[VER] The mysterious life of Gwen Lawcy

Moderators: Polly, Muiz, NadjaNadja, Telpeva, Essie73, ynskek, Ladybird

Toevoegen aan eigen berichten
 
 
Loes2009
Berichten: 161
Geregistreerd: 15-06-10

Link naar dit bericht Geplaatst: 03-06-11 01:32

Wow jij kan echt super mooi schrijven! heb alles in een avond gelezen! komt er nog een stukkie?? *\o/*

Annettu_

Berichten: 2293
Geregistreerd: 15-08-07

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 03-06-11 11:41

prachtig ! Nooo alec !

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 03-06-11 21:27

Komt waarschijnlijk morgen nog een stukje! Heb de laatste tijd nogal druk met school... Maar de zomervakantie komt dichterbij, dus bereid jullie maar alvast voor! :D

hanny_jelke

Berichten: 5577
Geregistreerd: 20-05-08
Woonplaats: grave

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 03-06-11 23:49

heb je verhaal nu pas gevonden,
maar het leest lekker door.
de schrijf foutjes zijn niet storent.
ga het zekker verder volgen :j

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 05-06-11 21:22

Iets later dan verwacht, maar hier is dan weer de nieuwe update! Lees ze! :D


De deur klapt dicht en weg is Valko. Ik kan alleen maar gillen. ‘NEE! Niet Alec, niet mijn Alec...’ Mijn hart lijkt door het midden te scheuren, mijn Alec... Mijn dierbare Alec.. ‘IK HAAT JE!’ gil ik. ‘Hoe durfde je!’ Mijn alles... Mijn maatje, mijn... ‘NEE! NEEE!’ Ik glijd van het bed af, waardoor ik op mijn knieën op de grond val. Splinters dringen zich in mijn knieën, maar ik voel het niet. Ik sla met mijn vuisten op de grond, sta op, gooi een vaas tegen de muur. Tranen rollen over mijn wangen, ik ben woedend, maar tegelijkertijd verscheurd van verdriet. Ik wil pijn, pijn die erger is dan de pijn in mijn hart. Ik pak de scherven van de vaas van de grond, bal mijn handen tot vuisten. De scherven boren zich in mijn huid, bloed stroomt tussen mijn vingers door. Maar ik voel het niet. Ik ben als verdoofd, de pijn van mijn handen heeft geen betekenis. De pijn in mijn hart wel. Ken je het gevoel, wanneer iemand je een trap verkoopt? Het is niet alleen de pijn lichamelijk, het is ook de pijn dat iemand die je de trap heeft verkocht, het met een rede gedaan heeft. Dat het met opzet was. Wanneer je van de trap afvalt omdat je een trede mistte, heb je alleen lichamelijk pijn, maar geestelijk deed het niets met je. Wat is uiteindelijk erger, pijnlijker; geestelijke pijn, of lichamelijke pijn? Voor lichamelijke pijn bestaan medicijnen, voor geestelijke pijn niet. De pijn in mijn hart valt niet te beschrijven, het is alsof er een deel ontbreekt, en het nooit terug zal komen. Alec zal ook nooit terug komen, Alec zal altijd wegblijven. Voor altijd. Nooit zal ik hem weerzien, hem omarmen, op hem rijden, avonturen met hem beleven. Nooit. Ik kan het niet geloven, toch weet ik dat Valko niet liegt. Zijn handen, die mijn gezicht hebben vastgehouden, mij hebben aangeraakt, hebben Alec vermoordt. Ik zal Valko nooit weer kunnen zien, het zal me kapot maken, van binnen uit. Valko zal me kapot maken zoals hij Alec kapot heeft gemaakt. Ik haat hem, maar diep van binnen, is er geen haat, maar liefde. Ook al heeft hij mijn paard vermoord, mijn maatje.. Mijn Alec. Ik zal van hem blijven houden. Die gedachte maakt me woedend op mezelf, op mijn stomme gevoelens, op mijn hart. Ik weet dat als Valko zal sterven, er niks van mijn hart zou overblijven, niks van mij zou overblijven. Ik zou net als hen sterven, hen die mijn hart deelden.

Nadat ik me opgefrist heb loop ik als een zombie door het kasteel heen. Niet wetend wat ik moet doen. Onder mijn blote voeten voelen de tegels koud en hard aan. Buiten gaat het weer tekeer. De wind raast, bliksemslichten schieten uit de donkere hemel. Ik ril. Ik zou deze nacht niet kunnen slapen. Mijn gevoel zegt dat er binnenkort iets gaat gebeuren, iets wat mijn leven in een klap gaat veranderen. Maargoed, dat zegt mijn gevoel. Of er ook echt iets gaat gebeuren.. Niks wijst erop. Ik loop terug naar mijn kamer, en zie dat mijn deur open staat. Ik had heb toch dicht gedaan? Of heb ik hem niet goed gesloten? Ik loop naar de deur en plaats mijn fakkel in de houder naast de deurpost. Het is donker in mijn kamer. Blijkbaar was ik hem gewoon vergeten dicht te doen. Raar. Ik sluit de deur en tast de muur af op zoek naar de fakkel aan de muur. Gevonden. Ik pak een luciferdoosje uit mijn zak en steek een lucifer aan. Ik houd de branden de lucifer tegen de fakkel aan en al snel is het vuur overgesprongen. Ik zet de branden de fakkel terug in zijn standaard. Gekraak. Ik draai me in een ruk om. Maar de kamer lijkt even verlaten als daarvoor. Ik haal opgelucht adem. ‘Stom kop,’ mompel ik tegen mezelf. ‘Er is hier helemaal niemand, doe toch normaal.’ Ik schud mijn hoofd. Waarom ben ik in een keer zo gespannen? Ik loop naar mijn bed toe en steek de kaars op mijn nachtkastje aan. Ik loop weer naar de fakkel toe en blaas hem uit. Slechts de kaars verlicht mijn kamer. Weer gekraak. Ik kijk zoekend in het donker. Niks wijst erop dat er ook maar iemand aanwezig is. Ik loop naar mijn bed toe en laat me onder de dekens zakken. De warme dekens geven me een veilig gevoel. Ik adem diep in, en diep uit. Rustig Gwen, rustig. Het is vast de wind. Niks aan de hand. Er is helemaal niks aan de hand. Ik haal nog een keer diep adem en sluit dan mijn ogen. Ik open nog een keer mijn ogen. ‘Niet schreeuwen.’ Mijn ogen sperren zich wijd open. Een man komt uit de schaduw te voor schijn. Mijn mond opent zich om te schreeuwen, maar er komt geen geluid uit mijn keel. ‘Braaf,’ sist hij. In zijn hand glinstert een mes. ‘Als je stil bent, doe ik je geen kwaad.’ In zijn andere hand houdt hij een touw. Mijn hart gaat te keer. Weg. Weg. Wegwezen! Ik. Moet. Weg. Zijn ogen boren zich in die van mij. Ik ken hem. ‘We hebben elkaar al eerder ontmoet.’ Ja sukkel, alsof ik daar nog niet achter was. ‘Je zag er alleen wat minder verzorgt uit,’ grinnikt hij, ‘met die bult op je hoofd.’ Mijn hoofd kleurt rood. ‘Weet je dat niet meer?’ Hij heeft zijn touw op het dekbed gelegd en aait me over mijn wang. Ik voel me aangetrokken tot deze vreemde onbekende man. Wie is hij eigenlijk? Wat doet hij hier? ‘Jammer dat je op de vlucht sloeg, en tegen een boom aan knalde waardoor je bewusteloos raakte, daardoor wat het voor mij onmogelijk om je te verplaatsen.’ Ik weet in een keer wie hij is en schiet achteruit, zo ver als ik kan, tegen de muur aan. De rover. Hij leunt over het bed heen, waarbij hij op een hand steunt en met zijn andere hand drukt hij het mes tegen mijn keel. Zijn gezicht is gevaarlijk dichtbij. Onze neuzen raken elkaar bijna. Ondanks er zo weinig licht is, zijn zijn ogen helder. Diep blauw, met donkere randen. De ogen van een wolf. Zijn neus is recht, perfect, op een sneetje na. Zijn lippen zijn vol, maar mannelijk. Zijn bruine (of is het blonde?) haar is niet kort, maar ook niet lang, en staat wild alle kanten op. Conclusie: te verleidelijk voor woorden. Ik kan er niks aan doen, als een magneet trekt hij me aan. In. Houden. Ik draai mijn gezicht weg. ‘Waarom zo verlegen,’ fluistert hij in mijn oor. Ga weg, ga weg, ga weg! Ga alsjeblief weg. Ik kan het niet over mijn lippen krijgen. Ik hoor voerstappen op de gang, dit is mijn kans. Net wanneer mijn mond zich opent op te schreeuwen drukt hij zijn lippen op de mijne. ‘Leuk je weer is gezien te hebben,’ fluistert hij. En dan is hij weg. Verdwenen in de duisternis.

