Nieuw deel!
Wat later, maar goed, ik heb het druk met school, dus ik had niet veel tijd om te schrijven. Het deel hierna komt ook pas over ongeveer 2 weken, ivm toetsweek. Veel leesplezier!
‘Ga, aan!’ Gefrustreerd probeer ik mezelf in een baby blauwe jurk te wurmen. Blijkbaar ben ik wat aangekomen, want ik krijg de jurk niet verder dan mijn heupen. ‘Gwen, de koets staat klaar, we gaan zo vertrekken!’ ‘JAHA, ik kom al! Wacht even.’ Zucht. Ik houd mijn adem nog een keer in. ‘Één, twéé... DRIE!’ Eindelijk schiet de jurk over mijn heupen heen. Dan haal ik weer opgerust adem. Niet dat dat echt lukt, de jurk super strak. Evenals het korset eronder. Ik haat dit soort dingen. Ik maak de knopen vast en duw mijn haar weer in model. Godzijdank hoefde ik geen pruik op. Die dingen jeuken zó, dat het lijkt alsof er luizen over je hoofd paraderen. Mijn make-up zit nog goed. Klaar om te gaan. Op dat moment gaat de deur open. Het is Valko. ‘Gwen, je moet ga....’ Hij staart me met open mond aan. ‘Je ziet er..’ Voordat hij zijn zin kan afmaken antwoord ik al. ‘Ja ja ja, breng me nou maar naar de koets.’ Mijn stem bibbert van de zenuwen. Niet zozeer om het bal, maar omdat ik met Jacob in een koets moet zitten. Dé Jacob. Valko pakt me bij mijn arm. ‘Opschieten, jullie komen nog te laat!’ Ik ruk mijn arm uit zijn greep. ‘Blijf van me af!’ ‘Sorry,’ mompelt hij en hij maakt een gebaar dat ik moet volgen. Ik volg hem door de koude gangen van het kasteel. Mijn hakken maken een klakkend geluid op de harde vloer. We benaderen de enorme trap, die mistreus verlicht is door fakkels. Wanneer we beneden zijn zie ik dat de enorme deuren openstaan. Ik moet mijn ogen half dichtknijpen om naar buiten te kunnen kijken. Een prachtig verlicht vierspan met prachtige zwarten paarden staat te wachten. We lopen naar buiten, de trap af, en voor ik het weet sta ik voor de koets. Een lakei houdt de deur open. Ik adem diep en uit, en dan stap ik in.
Het is donker in de koets, ik moet mijn best doen om te kunnen zien. ‘Gwen.’ Ik schrik me rot als ik Jacobs stem hoor. Dat is waar ook, ik zit bij hem in de koets. ‘Rustig maar,’ zegt hij, en hij legt een hand op mijn knie. Door het licht dat door het raampje naar schijnt valt op een deel van zijn hoofd. Ik moet toegeven, gewassen en opgedoft ziet hij er veel jonger uit dan hij eigenlijk is, en nog best knap. Maar zijn blik is ijskoud, hard. Het bezorgt me rillingen. Zijn koude, dode stem, bezorgt me kippenvel. Ik schuif naar achteren, tegen de rugleuningen aan, zodat zijn hand van mijn knie afvalt. Ik gaat weer rechtop zitten, waardoor hij weer in het donker verdwijnt. Alleen zijn ademhaling, die nog een beetje zwaar is, herinnert me eraan dat hij tegenover mij zit. ‘Ik wil wat me je bespreken,’ zegt hij. Ik houd mijn ademhaling in. Wat wil hij nou weer van me? ‘Het gaat over het bal.’ Ik laat de lucht uit mijn longen ontsnappen. ‘Je gedraagt je, stelt je voor als Olivia Vival, want we willen geen risico lopen dat iemand je naam herkent. Niet dat ik denk dat dat gebeurt, want ik neem aan dat jou familie niet bij dit soort mensen aanklopt, maar je weet maar nooit.’ Hij haalt diep adem en gaat weer verder. ‘Je blijft netjes, slaat geen dansverzoeken af, en blijf niet te veel bij mij hangen, ik moet zaken bespreken. Maar ga ook niet in een hoekje zitten, praat met iemand.’ Ik haal opgelucht adem. Ik zit dus niet de hele avond met hem opgescheept. ‘En vergeet niet, je bent met mij getrouwd, en als iemand vraagt waar je vandaan komt, antwoord dan vaag. Evenals andere dingen die je oorspronkelijke nationaliteit verraden. En doe je dat niet, dan zal je gestraft worden.’ Hij buigt zich weer naar voren waardoor ik zijn gezicht weer kan zien. ‘En dat zou zonde zijn, niet?’
