz had er geen problemen mee gehad die had gulzig gedronken uit de oude vieze emmer die ze hem voor hadden gehouden. Maar ook spuugzat dat hij hier in dit rijdende hok stond met Whiz, die hij verder maar helemaal negeerde, helemaal geen aandacht kreeg en niemand hem vertelde hoe leuk en stoer hij wel niet was.
Google keek uit het raam en zag dat ze de grote weg verlieten en een landweggetje op draaide. Een paar honderd meter verder doemde het grootste en mooiste stallen complex op dat Google ooit gezien had. Net voor de stallen stopte de veewagen en stond een groom die ze al opwachtte op en liep naar de twee dieven toe die ondertussen ook uitgestapte waren. Uit pure irritatie en ongeduld trapte Google een paar keer flink tegen de achterwand aan. “Haloooo komt er nog wat van?” riep Google. “Wind je niet zo op man” riep Whiz. “Ze komen echt niet eerder ons eruit halen als jij zo’n kabaal loopt te maken!” Eindelijk de klep open. De zon was nog maar net boven de horizon uit aan het komen. Waar het in Nederland een frisse mistige ochtend was, was het hier in Italië nu al lekker warm. Google snoof alle geuren op die zijn neus binnen dreven. Tot zijn grote vreugde rook hij ook een paar hengstige merries. Hmm dit kon toch nog wel eens minder rot worden als ik dacht, dacht hij.
De groom die ons op had zitten wachten kwam samen met Harry de klep op gelopen. Ze praten in een taal die Google niet begreep. Dit maakte hem alleen maar geïrriteerder. Briesend van woede probeerde hij de groom te bijten op het moment dat deze hem los wilde maken om hem de wagen uit te begeleiden. “Hoo, ragazzo calmo”, zei de groom. Google snapte er niks van, wat wilde hij nou van hem? Snuivend vloog Google uiteindelijk de veewagen uit. Toen hij op de grond stond tilde hij zijn hoofd zo hoog als hij kon op en liep trots als een pauw maar chagrijnig als wat met de groom mee de stallen in. Toen hij het gangpad binnen liep wist hij niet meer waar hij moest kijken. Zoveel luxe, zoveel schoonheid had hij nog nooit in zijn leven gezien. Hij was zo onder de indruk dat hij eventjes stil bleef staan, maar na een paar rustige en wat hij vermoede bemoedigende woorden waren van de groom liep hij rustig mee naar zijn nieuwe stal. Zijn stal was bijna zo groot als de paddock die hij in Nederland had. De muren van de stal waren betegeld met glanzende witte tegeltjes. In de hoek van de stal hing de waterbak hem te lokken. Snel liep hij daarheen om zijn dorst te lessen, maar toen hij het beetje water wat in het bakje stond op had kwam er niet meer water uit. Uit ergernis stampte hij een keertje op de grond. Wat moest er gebeuren zodat hij eindelijk eens fatsoenlijk water kreeg.
Toen kreeg hij het luik naar buiten in het oog. Voorzichtig stak hij zijn hoofd naar buiten om de omgeving eens goed in zich op te nemen.
Schitterende weides strekte zo ver als je kon kijken, middenin was een grote vijver waar een paard door 2 mensen in geleid werd en zo de vijver een paar keer rond zwom. Ook zag hij een grote hal waar een paar paarden getraind werden. Dit zag er allemaal nog niet zo verkeerd uit vond Google. Na een paar minuten kwam de groom samen met een meisje terug naar de stal van Google. Het meisje begon tegen hem te praten maar hij snapte er nog steeds niks van. Wat hij er wel aan snapte was dat ze een aardige stem had. Toen ze de staldeur open maakte liep hij nieuwsgierig maar voorzichtig naar haar toe. Toen ze haar hand uit stak naar hem duwde hij voorzichtig zijn neus in haar hand. Het meisje klikte Google vast en nam hem mee naar een mooie wasplaats. Daar haalde ze zijn reisbescherming van hem af, gaf hem een emmer met sprankelend water, zodat hij eindelijk zijn dorst een beetje kon lessen, en gaf hem een douche met lekker warm water. Daarna nam ze hem mee naar buiten waar ze hem in een van de mooie weides los liet. Dankbaar maakte hij hier gebruik van door en gillend en bokkend een paar minuten door de wei te rennen. Het meisje dat Carlotta bleek te heten, was aan de rand van de wei blijven zitten en keek genietend toe hoe Google zich uit sloof.