‘Gwen, wakker worden!’ Valko schudt me wakker. Ik schiet overeind. ‘Valko.’ ‘Rustig Gwen, ik weet dat je het niet leuk vind om me te zien, maar het was het verstandigst dat ik je wakker zou maken.’ Ik zak weer naar beneden en haal diep adem. ‘Wat kom je doen,’ vraag ik. Valko kijkt me in de ogen. ‘Niet schrikken.’ Ik kijk hem nors aan. ‘Vertel nou maar gewoon wat er aan de hand is.’ Hij slaakt een diepe zucht. ‘Er is vannacht ingebroken.’ In een klap zijn de herinneringen van gisteravond terug. De rover. De kus.. Valko mag het niet weten. Ik doe als of ik geschrokt ben. ‘Echt?’ piep ik. Hij heeft niet door dat ik toneelspeel. Hij knikt. ‘Hij heeft een vaas omgegooid, en er hing een ladder bij jou raam. Hij moet via jou kamer zijn binnen gekomen.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Ik heb niks gemerkt.’ ‘Hij was waarschijnlijk naar binnen geglipt toen jij bij Jacob was, en weer naar buiten gegaan toen je sliep.’ Ik knik. ‘Heb je niks gemerkt?’ vraagt hij. ‘Zie ik eruit alsof ik iets gemerkt heb?’ fluitster ik gemaakt boos. Hij schud zijn hoofd. ‘Nou dan, waarom heb je me wakker gemaakt?’ Hij kijkt naar de grond. ‘Omdat de zon al hoog aan de hemel staat en het al middag is, je sliep zo lang dat we ons ongerust gingen maken. ‘Wie gingen zich ongerust maken,’ vraag ik achterdochtig. ‘Jacob, ik, en de anderen.’ Ik raak geïrriteerd . ‘Nou je ziet dat ik nog leef, dus sodemieter maar weer lekker op,’ zeg ik en ik sla de dekens over mijn hoofd. Hij slaakt een diepe zucht. ‘Ik wil niet dat je nog boos op me bent Gwen.’ Ik trek de deken van mijn hoofd. ‘Dan heb je pech, want ik ben nog boos op je. Ik zal het je niet één, twee, drie zo vergeven Valko, je hebt mijn maatje vermoordt, ik weet niet of ik je dat überhaupt ooit kan vergeven. Dus ga nou maar weg.’ Ik ga weer liggen en doe mijn ogen dicht. Ik hoor hoe hij wegloopt. Voor de deur draait hij zich om. ‘Morgen is er een bal, en Jacob is dan waarschijnlijk genoeg aangesterkt, dus zorg ervoor dat je er goed uitziet, ik kom je aan het eind van de middag ophalen, zorg dat je klaarstaat. Dan valt de deur dicht en ben ik weer alleen. Helemaal alleen.

TheHorseInn
Berichten: 3092
Geregistreerd: 29-11-08

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 05-06-11 23:49

Super stuk weer!

heb weinig aan te merken eigenlijk! :)

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 06-06-11 20:20

Oké, fijn! :D

AniiQue
Berichten: 955
Geregistreerd: 20-06-06

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 11-06-11 01:38

Kon niet slapen en ik zag je verhaal. Heb zojuist alles bij gelezen. Natuurlijk spellingsfouten door dyslectie. Heb ik ook ik vergeef het je :+

Maar. I want more!

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 17-06-11 19:47

Nieuw deel! :D Wat later, maar goed, ik heb het druk met school, dus ik had niet veel tijd om te schrijven. Het deel hierna komt ook pas over ongeveer 2 weken, ivm toetsweek. Veel leesplezier! :Y)


‘Ga, aan!’ Gefrustreerd probeer ik mezelf in een baby blauwe jurk te wurmen. Blijkbaar ben ik wat aangekomen, want ik krijg de jurk niet verder dan mijn heupen. ‘Gwen, de koets staat klaar, we gaan zo vertrekken!’ ‘JAHA, ik kom al! Wacht even.’ Zucht. Ik houd mijn adem nog een keer in. ‘Één, twéé... DRIE!’ Eindelijk schiet de jurk over mijn heupen heen. Dan haal ik weer opgerust adem. Niet dat dat echt lukt, de jurk super strak. Evenals het korset eronder. Ik haat dit soort dingen. Ik maak de knopen vast en duw mijn haar weer in model. Godzijdank hoefde ik geen pruik op. Die dingen jeuken zó, dat het lijkt alsof er luizen over je hoofd paraderen. Mijn make-up zit nog goed. Klaar om te gaan. Op dat moment gaat de deur open. Het is Valko. ‘Gwen, je moet ga....’ Hij staart me met open mond aan. ‘Je ziet er..’ Voordat hij zijn zin kan afmaken antwoord ik al. ‘Ja ja ja, breng me nou maar naar de koets.’ Mijn stem bibbert van de zenuwen. Niet zozeer om het bal, maar omdat ik met Jacob in een koets moet zitten. Dé Jacob. Valko pakt me bij mijn arm. ‘Opschieten, jullie komen nog te laat!’ Ik ruk mijn arm uit zijn greep. ‘Blijf van me af!’ ‘Sorry,’ mompelt hij en hij maakt een gebaar dat ik moet volgen. Ik volg hem door de koude gangen van het kasteel. Mijn hakken maken een klakkend geluid op de harde vloer. We benaderen de enorme trap, die mistreus verlicht is door fakkels. Wanneer we beneden zijn zie ik dat de enorme deuren openstaan. Ik moet mijn ogen half dichtknijpen om naar buiten te kunnen kijken. Een prachtig verlicht vierspan met prachtige zwarten paarden staat te wachten. We lopen naar buiten, de trap af, en voor ik het weet sta ik voor de koets. Een lakei houdt de deur open. Ik adem diep en uit, en dan stap ik in.

Het is donker in de koets, ik moet mijn best doen om te kunnen zien. ‘Gwen.’ Ik schrik me rot als ik Jacobs stem hoor. Dat is waar ook, ik zit bij hem in de koets. ‘Rustig maar,’ zegt hij, en hij legt een hand op mijn knie. Door het licht dat door het raampje naar schijnt valt op een deel van zijn hoofd. Ik moet toegeven, gewassen en opgedoft ziet hij er veel jonger uit dan hij eigenlijk is, en nog best knap. Maar zijn blik is ijskoud, hard. Het bezorgt me rillingen. Zijn koude, dode stem, bezorgt me kippenvel. Ik schuif naar achteren, tegen de rugleuningen aan, zodat zijn hand van mijn knie afvalt. Ik gaat weer rechtop zitten, waardoor hij weer in het donker verdwijnt. Alleen zijn ademhaling, die nog een beetje zwaar is, herinnert me eraan dat hij tegenover mij zit. ‘Ik wil wat me je bespreken,’ zegt hij. Ik houd mijn ademhaling in. Wat wil hij nou weer van me? ‘Het gaat over het bal.’ Ik laat de lucht uit mijn longen ontsnappen. ‘Je gedraagt je, stelt je voor als Olivia Vival, want we willen geen risico lopen dat iemand je naam herkent. Niet dat ik denk dat dat gebeurt, want ik neem aan dat jou familie niet bij dit soort mensen aanklopt, maar je weet maar nooit.’ Hij haalt diep adem en gaat weer verder. ‘Je blijft netjes, slaat geen dansverzoeken af, en blijf niet te veel bij mij hangen, ik moet zaken bespreken. Maar ga ook niet in een hoekje zitten, praat met iemand.’ Ik haal opgelucht adem. Ik zit dus niet de hele avond met hem opgescheept. ‘En vergeet niet, je bent met mij getrouwd, en als iemand vraagt waar je vandaan komt, antwoord dan vaag. Evenals andere dingen die je oorspronkelijke nationaliteit verraden. En doe je dat niet, dan zal je gestraft worden.’ Hij buigt zich weer naar voren waardoor ik zijn gezicht weer kan zien. ‘En dat zou zonde zijn, niet?’

