Ik heb besloten alwéér een verhaal te schrijven. Sommige zullen denken: Ga je dan ook weer snel stoppen? Niet dus, ik ga het nu echt anders doen. Ik ga zo ver mogelijk door. Nou hier komt het eerste stuk:
"Kom Elisabeth, we moeten weer aan het werk!" roept mijn broertje van buiten. Ik zit nog even na te genieten van de heerlijke lunch die mijn moeder heeft gemaakt, maar ga uiteindelijk toch naar buiten. Alle vrouwen uit het dorp staan al klaar om naar de waterputten te vertrekken, allemaal hebben ze een grote kruik op hun hoofd staan. Ik pak de mijne en loop achter ze aan. Onderweg geniet ik, zoals altijd als we erheen gaan, van de mooie omgeving, de mooie dieren, zoals olifanten en giraffen. Ik heb Kenia altijd al mooier gevonden dan de andere landen die erom heen liggen. Ik kijk nog even om en zie mijn broertje spelen met de andere jongetjes uit het dorp. Vrolijk zingend lopen we met zijn allen naar de waterputten en er wordt veel gelachen. Aangekomen bij de waterputten haalt iedereen de kruiken van hun hoofd en vullen die met het water dat in de putten zit. "Ga je zo mee hout halen? We houden een kampvuur op de open plek." Mijn beste vriendin, Mira, komt naast mij staan en glimlacht. "O, dat wist ik niet. Ja, is goed, lijkt me wel gezellig. Wie gaan er nog meer mee?" vraag ik aan haar, waarna zij wijst naar een groepje vrouwen dat verderop staat. "Naomi, Nikki, Samantha en nog een paar moeders." Ik knik en zet, nadat ik hem gevuld heb, mijn kruik weer op mijn hoofd. We gaan weer terug naar het dorp en ik glimlach naar een meisje, die een mand aan het vlechten is aan de kant van de weg. Ze zwaait naar me en houdt trots een gevlochten mand omhoog. Ik vind het knap dat een zesjarig meisje zoals zij, al zo goed kan vlechten. Ik kon het pas op mijn tiende, en nog niet eens echt goed! Nadat we de kruiken hebben afgeleverd, gaan we gelijk door naar het bos om hout te halen. Het zweet staat me op mijn voorhoofd en ik ben blij als ik in het koele bos aankom. Overal vliegen mooie vogels rond en ik zie een paar aapjes de bosjes in schieten. Als we net bijna al het hout hebben, komt er een meisje uit het dorp aanrennen. "Elisabeth, Mira! Hebben jullie het al gehoord?" Nieuwsgierig komen we naar haar toe en kijken haar vragend aan. Ik zie dat het meisje heel bang kijkt. "Er komen volgende week kolonisten! Ze zijn van plan dit deel van Kenia te koloniseren en ons als slaven naar Amerika te transporteren!" gilt ze. Ik schrik me rot. Kolonisten! Dat betekent nooit veel goeds, want mijn opa en oma zijn ook door kolonisten uit Tanzania gehaald en in Amerika als slaven gebruikt. Mijn vader kwam uit Kenia en mijn moeder uit Tanzania. Mijn moeder is, toen de kolonisten kwamen, naar Kenia gevlucht en daarna met mijn vader getrouwd. Snel nemen we al het hout mee en gaan terug naar het dorp om alles te horen over wat er de volgende week gaat gebeuren. Iedereen is doodsbang en sommige kinderen zitten te huilen van angst. Mijn broertje komt huilend op mijn schoot zitten en ik sla mijn armen om hem heen. "Ik wil geen slaaf worden Eli, ik wil niet uit Kenia weg!" snikt hij. "Rustig maar Tony, alles komt goed, wij gaan hier niet weg, dat beloof ik je," zeg ik rustig tegen hem, maar van binnen weet ik dat het niet gemakkelijk zal zijn om te vluchten.
wouw, ik vond het jammer dat er al een einde aan kwam. ga maar zo snel mogenlijk verder! lijkt me echt een mooi verhaal. ook best spannend denk ik. Ga maar door!
