bedankt voor jullie leuke reacties:)
Hier nog 1 stukje
:
Mijn vader zei nog dat de vrouw tegen een lantaarnpaal tot stilstand kwam en niet doorhad dat ze iemand had doodgereden. Ze zat een half uur in shock achter het stuur. Ze reageert dus helemaal nergens op.
Ik liep naar boven. Naar mijn kamer. Ik wou even op MSN. Ik twijfelde of ik mijn naam moest veranderen, en ik deed het toch wel. Er kwam te staan: ..::Inniejj::.. R.I.P Mam.
Ik kreeg heel veel reacties en vragen naar me toe geslingerd. En dat vond ik erg moeilijk. Ik vertelde iedereen dat ze verongelukt was. Daarna ging ik weg, dat was toch niet wat ik wou. Ik vroeg Jasper of hij zin had om met de honden te lopen en dat had hij wel. Dus ik pakte de hondenriemen en Sukkel en Sjappie werden gelijk wild. Ik riep; ‘Zit!’ en beide honden gingen braaf zitten zodat wij de riemen om konden doen. Onder het lopen vroeg ik mij af hoe mijn leven verder moest. Leven zonder mijn moeder kan ik me niet voorstellen. Ik maakte om de kleinste dingen mij druk zoals wie nou de was ging doen. En wie nou de mijn moeders spaghetti ging maken. Dat was mijn lievelingseten. Ik zocht een onderwerp om met Jasper over te praten. Ik vroeg maar wat hij vandaag gedaan had. Hij had een film gekeken ‘Sorority Boys’ dat schijnt een hele leuke film te zijn. Het ging over jongens die als vrouw verkleed gingen om een tape te krijgen, heel vaag dus. Ondertussen waren we alweer aangekomen bij huis. En zat Simone op de bank met haar arm in het gips. ‘Hey’ zei ze. ‘Hey’ reageerde ik. Jasper zei dat hij naar huis ging, en ik zei hem gedag en wenste hem welterusten. Ik ging bij mijn zus zitten en vroeg hoe het ging. ‘Wel goed,’zei ze,’ het doet niet zoveel pijn. En met jou?’ Ik vroeg mezelf af hoe het eigenlijk met mezelf ging. ‘Ook wel goed’zei ik. Ja, wat moest ik anders? Iedereen weet toch dat je je niet op en top voelt? Ik was moe en wenste mijn vader, zus en broer welterusten en ik liep naar boven. Ik lag nog een hele tijd te woelen in bed maar na een uurtje sliep ik dan eindelijk.
De volgende ochtend was mijn familie alweer bij ons. Ze gingen de begrafenis plannen, er werden kaartjes ontworpen. De steen werd uitgezocht en de datum werd geprikt. Ook kreeg ik te horen dat mijn moeder vanmiddag thuis kwam. Dat klonk best raar, alsof ze nog leefde. Verder werden we heel veel gebeld door vrienden die ons condoleerden en sterkte wensten. Mijn vader zei tegen mij dat hij school al voor me had afgebeld. Dat vond ik lief van hem. Ik vroeg hoe laat mijn moeder thuiskwam, dat was rond 2 uur. Ik ging nog even naar mijn paard. Die moest immers ook beweging hebben, maar zin in rijden had ik niet. Ik ging gewoon even een stukje met haar lopen. En heel veel mensen het verhaal moeten vertellen, wat ik best zwaar vind. Er waren ook mensen die het al gezien hadden op tv Noord en Hart van Nederland. Ik ging toch maar even rijden, het was goed weer dus ik maakte een buitenritje. Een hele korte want ik wou om 1 uur weer thuis zijn. Omdat mijn moeder toen elk moment thuis kon komen. Tijdens de buitenrit was ik lekker aan het uitwaaien. En toen ik terug kwam bleek het pas 11 uur te zijn. Dus ik ging haar nog even wassen, droogde haar af en zette haar weer in de wei. Toen was het alweer half 1, hoog tijd om naar huis te gaan. Om 1 uur was ik thuis. Mijn vader vertelde dat mijn moeder om half 2 al kwam, de onderzoeken gingen sneller dan verwacht. Hij liet mij de steen zien voor de begrafenis, dat was een hele mooie groene. Hij glom helemaal. ‘Morgen zetten ze haar naam erin, vind je het mooi?’ Ik vond hem zeker mooi, het was ook echt een steen voor mijn moeder, het paste gewoon bij haar. De begrafenis was 2 dagen later, vertelde mijn vader nog. Op dat moment ging de deurbel. Het was de lijkenschouwer met mijn moeder. Mijn moeder werd gelijk in de huiskamer gezet, daar was al plek voor vrij gemaakt.
Mijn moeder lag daar, heel vredig, ze had geen enge wonden ofzo, alleen wat schaafplekjes. Ze had haar lievelingsjurk aan een hele mooie rode jurk. ‘Wat is ze mooi hè?’ zei ik tegen mijn vader die naast me stond. ‘Ja, het is een mooie vrouw’ antwoordde mijn vader.
De telefoon ging. Ik zei tegen mijn vader: ‘Neem jij maar op zal wel weer iemand zijn die ons condoleert.’ En mijn vader nam op. ‘Ja, die is er wel.’ Hij gaf de telefoon aan mij. ‘Met Indra’ zei ik. ‘Indra, met Lianne van de Manege.’ Lianne is de eigenaar van de manege, als zij je belt is er of iets heel vrolijks aan de hand of iets treurigs, en aan haar stem te horen was het het laatste. ‘Er is een brand op de manege, ontstaan in de hooizolder, veel paarden zijn gered, alleen niet allemaal even goed.’
’Hoe is het met Bommel?’ vroeg ik. Bommel is dus mijn paard. ‘Bommel heeft zich flink verstapt. Er is al een dierenarts onderweg. Zou jij kunnen langskomen?’ Ik antwoordde niet, gooide de hoorn erop, zei tegen mijn vader dat het niet goed was met Bommel. Ik sprong op mijn brommer en reed zo snel mogelijk naar de manege. Er stonden 2 brandweerauto’s te blussen. En ik zag Bommel in de buitenbak liggen.