De koets draait een lange, met fakkelverlichte oprit op. Ik kijk uit het raampje, en zie dat er nog velen koetsen voor ons staan. De villa, of eerder een kasteel, licht warm op in de donkere nacht. Echtparen stappen uit prachtige koetsen, lopen de trap op en begroeten de poortwachters. Het is een oogverslindend schouwspel. Wanneer wij aan de beurt zijn, word de deur opgemaakt, en helpt een lakei me uit de koets. Wanneer Jacob uitgestapt is, pakt hij mijn hand vast en lopen we over de rode loper de trap op. Even vergeet ik dat het Jacob is die naast me loopt, en laat ik mijn ogen over het prachtig versierde gebouw gaan. ‘Sta niet zo te staren’ sist hij in mijn oor. Ik richt mijn blik weer strak vooruit, maar af en toe kijk ik uit mijn ooghoeken om me heen. ‘Welkom, meneer Vival, en uw bent. Ik draai mijn hoofd en kijk recht in het gezicht van een man, die er even koud uitziet als Jacob. ‘Ik ben..’ Voor ik mijn zin kan afmaken valt Jacob in. ‘Dit is mijn vrouw, Olivia Vival.’ De man schud mijn hand en bestudeerd elke vezel van mijn lichaam. ‘Aangenaam kennis met u te maken, mevrouw Vival, ik ben Eduwardo Darcolli, de gastheer.’ Ik geef een knikje en dan lopen we weer verder. We komen door een enorme hal, met grote schilderijen aan de witte muren, gouden meubels en rode gordijnen. Aan de hal zit een nog grotere hal vast, die volstaat met mensen. Vrouwen met enorme pruiken, prachtige jurken en mannen in pak. Het doet me denken aan mijn tijd thuis.. Ik genoot van dit soort feesten. Jacob begeleid me de zaal in, en stelt me voor aan verschillende mensen. Hij doet het woord, ik hoef slechts vriendelijk te lachen en te knikken. ‘Gwe.. Ik bedoel, Olivia, liefste, ik moet even mijn sociale contacten opvrissen, en nog wat dingen afhandelen, vermaak je jezelf even?’ Ik knik, en lach om mijn vriendelijkst naar Jacob. Ik wil niet graag terug naar het kasteel, want ik weet wat me te wachten staat wanneer ik deze avond verpest. Jacob aait me over mijn arm, en loopt dan weg. Alleen. Ik kijk om me heen. De sfeer die er hangt, is zo... zwaar, beladen. Fout. Een groot toneel spel. Zonder Jacob naast me, voel ik me niet veilig. Raar, dat je vijand toch veiliger, vertrouwder aanvoelt, dan een zaal vol mensen die je niet kent. Ik baan me een weg tussen de dansende mensen door, naar de zijkant van de zaal. Wanneer ik eindelijk ben waar ik wou zijn, lijkt het alsof een last van mijn schouders afvalt. Ik haal diep adem. Rustig Gwen, Rustig. Niks aan de hand, gewoon doen, alsof je je vermaakt. Ik kijk nog een keer rustig rond. Niemand lijkt me op te merken, niemand keurt me een blik waardig. Ik hoop niet dat ik de hele avond in mijn eentje hoef door te brengen, maar aan de andere kant wil ik ook niet dat iemand een praatje met me wil maken. Misschien kijk ik onbewust chagrijnig, dat daarom niemand het waagt om op me af te stappen. Of ik kijk zo wanhopig dat ze me zielig vinden, kan ook. Of het is de bedoeling dat ik op iemand afstap.. Een wanhopig gevoel bekruipt me. Misschien is het wel de bedoeling dat een vrouw bij haar man blijft.. Ik zie geen vrouw alleen zitten, even als geen man alleen praten. Mannen praten met elkaar, en hun vrouwen hangen wat aan hun armen, vriendelijk te lachen naar voorbijgangers, en af en toe knikken bij wijze van een groet. Ik voel me echt een vreemde eend in de bijt. Ik vraag me af of Jacob het wel leuk vind dat ik hier alleen sta te staan. Wat zullen ze over mij gaan zeggen, wie is die rare, stille, onsociale vrouw van Jacob? Voelt ze zich te goed voor ons? Is ze nooit op dit soort gelegenheden geweest? Waar komt ze dan vandaan, is ze een kamermeid? Wat ze ook zeggen, het zal niet bepaald positief zijn, en het zal ook niet goed zijn voor Jacob’s reputatie. Dan maar wat rond lopen, misschien dat mijn eenzaamheid dan wat minder opvalt. Vroeger, op feesten waar ik kwam, zaten de vrouwen bij de vrouwen, en mannen bij de mannen, alleen op de dansvloer hadden man en vrouw contact. Je maakte met iedereen die langs kwam een praatje, als je de kans kreeg. Heel anders dan hoe het er hier aan toe gaat. Ik loop rond, langs de dansvloer, en kijk naar de dansende paren. Na een tijdje krijg ik er genoeg van. Ik loop richting de toiletten, waar het veel rustiger is. Nou, eigenlijk is het hier ook niet rustig, aangezien er niemand is. Ben ik een verkeerd gangpad in gelopen? Ik kijk om me heen. Niemand. Ik loop rechtdoor, aan het gangpad lijkt geen einde te komen. Ik durf niet te schreeuwen, mijn stembanden zitten op slot. Adrenaline suist door mijn aderen. Waar ben ik? Waar ben ik!? Denk na, denk na, denk na Gwen! Waarom moet ik toch altijd verdwalen! Ik haal diep adem. Rustig blijven, paniekerig doen heeft geen zin. Ik draai me om, en nog een keer, en nog een keer. Van welke kant kwam ik nou? Alles lijkt zo op elkaar! ‘Rustig, rustig, rustig blijven Gwen,’ spreek ik mezelf toe. Maar mijn hart gaat alleen maar harder te keer, en mijn handen en benen trillen zo hard dat het lijkt alsof ze er elk moment kunnen begeven. Het licht is hier niet zo helder als in de danszaal, ik moet mijn uiterste best doen om te zien waar de muren zijn, laat staan dat ik de schilderijen kan zien. Ik besef het eigenlijk nu pas, hoe donker het is. Blijkbaar komen hier niet vaak mensen. Mijn hart klopt inmiddels al in mijn keel, nog even en ik stik erin. Rustig. Blijven. Ik haal nog een keer diep adem. Welke kant ga ik op, links, of rechts? Ik kijk nog een keer, maar ik weet het echt niet meer. Voetstappen. Ik spits mijn oren, maar die zijn zo verdoofd dat ik niet eens kan horen van welke kant de voetstappen komen. Ik draai met naar rechts, probeer te focussen. Een hand raakt mijn schouder. ‘Bent u verdwaald, Miss?’ Ik draai met in een ruk om. En ik kijk recht in twee diepblauwe ogen. De ogen van een wolf. De ogen van de rover.
Laatst bijgewerkt door thoraklover op 17-06-11 20:31, in het totaal 1 keer bewerkt

Loes2009
Berichten: 161
Geregistreerd: 15-06-10

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-06-11 20:13

Weer super goed geschreven ! ben benieuwd naar het volgende stuk!
Maar heel veel suc66 met je toetsweek.

Anoniem

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-06-11 20:15

mooi stuk weer! inderdaad hier en daar wat spelfouten, maar je geeft zelf aan dat dat door je dyslexie komt :j

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 18-06-11 10:06

dankjewel :j

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 26-06-11 10:42

Nieuwe update! *\o/* Ik had het druk, maar ik heb in bijna elke pauze tussen het leren door geschreven, dus jullie hebben toch nog een update voor mijn toetsweek! :D Bij de volgende update komt een samenvatting + een nieuw stuk, zodat jullie weten waar we ongeveer gebleven zijn. Veel leesplezier! :Y)

Voordat ik kan gillen, drukt hij zijn hand tegen mijn mond en druk een vinger tegen zijn mond, als gebaar dat ik stil moet zijn. Zijn ogen schieten heen en weer, kijkend naar de duisternis achter mij. Wanneer hij zeker weet dat er niemand in de buurt is, haalt hij zijn hand van mijn mond. ‘Rustig maar, ik ga je niet vermoorden, dat moet je inmiddels wel weten,’ grijnst hij. Zie ik er zo wanhopig uit? Ik haal diep adem, hij kan me niks doen. Hij kan me niks doen. Hij kan me niks doen. Maar natuurlijk weet ik dat hij van alles kan doen, dingen die ik niet kan tegenhouden. Ik kijk naar de grond, want ik weet dat als ik in zijn ogen kijk, hij me in zijn macht heeft. Hij aait met zijn hand over mijn gezicht. Ik schud hem eraf, en kijk weg. Ik hoor hem zuchten, ik vóél hem zuchten. Zijn adem strijkt over mijn gezicht. Het doet me beseffen hoe dichtbij hij eigenlijk staat. Ik probeer mijn stem normaal te laten klinken. ‘Wat doe je hier, wie ben jij?’ krijg ik eruit. ‘Wie ik ben, wat ik hier doe, is voor jou een vraag, en voor mij een weet, en dat ik wil graag zo houden,’ antwoord hij. ‘Wie ik ben en wat ik hier doe, is voor mij een weet en voor jou, dus antwoord nou maar gewoon,’ snauw ik. ‘Maakt het wat uit? Voel je je er beter door als je het weet? Nee.’ Hij duwt mijn kin omhoog, zodat ik wel in zijn ogen moet kijken. Hij heeft me door. ‘Of wel?’ vraagt hij mysterieus. Zijn helblauwe ogen kijken me onder zijn lange zwarte wimpers aan. Ik voel de blos over mijn wangen trekken. Verdomme, hou op! Schreeuw ik tegen mezelf, in mijn gedachte. Maar ik weet dat het geen zin heeft, mijn gevoel neemt het over. Geen. Controle. Stop. Maar de tijd stopt niet, ik heb geen tijd om alles op een rijtje te zetten. ‘Krijg ik nog antwoord?’ vraagt hij en hij trekt zijn wenkbrauwen flirtend op. Nee. Dit. Mag. Niet. Wel. Niet. WEL! Af. Ik probeer mijn gevoelens neer te slaan, maar ze zijn te sterk. Dan maar zo goed mogelijk proberen te onderdrukken. ‘Moet dat dan?’ vraag ik, terwijl ik mijn tong er half afbijt. Hij lacht, en legt daarbij zijn hoofd in zijn nek. In zijn wangen vormen zich twee schattige kuiltjes. Zijn tanden zijn recht, en wit, op een paar na. AF! Niet aan denken, je staat tegenover een moordenaar Gwen! Doe. Normaal. Hij heeft Boris vermoord, en hij wou jou ontvoeren! Ik voel een brok in mijn keel, die niet weg gaat door te slikken. De beelden van die dat staan me nog helder in het hoofd. Het pijl die Boris doorboorde, de val, het mes, het bloed. Zijn blik. Die stoere, verleidelijke, prachtige blik. Door hem zal ik me wel willen laten ontvoeren. Weer probeer ik mijn gevoelens weg te drukken, maar het lijkt alsof ze hun tong uit hun mond steken en roepen: Na-na-nana-naaa! Je kunt ons toch niet onderdrukken! Wanneer hij is uitgelachen kijkt hij me verleidelijk aan. ‘Ik heb geen zin om te praten, ik..’ maar voor ik mijn zin kan afmaken, valt hij in. ‘Ik heb ook geen zin om te praten, komt dat even goed uit.’ Ik open mijn mond om te antwoorden, hem af te snauwen, maar er komt geen geluid uit. Dan drukt hij zijn mond op die van mij, en laat ik al mijn gevoelens vervagen, oplossen, en me meevoeren met de stroom, de stroom die hij in werking heeft gezet, de stoom die ik niet wil stoppen. Niet kan stoppen. Zijn lippen zijn zacht, warm, fijn. Gek genoeg vertrouwd. Ik wil het gevoel vasthouden, het sterker laten worden. En hij lijkt het met me eens te zijn.