Bedankt voor je reactie. Ik vond dit weer eens wat anders dan alle andere paardenverhalen enzo.. Ik schrijf nog even een stukje bij.
Ja het is zeker iets heel anders! Iets wat je niet snel verwacht als je hier een verhaal gaat lezen Ik ga niet van de computer voordat ik het volgende stuk heb gelezen! (moet je hm wel vandaag nog plaatsen he anders zit ik morgen nog )
Iedereen zit er de hele dag maar gespannen bij. Ikzelf ook, ik kon niet geloven dat ik na vijftien gelukkige jaren weg zou gaan uit mijn mooie land. Ik besluit Tony maar eens te gaan zoeken. We moeten zo eten en Tony is rond deze tijd meestal met de andere jongetjes uit het dorp het bos in om aapjes te zoeken. Maar deze keer is niemand naar het bos. Ik zie dat alle jongens gewoon bij hun hut zitten. Ik vind Tony achter de ziekenboeg. Hij heeft zijn knieën opgetrokken en zijn hoofd erop gelegd. Ik pak zijn hand en hij staat op. "Ik wil niet lopen, Eli," zegt hij met een zachte stem. Vragend kijkt hij mij aan. "Kom maar op mijn rug dan." Ik ga op mijn hurken zitten en laat Tony op mijn rug klimmen. Als we in de buurt van onze hut komen, vliegt de geur van het avondeten ons al tegemoet. Dat geeft Tony de moed om zelf te lopen en hij springt van mijn rug af. Ik glimlach als ik hem met grote, hongerige ogen naar het eten zie kijken. Hoe kan hij nou honger hebben? We hebben al zo'n grote lunch achter de rug. Nou ja, Tony zal nooit veranderen, hij zit eigenlijk nooit vol. Na het eten maken de mannen het kampvuur al aan. Als ik met Mira die richting op loop, zie ik dat Tony met zijn vriendjes om het vuur heen dansen. Het ziet er grappig uit, ze lijken wel zwarte indiaantjes. Ik loop naar mijn vader toe, hij gooit net een boomstam om het vuur en kijkt op als hij mijn voetstappen hoort. Hij ploft neer in het zand en ik ga naast hem zitten, Mira komt weer naast mij zitten. Ik voel de warme hand van mijn vader op de mijne. Het teken dat hij me gerust wil stellen. Mijn vader staat weer op als hij een man zijn naam hoort roepen. Het is inmiddels al donker en Mira en ik gaan op onze rug liggen. Ik doe mijn ogen even dicht, maar ik doe ze ook gelijk weer open als ik een jongen mijn naam hoor zeggen. De jongen komt naar ons toe lopen en trekt even kort aan mijn haar. "Hoi Todd, kom je vanavond bij ons zitten?" vraag ik aan hem met een lief stemmetje. Ik heb Todd altijd al een leuke jongen gevonden, hij is lief en aardig en knap ook! De meeste meisjes in het dorp zijn altijd heel verlegen als hij iets tegen ze zegt, maar ik ga altijd met hem om als een vriend, al wil ik dat het meer wordt. Todd schudt zijn hoofd. "Ik moet vanavond op mijn djembé spelen als Ian gaat zingen. Sorry, morgen gaan we wel iets leuks doen, oké?" Ik knik en pak hem bij zijn enkels, waardoor hij plat op zijn gezicht in het zand valt. Todd praat niet over de kolonisten. Hij is altijd heel dapper, hij is nergens bang voor. Maar ik kan toch wel een beetje aan zijn gezicht zien dat hij het een beetje eng vindt. We hebben even een gesprekje, tot ik een kuch achter me hoor. O ja, Mira is er ook nog. Ik betrek Mira ook in het gesprek en zo praten we nog even door. Even later wordt Todd ook weggeroepen door een vriend van hem. Een kwartiertje later loopt Todd met zijn djembé in zijn armen naar Ian, de vader van Mira, toe. Ian is echt de zanger in ons midden, hij zingt heel leuk en heeft een mooie stem. De hele avond is het heel gezellig. Het is haast alsof er geen woord over de kolonisten is gesproken. Het geeft me een veilig gevoel, het gevoel dat ik na volgende week niet meer zal hebben.