Een paar weken later was Google helemaal gewend en verstond de taal die gesproken werd. Whiz was 2 dagen na aankomst weer opgehaald en had nog een korte reis voor de boeg naar zijn nieuwe plek. Het was een mooie ochtend en het beloofde weer een warme dag te worden. Google stond tegen zijn buurman, Vito op te scheppen over zijn nieuwe merries die hij gekregen had. Hij had er niet eens voor hoeven te vechten. “dat lukt jou niet, he”, zei Google tegen Vito. Vito keek een keertje naar Google en hield verder zijn mond dicht. Praatjesmaker dacht hij. Laat hem maar praten. Ik heb mijn eigen dames op mij wachten.
Klokslag 6 uur kwam Carlotta de stal binnen lopen en riep Google zijn naam. “halooo, ik ben er klaar voor!” riep Google blij. Sinds hij hier aangekomen was had Carlotta hem in de watten gelegd en hem verzorgd. Hij had zich nog nooit zo goed gevoeld.
Gestolen of niet dacht Google. Hier wil ik de rest van mijn leven blijven.
Citaat:The furthest away you have ever been.
Vóór haar lag de uitgestrekte oceaan. Aan de horizon was een rode gloed van de zon te zien maar verder was het nog donker. De golven deden de Eva, zoals haar boot heette, rustig deinen.
Ze trok haar windjack strakker om zich heen en huiverde. Weer had ze een nacht op ruw water overleefd. Haar Eva was gestalkt door een staartje van El Niño en de boot had zich kranig verweerd. Ze waren over hoge golven gedoken en de wind had om hen heen geraasd.
In het heetst van de strijd was Diane erachter gekomen dat haar toplicht het niet deed. Naar boven klimmen om het te bekijken had geen zin gehad, dit zouden ze beiden niet overleefd hebben.
De Eva was te klein gebleken voor de radars van de vrachtschepen, een uiterst verbaasde passant had haar dit duidelijk gemaakt toen ze contact hadden via de radio.
Voor Diane had er niets anders op gezeten dan de hele nacht aan dek te blijven om de gitzwarte horizon af te speuren naar even zo zwarte schepen om contact te zoeken via de radio en haar plek in het ruime sop door te geven wanneer ze er een zag.
Ze hadden het overleefd. Op het toplicht en een gescheurd fokzeil na was de Eva ongedeer gebleven. De boot lag nu rustig te dobberen en wapperde haar zeilen droog in de koele bries die de nieuwe ochtend hen bracht.
Diane keek de kajuit in. Alles was door de kleine ruimte gesmeten. De foto die ze samen met een medezeiler had gemaakt aan de kust van Portugal lag doorweekt in het zeewater op de vloer. Als het zeewater was. Haar laatste verse producten dreven ook door de kajuit en Diane zuchtte van ongemak. Dat zou ze wel weg kunnen gooien en als haar vorderingen doorgingen zoals ze de laatste vijf dagen deden, zou ze de komende 11 dagen nog wel aan de noodlesoep zitten.
In een hoekje van haar natte bed zag ze een klein harig hoopje dat nu hoopvol zijn kopje optilde en een oogje opende. Baboon mauwde klaaglijk.
'Wat doe ik je ook aan lieve Baboon,' zei Diane zacht terwijl het zwarte katje zich uitrekte en een droge route door de kajuit zocht naar de uitgang. Eenmaal aan dek drukte hij zijn kopje tegen Dianes dijbeen en begon spontaan te spinnen.