Voetstappen. Een schreeuw. Één duidelijke boodschap. ‘GWEN, WAT BEN JIJ AAN HET DOEN? WAT DENK JE WEL NIET!’ Ik draai me vliegensvlug om, en sta oog in oog met een razend boze Jacob. Zijn ogen zijn roodgloeiend, de kleur is uit zijn gezicht weg getrokken, zijn wenkbrauwen staan in een ongelofelijke bocht en zijn mond is samengeknepen van woede. Oh-oh. Problemen. Dat is zeker. Hij pakt zijn armen beet, en schud me hevig door elkaar. Zijn nagels boren zich in mijn huid, die net nog warm was, maar nu ijskoud. ‘BEN JE HELEMAAL GEK GEWORDEN!’ schreeuwt hij in mijn gezicht. Als een woedende stier snuift hij met zijn neus. ‘Denk maar niet dat je hier zonder gevolgen, zonder straf, vanaf komt! Verdomme. Ik heb het gehad met jou, helemaal gehad!’ Ik staar naar de grond, voel me onnozel. Hij heeft het gezien, hij heeft het door, hij zal het me nooit vergeven. Hij zal me straffen, en ik zal spijt hebben, nog meer dan nu. Veel meer. Hij zal me pijnigen, opsluiten en uithongeren. Ik ken Jacob niet lang, maar goed genoeg om te weten dat hij zoiets zal doen. ‘We gaan.’ Sist hij boos. Hij pakt mijn arm beet, en sleurt me door de gang. Ik kijk snel achterom, en vang een blik van zijn lachende ogen, die glinsteren in het donker. Klootzak.

De koetsreis was stil, gelukkig. Jacob zat boos tegenover me, uit het raam te staren. Zwijgend. Wat hij gezien heeft, is me nog niet duidelijk. Wat me wel duidelijk is, is wat hij gezien heeft, genoeg was om woedend van te worden. Wat me te wachten staat, is me ook nog niet helemaal duidelijk. Hij heeft niks over straf gezegd, over wat hij zal doen. Ik weet dat het niet leuk is wat me te wachten staat. We lopen zijn kasteel binnen, nog steeds zwijgend. De gang is donker, stil en verlaten. Slechts één fakkel verlicht de gang. Zijn koude hand houd mijn arm stevig vast, alsof hij bang is dat ik ontsnap. Het verbaast me hoeveel kracht er in zijn hand zit, aangezien hij gister er nog erg zwak en ziek uitzag. In een rustig tempo, voert hij me door talloze gangen, waar ik nog nooit geweest ben. Het is slecht verlicht, ik zie bijna geen hand voor ogen. Ik durf hem niet te vragen waar we heen gaan. Mijn hard bonkt in mijn keel, en het zweet breekt me uit wanneer we een trap afdalen. De kou en het vocht, trekken langs mijn benen omhoog. ‘Waar gaan we heen?’ piep ik. Hij kijkt me nors aan. ‘Dat zie je vanzelf,’ snauwt hij boos. De trap is stijl, ik moet mijn best doen om niet te vallen. Wat erg moeilijk is, als je nagaat hoe klein de treden zijn, en hoe hard Jacob me meetrekt. We dalen en dalen, er lijkt geen einde aan te komen. Wanneer we eindelijk op de grond staan, merk ik dat mijn schoenen half wegzakken. Ik kijk naar beneden. Modder. We lopen door, voorzichtiger. Het is zo donker, dat ik bijna niets kan zien. Iets kronkelt zich om mijn enkel. Ik tuur naar beneden. Slangen. Een gil ontsnapt uit mijn keel, de slang verstrakt zich rond mijn enkel, kronkelt zich via mijn been omhoog, mijn jurk in. ‘Blijf staan!’ sist Jacob. Zijn ogen staan rood gloeiend, zijn gezicht staat woedend. ‘Er. Zit. Een. Slang. In. Mijn. Jurk.’ Ik piep, probeer niet te gillen, bang dat het meer slangen woedend zal maken. Jacob maakt een vliegensvlugge beweging, hij duwt mijn rok omhoog, pakt de slang beet bij zijn nek, en rukt hem van mijn been af en smijt hem de duisternis in. ‘Er zitten er meer, dus kijkt uit waar je loopt,’ sist hij. Ik knik, staar naar de grond, bang om er meer aan te treffen. ‘Is dit een slangenkelder?’ piep ik. ‘Houd je kop, of ik laat je hier,’ bromt hij. Ik knik. Ik heb geen zin om hier langer te zitten. Voorzichtig, stap voor stap, bewegen we ons door de kelder. Ik moet me inhouden om niet te gillen, me los te rukken en terug naar de trap te rennen. Want Jacob had gelijk; er zitten er nog meer. Ver weg gestopt, kronkelend door de modder. Ik spits mijn oren, hoor het sissen van de slangen, maar ook.. Menselijke geluiden. Vaag hoor ik geschreeuw, gegil, smekende, biddende geluiden. Geluiden die uit een martelkamer kunnen komen. Ik ben nog nooit in een martelkamer geweest, ik weet dat mijn vader er een heeft, en ik ken de verhalen over gillende, smekende mensen, die bidden om vergiffenis. Maar de beulen laten ze alleen nog meer pijn voelen. Ik heb gehoord over notenkrakers, die gebruikt worden om vingers te breken. Over tafels, die mensen uit elkaar trekken. Over bijlen met punten eraan, waar mensen mee geslagen worden. En nog meer van die apparaten, waarvan ik hoop nooit de pijn ervan te hoeven voelen. We naderen een brandende fakkel, die een oude houten deur verlicht. De geluiden zijn harder geworden, ze laten mijn knieën knikken en een koude rilling langs mijn ruggengraat lopen. Jacob pakt de fakkel uit de standaard, en opent de deur, de deur van de duisternis, de deur van het kwaad. De deur van de hel. Wat er zich achter die deur afspeelt, is waarschijnlijk nog erger en enger dan dit. In ieder geval pijnlijker.

Anoniem

Link naar dit bericht Geplaatst: 26-06-11 13:08

goed stuk weer! heb nu al zin in het volgende deel O:)

Loes2009
Berichten: 161
Geregistreerd: 15-06-10

Link naar dit bericht Geplaatst: 26-06-11 18:15

Heftig. ben benieuwd naar volgende stukk!! super goed!

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 30-06-11 20:07

Bedankt voor jullie berichtjes :D Nog 1 dag toets, dan weekend weg met de klas en dan kunnen jullie weer een update verwachten :j Hebben jullie verder nog tips? Ik heb het idee dat er iets mist, maar wat... :=

TheHorseInn
Berichten: 3092
Geregistreerd: 29-11-08

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 30-06-11 22:40

Wauw!
SUper weer!
Ben erg benieuwd,idd,typefoutjes in een verhaal viel me ook op! :)
Maar het stoort me niet

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 17-07-11 19:25

Ivm o.a. school heb ik heel lang niet kunnen schrijven, vandaar dat de nieuwe update pas vandaag klaar is :) . Ik heb eerst even een samenvatting gemaakt, zodat jullie weten wat er onderhand gebeurt is. Het is een hele groffe samenvatting gemaakt, zeg maar de rode draad van het verhaal. En natuurlijk een nieuwe update, veel leesplezier! :D