De dag dat de kolonisten komen, komt snel dichterbij. We zijn er nog maar twee dagen van verwijderd, en iedereen is zenuwachtig. Todd is de laatste tijd heel vaak bij Mira en mij om ons gerust te stellen, al lukt dat niet echt. Ik word steeds banger, morgen zal ik voor altijd van iedereen gescheiden worden. Ik wil er nog even niet aan denken, het is zo wreed. Vanavond gaan we naar het bos, een heel lange wandeling maken. De dag gaat echt heel snel voorbij, als ik na de wandeling uitgeput in bed lig, val ik meteen in slaap...
"Papa! Help me!" roep ik naar mijn vader, terwijl mijn armen ruw op mijn rug worden gedraaid. Als ik omkijk zie ik dat het een blanke man is, met een kaal hoofd en een dikke buik. Ik probeer me los te trekken, maar hij is veel sterker dan ik. Verderop zie ik mijn vader, hij wordt door twee mannen hard aangepakt, één van hen heeft een geweer om zijn hals hangen. Mijn vader is flink aan het tegenstribbelen, hij schreeuwt en deelt flink klappen uit. Dat is nou net wat hij niet moet doen. De man met het geweer richt het ding op het hoofd van mijn vader. Ik durf niet te kijken en ik hoor een harde knal.
"Papa!" roep ik, terwijl ik recht overeind schiet. Gelukkig maar, het was een droom. Als het maar niet in het echt gaat gebeuren. Ik durf niet meer te slapen, het is ook al vijf uur. Ik besluit maar in mijn eentje water te gaan halen en zet mijn kruik op mijn hoofd. Ik stap de hitte in en zie Todd op een grote steen bij zijn hut zitten. Ik ga naar hem toe om hem mee naar de waternputten te vragen. Gelukkig gaat hij mee. Ik voel me altijd heel veilig bij Todd in de buurt. Samen lopen wij door het bos. De vogels vliegen al weer met takjes van boom naar boom, ik kan me echt niet voorstellen dat ik dat na vandaag niet meer zal zien. Todd is zo lief om mijn kruik te vullen. Ik laat me met schokkende schouders op de grond vallen. Ik wil het niet, ik wil gewoon vluchten, maar dat kan niet. Todd komt naast mij zitten en slaat zijn armen om mij heen. Ik leg mijn kin op zijn schouder en voel dat Todd een traan om mijn blote rug laat vallen. Ik druk me voorzichtig van hem af en kijk hem aan. Ik zie dat hij rode ogen heeft, dat hij het er ook heel moeilijk mee heeft. "Eli, ik weet dat het geen zin heeft om het nu nog te vertellen, want misschien zien we elkaar nooit meer, maar toch. Ik heb je altijd het leukste meisje van het dorp gevonden en dat vind ik nog steeds. Ik weet dat het vreemd klinkt, maar ik hou van je en niet alleen als vriendin." Ik kijk hem met grote ogen aan. Waarom heeft hij dat dan toch niet eerder gezegd? Maar ik kon het hem niet kwalijk nemen. Todd buigt langzaam naar mij toe en ik naar hem. Als onze lippen bijna hun doel bereikt hebben, wordt het moment ruw verstoord door een harde knal. Een knal uit de richting van het dorp!