De koets draait een lange, met fakkelverlichte oprit op. Ik kijk uit het raampje, en zie dat er nog velen koetsen voor ons staan. De villa, of eerder een kasteel, licht warm op in de donkere nacht. Echtparen stappen uit prachtige koetsen, lopen de trap op en begroeten de poortwachters. Het is een oogverslindend schouwspel. Wanneer wij aan de beurt zijn, word de deur opgemaakt, en helpt een lakei me uit de koets. Wanneer Jacob uitgestapt is, pakt hij mijn hand vast en lopen we over de rode loper de trap op. Even vergeet ik dat het Jacob is die naast me loopt, en laat ik mijn ogen over het prachtig versierde gebouw gaan. ‘Sta niet zo te staren’ sist hij in mijn oor. Ik richt mijn blik weer strak vooruit, maar af en toe kijk ik uit mijn ooghoeken om me heen. ‘Welkom, meneer Vival, en uw bent. Ik draai mijn hoofd en kijk recht in het gezicht van een man, die er even koud uitziet als Jacob. ‘Ik ben..’ Voor ik mijn zin kan afmaken valt Jacob in. ‘Dit is mijn vrouw, Olivia Vival.’ De man schud mijn hand en bestudeerd elke vezel van mijn lichaam. ‘Aangenaam kennis met u te maken, mevrouw Vival, ik ben Eduwardo Darcolli, de gastheer.’ Ik geef een knikje en dan lopen we weer verder. We komen door een enorme hal, met grote schilderijen aan de witte muren, gouden meubels en rode gordijnen. Aan de hal zit een nog grotere hal vast, die volstaat met mensen. Vrouwen met enorme pruiken, prachtige jurken en mannen in pak. Het doet me denken aan mijn tijd thuis.. Ik genoot van dit soort feesten. Jacob begeleid me de zaal in, en stelt me voor aan verschillende mensen. Hij doet het woord, ik hoef slechts vriendelijk te lachen en te knikken. ‘Gwe.. Ik bedoel, Olivia, liefste, ik moet even mijn sociale contacten opvrissen, en nog wat dingen afhandelen, vermaak je jezelf even?’ Ik knik, en lach om mijn vriendelijkst naar Jacob. Ik wil niet graag terug naar het kasteel, want ik weet wat me te wachten staat wanneer ik deze avond verpest. Jacob aait me over mijn arm, en loopt dan weg. Alleen. Ik kijk om me heen. De sfeer die er hangt, is zo... zwaar, beladen. Fout. Een groot toneel spel. Zonder Jacob naast me, voel ik me niet veilig. Raar, dat je vijand toch veiliger, vertrouwder aanvoelt, dan een zaal vol mensen die je niet kent. Ik baan me een weg tussen de dansende mensen door, naar de zijkant van de zaal. Wanneer ik eindelijk ben waar ik wou zijn, lijkt het alsof een last van mijn schouders afvalt. Ik haal diep adem. Rustig Gwen, Rustig. Niks aan de hand, gewoon doen, alsof je je vermaakt. Ik kijk nog een keer rustig rond. Niemand lijkt me op te merken, niemand keurt me een blik waardig. Ik hoop niet dat ik de hele avond in mijn eentje hoef door te brengen, maar aan de andere kant wil ik ook niet dat iemand een praatje met me wil maken. Misschien kijk ik onbewust chagrijnig, dat daarom niemand het waagt om op me af te stappen. Of ik kijk zo wanhopig dat ze me zielig vinden, kan ook. Of het is de bedoeling dat