Samenvatting:
-Gwen wordt door haar ouders verloofd aan een man van wie ze niet houdt, en besluit te ontsnappen met haar paard Alec. Dan wordt ze in het bos gevangen genomen door een groep ridders, van Jacob Vival. Ze word verliefd op de leider van de ridders, Valko. Maar ze moet trouwen met de opperbaas (Hertog) Jacob Vival. Jacob Vival wordt ziek en Valko zorgt voor Gwen, hij brengt hij elke morgen eten etc. Wanneer ze op een dag uit rijden gaat met Boris, word Boris neergeknalt door een rover, die een hele grote aantrekkingskracht op Gwen heeft. Maar Gwen is bang voor hem en vlucht, waarbij ze ten val komt. Ze word gevonden door Valko, wat ze eerst niet weet omdat haar geheugen voor een deel is verdwenen. Ze verblijft wegens verwondingen in een hut in het bos en word verzorgt door Valko. Later komen haar herinneringen weer terug, behalve de ontmoeting met de rover. Wanneer ze voldoende genezen is rijdt ze samen met Valko terug naar kasteel/villa en onderweg vinden ze elkaar (in de liefde natuurlijk) Wanneer ze aankomen krijgt ze ruzie met Valko, over Jacob Vival, volgens Valko moet ze haar echtgenoot steunen bij het ziekenbed.
-Gwen moet haar echtgenoot steunen bij het ziekenbed, wat niet helemaal soepel gaat. Jacob is erg gehumeurd, en ziek. Alles loopt niet helemaal ‘soepel’
-Gwen probeerd te ontsnappen uit de kamer, weg van Jacob, maar dat lukt niet. Onverwacht storm een man van Jacob de kamer binnen en weet voor hij dood neer valt te vertellen dat Gwen’s vader een zoektocht naar haar heeft georganiseerd. Door dit ‘schokkende’ nieuws moest Jacob met zijn mannen overleggen en heeft hij Gwen met rust gelaten.
-Gwen zit s’avondslaat rustig in haar kamer, wanneer Valko binnen komt met het nieuws dat hij Alec vermoordt heeft, is Gwen erg van slag.
-Gwen heeft woedde aanvallen gehad en loopt als een zombie door het kasteel. Wanneer ze terug komt op haar kamer, merkt ze dat er iets veranderd is. Dan blijkt dat door de rover die Boris heeft vermoordt, in haar kamer is. Ze voeren een ‘gesprek’ en later kust hij haar. Wanneer er voetstappen op de gang te horen zijn, is hij verdwenen.
-Jacob is genoeg aangesterkt en wil met Gwen naar een bal gaan, een bal van de ‘donkerdere kringen.’ Wanneer ze daar verdwaald raakt, ontmoet ze de rover weer. Tijdens een kus worden ze gesnapt door Jacob.
-Jacob is van plan Gwen te straffen, en lijdt haar naar een martelkamer. Onderweg moet ze door een slangenhol, waar ze ten val komt. Jacob weet haar van de slangen te ontdoen.
-Jacob opent de deur van de martelkamer....

Update:
Een koude, harde wind rukt de deur uit Jacob’s handen en zorgt ervoor dat de deur tegen de muur aan klapt. Ik kan nog net op tijd achteruit springen om geen klap te krijgen. De kamer is donker, angstaanjagend donker. De verschrikkelijke jammerende, schreeuwende stemmen weergalemen op een fluisterende manier door de duistere ruimte. Toch heb ik het gevoel dat de ruimte verlaten is, er is geen enkel teken van leven. De fakkels branden niet, ik kan niets levends, bewegends in het donker ontdekken. Jacob pakt mijn arm beet, en trekt me mee de ruimte in. Hij beweegt de fakkel voor ons uit, waarbij een deel van de kamer verlicht word. Ik slaak een gil van angst, wanneer een pijnbank met een uit elkaar gerukt skalet verlicht word. Angst, adrenaline trekt door mijn lichaam. Ik trek naar achteren, wil vluchten. Vluchten, ook al moet ik weer door het slangennest. Het slangennest was niks, vergeleken deze kamer. Ik probeer me los te rukken, maar zijn greep is te sterk. Tranen rollen over mijn wangen van onmacht. ‘Alsjeblieft,’ smeek ik, ‘alsjeblieft, doe me dit niet aan, alsjeblieft.’ Zijn boosaardige ogen staren me woedend aan. ‘Hou je kop, loop door,’ snauwt hij. Ik kan niet. Ik wil niet. Ik kan dit niet aan zien, niet aanvoelen, niet aanhoren. Ik voel de aanwezigheid van de gemartelden, ik voel hun pijn, hun onmacht, hun verdriet. Het kruipt over mijn ruggengraat, vult mijn hoofd met verschrikkelijke beelden. De geluiden doet me doen huiveren. Mijn maag draait zich om, mijn benen verstijven. Het gelach van de beul vullen mijn ogen met tranen van afschuw. ‘Alsjeblieft,’ smeek ik, ‘ik kan hier niet tegen.’ Hij snuift verontwaardigt. ‘Als je hier al niet tegen kan, dan kan je al helemaal niet tegen...’ Hij breekt zijn zin af en stapt stevig door. ‘Tegen wat?’ fluister ik met trillende stemmen. ‘Niks,’ zegt hij. Wanhoop. Angst. ‘Wat? Tegen wat?’ gil ik. Ik houd het niet meer, het word me te veel. De stemmen. De martelapparaten. De geschiedenis die er hangt. De pijn. Het doet mijn hoofd doen draaien. Mijn knieën knikken. Mijn hartslag vertragen. Mijn spieren verslappen. Ik val. Alles word zwart.

Alec hinnikt vrolijk naar me. Vreugde stroomt door mijn aderen. ‘Alec!’ roep ik vrolijk. Hij rent op me af, ik sla mijn armen om zijn hals. ‘Ik ben weer thuis jochie!’ Opgewekt likt hij mijn wang. ‘Gekkie,’ giechel ik en ik woel door zijn kuif. Ik stap over het hek in de wei, zodat ik hem beter kan aanraken. ‘Ik heb je gemist lieverd..’ fluister ik wanneer ik mijn hand over zijn hals laat glijden. Ik voel me gelukkig, compleet gelukkig. Of toch niet helemaal compleet? Een stuk val mijn hart lijkt te ontbreken. Maar het is me niet duidelijk welk stuk ontbreekt. ‘Gwen,’ fluistert een stem achter mij. Ik draai me om, en kijk in zijn ogen. Zijn prachtige ogen. ‘Valko,’ fluister ik. Hij zit op het hek, en kijkt met trieste lachende ogen naar mij. Ik voel liefde, ver weggestopt, maar ook haat. Ik probeer de haat weg te duwen, maar het vecht hardnekkig terug. Hij schud zijn hoofd. ‘Vecht niet tegen de haat Gwen, ik begrijp het, ik snap het,’ zeg hij triest. Hij begrijpt het? Wat begrijpt hij? Hoe weet hij dat ik haat voel tegen hem, hoe weet hij de oorzaak? Ik snap het zelf niet eens, ik kan het niet begrijpen. ‘Wat bedoel je,’ sis ik. Ik schrik van de klank in mijn stem, de haat, de zure haat die de woorden met zich mee brengen. Weer schud hij triest zijn hoofd, rollen er tranen over zijn wangen, zijn gezicht trekt wit weg. ‘De haat die je voelt is.... terecht.’ Terecht? TERECHT? Hoezo terecht? Woedde borrelt zich omhoog, zoekt een weg naar buiten. ‘Het spijt me,’ fluistert hij, ‘het spijt me.’ ‘Wat spijt je?’ schreeuw ik woedend. ‘WAT?’ Hij schud triest zijn hoofd. ‘Vergeef het me,’ fluistert hij, nog zachter. ‘Wat moet ik je vergeven, wat? ZEG HET ME!’ schreeuw ik. Ik loop op een driftige pas op hem af. ‘Zeg het me,’ sis ik. Wanneer ik voor hem sta, kijkt hij me nog één keer droevig aan. ‘Vergeef het me,’ fluistert hij weer, maar nog zachter dan de vorige keer. Ik haal diep adem, probeer mijn stem normaal te laten klinken. ‘Wat moet ik je vergeven?’ Wanneer hij niet antwoord, pak ik zijn schouders beet en schreeuw ik in zijn gezicht terwijl ik hem door elkaar schud. ‘WAT MOET IK JE VERGEVEN?’ Hij kijkt nog een keer op, en dan is hij verdwenen, opgelost. Slechts de ego van zijn stem hangt nog in de lucht. ‘Vergeef het me... Alsjeblieft..... vergeef het me...’ Ik zak op mijn knieën, sla mijn handen voor mijn ogen, en huil. ‘Wat moet ik je vergeven,’ fluister ik, ‘alsjeblieft, vertel het me!’ Hij mijn hart voelt leeg, kapot, uit elkaar gerukt. Het bloed, ik kan het bloeden niet stelpen. Een wond ontstaat, die niet meer geheeld kan worden. De pijn is sterk, te sterk. Mijn hartslag vertraagd. Ik snap het niet. Wat gebeurd er? Waarom lijkt mijn hart te sterven? Waarom? Ik heb Alec toch nog? Mijn beschermer? Degene, die me overal boven op heeft geholpen, me overal boven op kan helpen? Waarom voel ik me dan zo, onveilig, zwak, hopeloos? Alsof mijn scheelt is gestolen, van me af is genomen. Maar dat kan niet, Alec is bij me, hij staat achter me. Ik draai me om. Het weiland is leeg. ‘Vergeef het me,’ fluistert Valko’s stem. ‘WAT MOET IK JE VERGEVEN?’ gil ik. Het kloppen van mijn hart word langzamer, en langzamer. Op het moment dat het stilstaat, fluistert hij zacht: ‘Voor wat ik je heb afgenomen.’ En toen werd alles zwart.