Geschrokken spring ik op en ren heel hard naar het dorp toe. Todd volgt mij en als we in het dorp zijn aangekomen zien we iedereen op de grond komen. Ik zie Ian doodstil op de grond liggen, met zijn ogen dicht. Niemand doet ook maar iets om Ian te helpen. Ik ren naar hem toe en kniel bij hem neer. Hij lijkt niet meer te leven en er springen tranen in mijn ogen. Plotseling voel ik koud metaal in mijn nek. Ik durf niet om te kijken en blijf rustig zitten. "Opstaan jij, nu meteen!" buldert een harde stem achter mij. Langzaam maar behoedzaam sta ik op, mijn handen in de lucht gestoken. Ik krijg een bevel dat ik me om moet draaien, zodat ik oog in oog met een man kom te staan. De man is kaal en heeft een dikke buik. Hé, ik ken hem ergens van... Ja, dat is het! Die man heb ik ook gezien in mijn droom. Ik krijg een raar gevoel in mijn maag. Achter de man staat een paard, waar iemand op zit. Dat zal wel de leider zijn, hij ziet er namelijk erg machtig uit, op de één of andere manier. Ik krijg weer een bevel dat ik alle kinderen naar een kar, die verderop staat, moet leiden. Terwijl ik dat doe, is het geweer op mijn rug gericht. Ongeveer twintig kinderen zitten nu op een karretje waar maar tien kinderen op kunnen. "En nu, lopen!" buldert de man met het geweer weer, hij wenkt dat iedereen mee moet komen. "En als iemand ook maar probeert te ontsnappen, zal die erg ongelukkig aan zijn einde komen!" We moeten heel lang lopen. Er zijn nu veel meer mannen met geweren, om ons in de gaten te houden. Ik durf nog één keer achterom te kijken, nog één blik op het prachtige leven dat wij hebben gehad. "Omdraaien!" roept één van de mannen streng naar mij. Ik gehoorzaam en loop weer door. Voor mij loopt Mira. Ze kijkt heel bang en ik zie haar lip trillen. Ik slaak een opgeluchte zucht als ik de zee zie. Er ligt een schip verderop in de zee en dat betekent dus dat we niet meer hoeven te lopen. We hebben ongeveer twintig kilometer moeten lopen in de brandende zon, zonder water. Als we op het strand aankomen zakken sommige dorpelingen uitgeput in het zand, maar worden ruw weer opgetrokken en voortgeduwd door de mannen met de geweren. Er ligt een klein rubber bootje aan het strand. Daar zullen we waarschijnlijk in vervoerd worden, zodat we op het schip komen. Eerst worden de kinderen op de boot gezet, daarna de vrouwen en dan de mannen. Het schip is kleiner dan ik had verwacht, we passen er lang niet met zijn allen op. We moeten allemaal op het dek slapen, de bemanning mag binnen slapen. Ik heb gehoord dat we zo ongeveer anderhalve week op de boot moeten zitten. We worden allemaal op elkaar geduwd, zodat iedereen op de boot kan. Ik zie mijn broertje, die zo onopvallend mogelijk naar me toe probeert te kruipen. Plotseling komt er een man langs en Todd trekt Tony naar zich toe. Er is ons duidelijk gemaakt dat we niet mogen lopen of kruipen en als de man ziet dat Tony dat deed, zou het niet goed aflopen. Als de man weer weg is, kruipt Tony weer verder, met Todd achter zich aan. "O Eli, ik ben zo bang," fluistert Tony huilend als hij dicht tegen mij aangekropen zit. "Rustig maar Tony, ik ben bij je," fluister ik terug. Zachtjes streel ik hem over zijn haar en hij doet zijn ogen dicht. Zouden we het overleven, zouden we levend en wel in Amerika aankomen?
heel mooi! enkel een puntje... Als jij weet dat jou stad binnekort aangevallen wordt, ga je dan zitten en wachten tot het gebeurd? sommigen misschien, maar er zullen ook mensen vluchten...
verder vind ik het mooi, ben heel benieuwd hoe het verder gaat. nog een stuk?
misschien kunnen ze nergens heen.. aan elk verhaal zit altijd wel een minpuntje.. ook zoveel films etc.. kloppen niet helemaal.. is niet erg .. ik vind het nog steeds een goed verhaal! ga maar door ..
het is inderdaad met meer boeken en films zo. dat komt meestal doordat je een verhaal meer uit je gevoel schrijft, en leuke ideeen. dan komt het vaak voor dat je door je enthousiasme dingetjes vergeet. maar dit is geen erge fout hoor! als ik jou was, zou ik gewoon lekker doorschrijven, en dan later nog een stuk ertussen bedenken. dat is gewoon even goed opletten!
maar ik lees graag nog een stuk ( nu je er toch bent )
Ja, is inderdaad waar.. Misschien dat er later in het verhaal nog een uitleg komt waardoor ze niet weg konden. Ik moet zo wel naar de finale van een tennistoernooi, daarna schrijf ik verder, goed?