ik op iemand afstap.. Een wanhopig gevoel bekruipt me. Misschien is het wel de bedoeling dat een vrouw bij haar man blijft.. Ik zie geen vrouw alleen zitten, even als geen man alleen praten. Mannen praten met elkaar, en hun vrouwen hangen wat aan hun armen, vriendelijk te lachen naar voorbijgangers, en af en toe knikken bij wijze van een groet. Ik voel me echt een vreemde eend in de bijt. Ik vraag me af of Jacob het wel leuk vind dat ik hier alleen sta te staan. Wat zullen ze over mij gaan zeggen, wie is die rare, stille, onsociale vrouw van Jacob? Voelt ze zich te goed voor ons? Is ze nooit op dit soort gelegenheden geweest? Waar komt ze dan vandaan, is ze een kamermeid? Wat ze ook zeggen, het zal niet bepaald positief zijn, en het zal ook niet goed zijn voor Jacob’s reputatie. Dan maar wat rond lopen, misschien dat mijn eenzaamheid dan wat minder opvalt. Vroeger, op feesten waar ik kwam, zaten de vrouwen bij de vrouwen, en mannen bij de mannen, alleen op de dansvloer hadden man en vrouw contact. Je maakte met iedereen die langs kwam een praatje, als je de kans kreeg. Heel anders dan hoe het er hier aan toe gaat. Ik loop rond, langs de dansvloer, en kijk naar de dansende paren. Na een tijdje krijg ik er genoeg van. Ik loop richting de toiletten, waar het veel rustiger is. Nou, eigenlijk is het hier ook niet rustig, aangezien er niemand is. Ben ik een verkeerd gangpad in gelopen? Ik kijk om me heen. Niemand. Ik loop rechtdoor, aan het gangpad lijkt geen einde te komen. Ik durf niet te schreeuwen, mijn stembanden zitten op slot. Adrenaline suist door mijn aderen. Waar ben ik? Waar ben ik!? Denk na, denk na, denk na Gwen! Waarom moet ik toch altijd verdwalen! Ik haal diep adem. Rustig blijven, paniekerig doen heeft geen zin. Ik draai me om, en nog een keer, en nog een keer. Van welke kant kwam ik nou? Alles lijkt zo op elkaar! ‘Rustig, rustig, rustig blijven Gwen,’ spreek ik mezelf toe. Maar mijn hart gaat alleen maar harder te keer, en mijn handen en benen trillen zo hard dat het lijkt alsof ze er elk moment kunnen begeven. Het licht is hier niet zo helder als in de danszaal, ik moet mijn uiterste best doen om te zien waar de muren zijn, laat staan dat ik de schilderijen kan zien. Ik besef het eigenlijk nu pas, hoe donker het is. Blijkbaar komen hier niet vaak mensen. Mijn hart klopt inmiddels al in mijn keel, nog even en ik stik erin. Rustig. Blijven. Ik haal nog een keer diep adem. Welke kant ga ik op, links, of rechts? Ik kijk nog een keer, maar ik weet het echt niet meer. Voetstappen. Ik spits mijn oren, maar die zijn zo verdoofd dat ik niet eens kan horen van welke kant de voetstappen komen. Ik draai met naar rechts, probeer te focussen. Een hand raakt mijn schouder. ‘Bent u verdwaald, Miss?’ Ik draai met in een ruk om. En ik kijk recht in twee diepblauwe ogen. De ogen van een wolf. De ogen van de rover.
Laatst bijgewerkt door thoraklover op 17-06-11 20:31, in het totaal 1 keer bewerkt