‘Gwen,’ sist een stem. ‘GWEN!’ Ik knipper met mijn ogen, maar alles blijft donker, waardoor ik begin te twijfelen of ik niet blind ben geworden. Een man knielt naast me neer, en houdt een fakkel voor mijn gezicht. Ik draai mijn hoofd weg, de vlam is zo fel dat er zwarte vlekken voor mijn ogen dansen. Wanneer mijn ogen aan het licht van de vlam gewend zijn, zie ik dat het Jacob is die voor me zit. ‘Wat doe ik hier?’ zeg ik met een schorre stem. Ik kijk om me heen en schrik wanneer ik de martelapparaten zie. Ik moet hier weg. Ik kruip naar achteren, voel iets hards onder mijn hand. Voorzichtig kijk ik over mijn schouder, en zie dat mijn hand op iets wits steunt. Een bot. Ik slaak een gil, schiet overeind, sla mijn handen voor mijn ogen. Tranen van angst stromen over mijn wangen. Adrenaline pompt zich door mijn aderen. Het liefst zou ik achterop Jacob’s rug springen, mijn handen voor mijn ogen houden, vergeten waar ik ben. Maar wanneer ik door mijn vingers naar zijn norse gezicht kijk, laat ik dat plan maar varen. ‘Wordt toch een verwassen,’ blaft hij. Hij pakt mijn arm en rukt eraan, waardoor ik mijn hand van mijn gezicht af moet halen. Hij beent door de martelkamer, met mij achter zich aan slepend. ‘Je was flauw gevallen, legt hij uit wanneer hij mijn vragende, verwarrende blik ziet, ‘Je hebt lang op de grond gelegen.’ Ik denk diep na, en dan herinner ik me weer wat er eerder de avond was gebeurt, de ontmoeting met de rover, de kus, Jacob die ons betrapte, de slangenkelder, en toen de martelkamer. De geluiden. Die verschrikkelijke geluiden. Een huivering trekt over mijn ruggengraat. Gek genoeg hoor ik nu niks, enkel Jacobs stem die heel ver weg lijkt. Het geeft een bepaalde rust. Ik probeer de beelden van de martelkamer niet tot me door te laten dringen. Ik struikel, maar net voordat ik om kan vallen, heeft Jacob me al weer recht gezet. ‘Kijkt uit waar je loopt,’ sist hij. ‘Sorry,’ mompel ik. Ik begin me af te vragen wat ik hier doe, waarom hij me hierheen brengt. Hij had me ook een flink pak slaag kunnen geven, dan had ik mijn lesje ook wel geleerd. ‘Wat doen we hier?’ vraag ik voorzichtig. ‘Daar kom je vanzelf wel achter,’ snauwt hij. Jacob’s humeur wordt steeds slechter en slechter. Hij begint harder te lopen, terwijl ik kan merken dat hij er moeite mee heeft. Logies, nog geen twee dagen geleden wat hij nog doodziek. Hij kon toen niet eens recht op in zijn bed zitten. Hoe ze hem er zo snel bovenop hebben gekregen is me nog een raadsel. ‘Loop is door, ik heb niet eeuwen de tijd.’ Ik loop zo hard als ik kan, ik ren bijna. Ik probeer de sleurende pijn in mijn benen te negeren, die het bijna begeven van vermoeidheid. De vage mist in mijn hoofd zorgt ervoor dat de pijn nog een beetje draagbaar is. Wanneer we een hoek omgaan, blijft hij stokstijf staan, waardoor ik bijna tegen hem aan bots. Dit keer krijg ik geen snauw. Ik kijk naar zijn gezicht. Zie de schrik, en de angst in zijn ogen. Ik voel de adrenaline door zijn lichaam stromen, ik voel zijn hand verstijven. Ik volg zijn blik. En dan begrijp ik het. Van de schrik val ik bijna flauw.

TheHorseInn
Berichten: 3092
Geregistreerd: 29-11-08

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-07-11 19:37

Oeh!
Spannend! <<)

erg leuk geschreven,zat er ook direct weer in!
had een paar schrijffoutjes ondekt maar vind ze niet weer :=

Duijfje

Berichten: 1990
Geregistreerd: 20-06-10
Woonplaats: Noord-holland

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-07-11 20:26

Jacob pakt mijn arm beet, en trekt me mee de ruimte in.

, kan je weglaten :)
*leest nog*

Duijfje

Berichten: 1990
Geregistreerd: 20-06-10
Woonplaats: Noord-holland

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-07-11 20:32

'Wordt toch een verwassen,’ blaft hij ...??? wordt toch volwassen?

Duijfje

Berichten: 1990
Geregistreerd: 20-06-10
Woonplaats: Noord-holland

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-07-11 20:34

spannend einde !! ik heb z'n vermoeden wat er is gebeurd :P of gaat gebeuren, maar zeg niks.

Anoniem

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-07-11 20:46

we want more! we want more! wanneer komt het volgende stuk?

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Re: [VER] Prinses Lawcy en Alec.

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 17-07-11 21:09

Waarschijnlijk morgen :D Of overmorgen :j

@Duijfje; haha ik heb zelf nog geen eens enig idee wat er gaat gebeuren :P

thoraklover

Berichten: 2332
Geregistreerd: 03-08-08

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 10-08-11 20:48

Sorry, sorry, sorry! Ik was eerder op vakantie gegaan dan gedacht, vandaag dat ik geen update kon plaatsten. Ik hoop dat weer goed te maken met een dubbel zo grootte update met meer dan 3000 woorden :') Ik weet alleen niet of hierna nog een update komt, of dat dit de aller laatste zal zijn, niet dat het verhaal afgelopen is, nog lang niet! Maar ik kan begrijpen dat het irritant leest als er elke keer zo veel tijd ruimte tussen de update's zit.. Als jullie daar geen probleem mee hebben blijf ik gewoon plaatsen :j .

Schuingedrukte gedeeltes zijn gedachten :j .


De ogen die ons aanstaren zijn ijzig, koud en dof. Ze doen me denken aan een bevroren winter meer, waar zand overheen is gewaaid. Zijn huid is dof, rimpelig en grauw. Zijn lippen zijn een gebarsten streep. Zijn haar is lang, wit, vol met spinnenrag. Zijn baard reikt tot zijn borst. Zijn lichaam is slechts een skelet overspannen met huid. Dat alles is niet de rede dat ik van schrik bijna flauw viel. Op de grond ligt een uit elkaar gerukt skalet, waar slangen om heen krioelen. De geur van rottend vlees dringt tot diep in mijn neus. Van walging moet ik bijna overgeven. Om zijn nek zit een dikke, lange, gifgroene wurgslang, die me met zijn bloeddoorlopen ogen opserverend aankijkt. Zijn roze tongetje likt zijn lippen. Hij heeft iets menselijks, iets boven natuurlijks. En zeker iets angstaanjagends. Zijn kop schiet naar voren wanneer Jacob een stap naar de man toe doet. ‘Blijf waar je bent, Jacob,’ sist de man. Zijn ijzige ogen kijken Jacob doordringend aan. ‘Of deze hier,’ zegt hij wanneer hij de slang liefdevol aankijkt, ‘zal je bijten en zijn gif zal je doodbranden.’ Ik. Hou. Het. Niet. Meer. Ik doe mijn best het braaksel dat zich door meer keel naar boven worstelt binnen te houden, wat niet mee valt. Ik druk mijn hand voor mijn mond, en probeer het braaksel door te slikken. Jacob kijkt waarschuwend aan. Wanneer ik mijn mond open om mijn excuses aan te bieden, schiet het braaksel mijn keel door, mijn mond uit. Ik lijk niet te kunnen stoppen met overgeven, het blijft lopen. Wanneer het eindelijk gestopt is, heb ik een vieze nasmaak in mijn mond. De aandacht van de man is nu op mij gevestigd. Hij kijkt me onderzoekend aan, neemt me op met zijn ijzige ogen. ‘Zo, wie hebben we hier? Laat je haar hier achter Jacob? Ik heb honger,’ gromt de man. Angstig zoek ik naar een uitweg, maar de enige weg terug is naar de martelkamer. Wanneer we langs de man willen, zouden we over het skelet met de slangen moeten. No way dat ik daar doorheen ga lopen. ‘Ik wil er langs, zwerver,’ gromt Jacob. Hij bedoelde het intimiderend, maar zo klonk het absoluut niet. De man schud zijn hoofd. ‘Ik heb een naam Jacob, je weet donders goed wie ik ben.’ De man kijkt Jacob strak aan. Wanneer Jacob niet antwoord, begint de man weer te praten. ‘Je weet wat ik kan doen, je weet het!’ zegt de man kil. Jacob schraapt zijn keel, maar weet niet wat hij moet zeggen. ‘Waarom kwam je dan paar jaar lang niet meer in de martelkamer? Waarom sloot je geen vijanden meer op om ze te pijnigen, maar vermoorde je ze meteen? Nou!? Waarom Jacob?! ZEG HET!’ Jacob schudde verslagen zijn hoofd. ‘Ik weet niet wie je bent, en ik weet niet wat voor wartaal je uitslaat, maar laat ons er langs,’ zegt Jacob op een koele toon. ‘Nu.’ De man wordt rood van woede. ‘JE WEET NIET WIE IK BEN?! Je. Weet. Niet. Wie. Ik. BEN?! Ik zie het aan je gezicht, je bent bang voor me Jacob! Je bent altijd al bang voor me geweest. Ik zie het aan je, vuile lafbek!’ Jacob draait zijn gezicht naar de muur en druk zijn lippen stijf op elkaar. ‘Zal ik je even herinneren wie ik ben Jacob?’ bromt de man. ‘Ik ben degene die je in dienst had, die je moest laten afvoeren naar de kelders, met vijf man! Weet je dat nog Jacob? Weet je dat nog!? Je liet me naar de kelder brengen voor dat jochie! Dat stomme snot joch, dat mijn plaats ingenomen heeft. Je verkoos dat kind boven mij. MIJ JACOB! Mij! En ik was verdomme de krijsmeester van je mannen! Ik werkte al me hele leven bij jou Jacob, en toen sloot je me op. Je sloot me op, en je haalde me er nooit meer uit!’ schreeuwt hij. Ik druk mijn ogen stijf op elkaar, probeer lang en diep adem te halen. Herinneringen schieten door mijn hoofd, ik probeer alles op een rijtje te krijgen.