'Kom je lekker buiten bij mij opdrogen? De zon komt op, dus het word straks een stuk aangenamer hier. Als het buiten eenmaal warm is ga ik bekijken of ik wat dingen vanuit de kajuit te drogen kan hangen.' En wat ik allemaal weg kan gooien, dacht ze er in stilte achteraan.
Gelukkig had ze voldoende voer voor Baboon ingeslagen in Portugal, haar maatje zou tijdens de beproeving die nog minimaal een jaar zou duren, in elk geval geen honger hebben.
Even zaten ze stil in de koude ochtendbries naar de zonsopkomst te kijken. Alles leek aan te geven dat het een warme, stille dag zou worden en als Diane niet al vijf dagen op dezelfde plek had stilgelegen had ze misschien van de paradijselijke rust kunnen genieten.
De zeilen van de Eva waren te klein om ook maar iets met de zachte wind te doen en 's nachts bleek de boot te weinig lijf te hebben om door de ruwe zee heen te cruisen.
De verleiding om de motor van de boor te starten werd steeds groter. Ze zou zichzelf een stukje op weg kunnen helpen en zodra ze wind zou voelen die krachtig genoeg was, zou ze haar zeilen hijsen en verder gaan op windkracht.
Dat kon ze doen.
Ze kon het ook niet doen en de reis maken zoals ze hem oorspronkelijk in gedachten had gehad. Zij, met moeder natuur aan haar zijde, de wereld rond. Geen moderne technieken en geen motorkracht. De moderne technieken had ze echter in gebruik moeten nemen van haar vader. Hij steunde haar plan van de wereldreis maar verwachtte wel dat ze alles zou doen om haar eigen veiligheid te waarborgen. En daar hoort een radio bij.
De motor had ze ook moeten laten zitten en bij het binnenlopen in de kleinere havens van Europa had de motor haar al goed dienst bewezen, al zeilend de ondiepe wateren vermijden en om al het andere vaarverkeer heen een veilige ligplek zoeken had ondoenlijk gebleken. Bij de eerste haven die zij aandeed was ze zo uitgelaten geweest om land te zien maar tegelijkertijd zo overvallen door de drukte dat ze, toen ze een motorjacht recht van voren naderde haar zeilen had moeten laten vallen en in hoog tempo de motor had moeten starten.
Dat was maar net goed gegaan.
Het geklepper van het gescheurde fokzeil trok Diane terug uit haar overpeinzingen en ze zuchtte. Als eerste zou ze de schade van afgelopen nacht herstellen en haar kajuit opruimen. Als er dan nog steeds onvoldoende wind zou staan zou ze de motor starten en zichzelf en de Eva voorzien van een steuntje in de rug.
Ze stond op en met een luide kreet schoot Baboon terug de kajuit in. Vanaf haar bed keek hij haar gepikeerd aan en begon zijn pootjes te wassen.
Diane klauterde over het dek naar de fok en trok de lijn los uit de schoot. Het zeil zakte met een ratelend geluid in en ze vouwde het secuur op. Bij aankomst op haar volgende bestemming zou ze het laten repareren, nu kon het dienst doen als een extra kussen voor Baboon.
Terwijl ze terugklauterde naar de kajuit met het zeil onder haar linkerarm zocht ze de horizon af. Ze zocht naar een teken van leven. Een andere boot. Iets, het maakte haar niet uit wat. Op de verschrikkelijke nachten na had ze overdag geen enkel contact met een ander levend wezen dan met zichzelf en Baboon. De laatste dagen merkte ze dat ze tegen de Eva was gaan praten alsof het haar zus was.
In de kajuit legde ze het gescheurde zeil op een plank. Terwijl ze bezig was met het vastsnoeren van het zeil hoorde ze kleine tikjes tegen de romp van de boot.
Ze schoot de kajuit uit en werd begroet door de eerste dolfijn op haar reis.