Valko kijkt me doordringend aan, en gaat verder met het vertellen van zijn verhaal. ‘Ik scharrelde op een dag door het bos en toen kwam er een man op een paard op me af. Hij had een ridderpak aan, maar hij had geen helm op. Zijn paard was pikzwart en hij had wild wittig haar en een klein baardje. Hij stopte voor mijn voeten en hij lachte naar mij. ‘Wat doe je zo alleen in dit bos, waar is je vader?’ ‘Ik heb geen vader mijnheer.’ ‘Het is gevaarlijk om zo alleen door het bos te scharrelen, ga naar je moeder,’ zij hij. Ik schaamde me voor mijn moeder, ik wou niet vertellen dat ze waarschijnlijk dronken was en dat ze me ging slaan. Ik knikte. ‘Er zijn nu rovers in het bos, je moet zo snel mogelijk naar huis, woon je dichtbij?’ vroeg hij bezorgt, maar toch stoer. Ik schudde mijn hoofd, ik woonde niet dichtbij, dus dat was te minste de waarheid. Hij zwaaide zijn been over het zadel en sprong op de grond. ‘Ik breng je wel naar huis.’ Hij tilde me op en zette me achter zijn zadel, daarna klom hij zelf in het zadel. ‘Hou me goed vast.’ Ik sloeg mijn armen om zijn middel. ‘Ben je er klaar voor?’ vroeg hij. ‘Ja.’ Hij spoorde het paard aan en die sloeg in een krachtige maar beheerste galop over.

Wat ik aantrof was niet normaal. Niet voor mijn moeder in ieder geval. De kamer was opgeruimd en mijn moeder zat op de bank met een glas wijn. Naast haar voeten stond de fles. Haar normaal winderige klitterige bos haar was vervangen door een nonchalante knot en haar normaal vieze gezicht was nu schoon en opgemaakt. Mijn moeder was knap, zelfs als ze veel gedronken had. Maar nu was ze gewoon onuitstaanbaar prachtig. Ze droeg een witte jurk die tot haar knieën reikte met een lint om de middel en witte sandalen. Ze keek op en ze lachte naar me, haar tanden waren wit gepoetst en haar lippen glansden. Wow. Ik was blijkbaar niet de enige die verbaast was, want ik hoorde achter me heel zacht ‘Jezus Christus, haleloeja, ik ben in de hemel.’ Ik grinnikte, meestal zeiden mensen als ze mijn huis van binnen zagen ‘Ik ben in de hel.’ Mijn moeder lachte blij en verleidelijk. Niet voor mij natuurlijk maar voor hem. Hij gromt en hij kijkt naar mij.’ ‘Ga door’, zeg ik, nee, fluister ik. ‘Ik had nooit verwacht dat die kerel mij een hel zou bezorgen Gwen’, fluisterde Valko.

ALS JIJ NIET DOET WAT IK ZEG, DAN GEBEURT ER WEL WAT MET HEM, DAN SNIJDT IK ZIJN STROT DOOR!' buldert hij weer. Ik hoor mijn moeder gillen en huilen, angstkreten slaken. Ik moet iets doen, voordat hij haal iets aandoet. Ik herinnerde me in een keer dat ik in de keuken sta. Er moet hier ergens een mes zijn. Ik ren naar het aanrecht. Ik sla kastdeurtjes open, ruk laden open, maar nergens ligt een mes. Ik ruk de bestek la open maar de messen die erin zitten zijn te klein, en te bot. Waar liggen die verdomde slachtmessen? Ik begin in paniek te raken. Ze moeten hier ergens liggen! Terwijl mij hoofd bonkt en mijn adem ophol slaat en mijn oren suizen hoor ik het gegil van mijn moeder. ‘Blijf van me af!’ huilt ze, ‘alsje-blie-ie-ieft,’ PATS! Ik hoor hoe zijn vuist zich in haar wang boort en hoe mijn moeder met een klap tegen de grond komt. ‘HOU JE KOP!’

Ik pak een groot gekarteld vleesmes, waar drie keer mijn hand in past. Ik ren er mee naar de deur en gooi die open. De man wil net zijn gulp open trekken en dan ziet hij mij met het vleesmes in de deuropening staan. Hij staat vliegens vlug op, erg snel voor een dronken man. Hij zoekt met zijn hand in zijn heupgordel, en hij trekt in een keer een mes dat twee keer zo groot is als het mes als dat ik had eruit. ‘Had je wat, kleuter,’ mompelt hij alsof ik niks was. De adrenaline suist door mijn aderen. Ik had nog nooit met een mes gevochten, dus ik zou het zeker verliezen.’ Ik kijk naar zijn ijsblauwe ogen en zie de pijn van de herinnering. Hij drukt z’n ogen stijf dicht. Hij blijft een tijdje zo zitten en er rolt een traan over zijn wang. ‘Valko,’ fluister ik. Zijn ogen schieten open en rood doorbloed, de woede is er duidelijk uit af te lezen. ‘Gaat het? Je hoeft niet door te vertellen als je het niet wil,’

Hij schraapt zijn keel weer en zijn ogen gaan dicht. ‘Ik liet mijn mes vallen en ik rende het huis uit, naar het paard toe. Het dier rolde met zijn ogen en dribbelde heen en weer, het kon mijn adrenaline voelen. Ik hoorde de bulderende stem van de man, ‘BLIJF MET JE POTEN VAN MIJN PAARD AF!’ Hij kwam naar me toe gerend, maar ik had een voorsprong. Ik rukte aan de teugels van het paard maar de knoop wou niet los. Mijn vingers deden hun uiterst best om de knoop los te maken, maar het wilde niet. De man was slechts twintig stappen van me verwijderd. Ik bleef aan de knoop trekken en toen schoot hij eindelijk los. Maar ik keek achterom en de man was nog maar zes stappen verwijderd, en ik kon zijn ademhaling horen. Ik herinner me de blik van die man nog zo goed, zijn blik was woest, wild, trilde van woedde. Ik zou niet meer ontkomen, hoe hard ik ook zou rennen. Het was met me gebeurd. Ik hoorde heel kort ‘plok’, het geluid van hoe een steen iets hards raakte. De man leek te zijn bevroren, en toen voor het voor mijn voeten neer. Mijn moeder lag halverwege het pad en ze stond in de houding van een kat die de rug opbolde, op haar knieën en haar handen naar voren. Een arm hing slap naar beneden, op de ander stond verschrikkelijk veel spanning, alsof het elk moment kon begeven. Haar gezicht hing naar beneden en haar volle haardos hing over haar schouders en naar de grond. Uit de deur van het huis tot op de plek waar mijn moeder half lag, was het pad rood gekleurd, rood van bloed. Mijn moeder keek nog een laatste keer op en fluisterde op een sissende toon: ‘Ga!’ Doordat ze haar hoofd had opgetild met de laatste kracht die ze had, was de grote snee in haal keel goed zichtbaar, het bloed stroomde eruit. Toen viel ze levenloos op de grond.

Ik wilde nooit meer naar die verdoemde plek. Nooit meer. Na dagen door de bossen en weilanden getrokken te hebben kreeg ik dorst en honger. Ik had al die tijd niks gegeten. Ik stuurde het paard naar de herberg. Het was koud en nat toen ik er aan kwam. Ik mocht mijn paard in de stal zetten, en als ik zou helpen met afwassen mocht ik er eten en slapen. Ze vroegen waar ik vandaan kwam, en ik zij dat ik een postjongen was. Ze geloofden me, want het was heel normaal dat jongens van mijn leeftijd post bezorgden. De volgende dagen overnachte ik op boerderijen en herbergen in ruil voor klusjes. Toen kwam ik op een dag op een groot veld. Er waren ridders aan het oefenen, en ik keek vanaf de zijkant toe. Ik wou ook een ridder worden. Groot, sterk en veel aanzien. Dat leek me wel wat. Ik hoorde in een keer een hoog gekrijs en toen vlogen er aan de andere kant van het veld rovers uit de bosjes. Ik verstopte me snel in de struiken. De rovers gilden en schreeuwden allemaal, en trokken hun zwaarden. De ridders hadden het pas laat door, omdat de rovers hun precies in de rug aanvielen. Ze werden afgeslacht. Nadat alle vijf de ridders dood op de grond liggen, namen de rovers de paarden mee en verdwenen ze weer. Ik rende het veld op om te controleren of er nog iemand leefde. Er kreunde er eentje. Ik zag een ridder die zijn armen om zijn buik had geslagen, hij was de laatste die nog leefde. Ik zag dat hij een grote snee in zijn buik had, groot maar niet diep. Met goede geneesmiddelen en rust zou hij het halen. ‘Help me,’ kreunde hij, ‘breng me naar mijn heer! Hij kan me verzorgen.’ ‘Ja meneer, ik zal snel mijn paard halen!’ ‘Godzijdank,’ mompelde hij. Ik rende zo snel ik kon naar mijn paard toe en haalde de knoop het de teugels waarmee hij aan de boom stond, en rende weer terug naar de man met het paard achter me aan dravend.

Ik bond de ridder nog goed vast met touw aan het zadel, met de hoop dat hij er niet af zou glijden. Ik stapte op het paard en het ging weer normaal staan. En alsof het niks doorhad van het gewicht, schoot het in galop toen ik mijn benen tegen zijn buik aandrukte. De ridder gaf aanwijzingen waar ik heen moest, en binnen een half uur kwamen we bij een kasteel. Ik reed de enorme brug over. Het paard droop van het zweet. We hadden de hele weg in galop afgelegd, want in draf zou de ridder er af stuiteren en in stap gingen we te traag. Ik liet het prachtige paard zijn hals strekken en hij liet meteen zijn hoofd zakken om te kuchen. Het was best fris, en er stond een harde wind. Het zou gaan stormen, en ik had geen idee waar ik dan heen zou moeten. Er kwamen twee figuren op ons af. Ik kon niet goed zien wie of wat het waren, want het was al bijna donker en er hing een dikke mist. ‘Wat kom je doen?’ vroeg een norse mannenstem. Maar ik hoefde al geen antwoord meer te geven wat er gebeurd was, want hij zag de ridder achter mij op de paardenrug liggen. ‘God allemachtig, wat is er met hem gebeurd?’ ‘Dat is een l-lang v-v-verhaal meneer,’ stotterde ik, ‘hij moet zo snel mogelijk verzorgd worden.’ De man riep een paar andere mannen en binnen een paar seconden waren ze allemaal bezig om de ridder van het paard te helpen. Ik stap af en kijk schaapachtig toe. Iemand legde een hand op mijn schouder, ‘kom maar mee jongen, het gaat zo stormen.

‘Hij bracht een gewonde ridder terug naar het kasteel Jacob.’ Jacob tilde mijn kin op en keek me recht in de ogen. ‘Hoe oud ben je jongen?’ ‘Ik-k be-en acht me-en-e-er,’ stotterde ik. ‘Kom maar mee mijn jongen, dan kan je me het verhaal vertellen hoe je hier met een van mijn ridders bent gekomen.’ Hij sloeg zijn arm om mijn rug en samen liepen we naar een grote eetzaal toe. ‘Ga zitten mijn zoon,’ zegt hij en hij wees naar een stoel naast de kop van de tafel. Ik ging zitten en kijk verlegen naar de tafel. Hij gaat aan de kop van de tafel zitten en hij kijkt me onderzoekend aan. Dan zwaait de deur open een dikke vrouw in een schort roept: ‘het eten is klaar, allemaal aan tafel.’ En ze draait zich om en ze sloeg de deur weer dicht. De grote deur van de eetzaal gaat open en zeven grote mannen komen naar binnen. Ze ploften op de stoelen en binnen een paar tellen was de tafel bijna vol. Er misten zeven mensen. Een grote man keek Jacob aan zei: ‘Raoel is bij hem, hij verbind zijn wonden en verzorgt hem. Jacob schraapt zijn keel en zei: ‘Oké, dan zijn we compleet, laten we beginnen met het eten!’ Hij klapt in zijn handen en de deuren van de keuken gaan open. Obers komen met grote schalen voedsel en zetten het op tafel, om zich vervolgens om te draaien en nog meer schalen te halen. Nadat ze klaar waren stond de tafel vol met lekker eten. Vlees, vis, groenten en nog veel meer. We vielen aan en onder het eten vroeg Jacob: ‘Wil je ons het verhaal vertellen, hoe je hier terecht bent gekomen met mijn ridder?’ Ik knikte van ja, en ik vertelde het hele verhaal, vanaf dat ik aan het veld aan het kijken was tot aan het kasteel. Toen ik klaar was met vertellen, was het even stil. Toen knikte Jacob. ‘Je vertelde dat er maar vijf ridders waren, waar was de zesde?’ Ik dacht diep na. Ik had geen zesde op het veld gezien. En toen kwam de ridder die me thuis bracht weer naar boven drijven. Hij had hetzelfde unievorm aan als de andere ridders hier, met hetzelfde patroon en met hetzelfde merk op de arm. Hij was de zesde ridder. Als ik het zou vertellen zouden ze me zeker weten vermoorden of opsluiten in de kelder. Maar ik moest. Anders was mijn verhaal niet compleet. Ik wist niet beter voor een achtjarige jongen.’ Hij kijkt me weer met zijn droevige blik aan. Ik heb zin om mijn armen om hem heen te slaan, om hem een kus op zijn slaap te branden. Maar ik doe het niet. In plaats daarvan fluister ik: ‘En toen?’ Hij sluit zijn ogen weer hij gaat gaat verder met vertellen. ‘Ik vertelde het verhaal, over hoe ik hem tegen kwam in het bos, over hoe hij me thuis bracht, en hoe… Hoe hij.. Ik vertelde hen gewoon alles. Ik was verbaast over hun reactie. Ze waren stil en ze keken me verbijsterend aan. Na een tijdje zei Jacob: ‘Dus hij leeft nog?’ Ik knik. ‘Dan moet je zo snel mogelijk weg,’ zei hij. ‘Julius vermoord je als hij terug is, en niemand houd hem tegen, want hij is de krijgsmeester.’ Precies op dat moment slaan de grote deuren van de eetzaal open en staat er een grote man in de deuropening. Julius.’


Julius. Julius, de man die Valko’s moeder heeft vermoord, de man die Valko wou vermoorden. Hij zit recht tegenover me, met een slang om zijn nek. Wanneer ik mijn ogen open, zie ik dat hij me doordringend aan kijkt. ‘Je weet wie ik ben,’ zegt hij met een onderzoekende blik. ‘Kun jij Jacob vertellen hoe ik heet, wie ik ben?’ Net wanneer ik wil antwoorden schiet het me te binnen dat als ik het vertel, dat Jacob achter mijn band met Valko komt. Dus in plaats van zijn naam te vertellen, ontken ik. ‘Ik heb geen idee, meneer, ik voel me gewoon... niet zo goed.’ Hij kantelt zijn hoofd een stukje naar rechts en kijkt boord zijn blik in mijn ogen. Ik probeer zo geloofwaardig over te komen, en blijkbaar werkt het, wat hij richt zijn blik weer op Jacob. ‘Dacht je dat ik dood was Jacob? Dacht je dat? Ik had je toch al vanaf het begin gezegd, dat ik onsterfelijk was? Ik weet altijd te overleven Jacob, altijd. Jacob schud zijn hoofd van ongeloof, en richt zijn blik op de grond. ‘Hoe dacht je te bewijzen dat je onsterfelijk was, Julius?’ Julius richt zijn kin omhoog en kijkt hem arrogant aan. ‘Je weet mijn naam dus nog wel Jacob? Natuurlijk weet je me naam, je vind jezelf alleen te goed om hem uit te spreken. Ik zal je wat vertellen Jaco..’ ‘Hoe dacht je te bewijzen dat je onsterfelijk was, Julius,’ herhaalt hij, dit keer harder. Julius kijk liefdevol naar de slang om zijn hals, en richt zijn blik dan weer op Jacob. ‘Wist je Jacob, dat de slang voor onsterfelijkheid staat? Hij staat voor het eeuwig leven, maar ook voor de dood en verderf. Wist je dat de god Zeus altijd word afgebeeld met een slang? Zeus is de god van de oorlog. Ik ben een boodschapper van Zeus. Een kind van de god Jacob. Maar je ziet ook de toekomst voor je Jacob. Jou toekomst. Onthoud dat goed.’ ‘Hoe weet ik dat je de waarheid verteld Julius, hoe weet ik of er echt een oorlog komt’ vraagt Jacob met een blik vol ongeloof. Julius knikt met zijn hoofd naar mij. ‘Omdat zij de oorzaak is.’
Laatst bijgewerkt door thoraklover op 10-08-11 21:12, in het totaal 1 keer bewerkt