Dus.
Ik schrijf al zeker 15 jaar, waarvan al zeker 10 (12?) jaar uitsluitend in het Engels. En om de één of andere reden bedacht ik een maand geleden dat het misschien leuk zou zijn om weer eens iets in het Nederlands te schrijven.

Normaal ram ik een stukje zoals hieronder er in een avondje wel uit. Nu heb ik er iets meer dan drie weken over gedaan. Ik weet ook niet of het ergens op lijkt, maar daar mogen jullie over beslissen

Dit is trouwens deel 1; ik post het nu alvast zodat ik (hopelijk) een stok achter de deur heb om het daadwerkelijk af te maken

Hopelijk veel plezier, en als je het gelezen heb, laat je dan ook even een reactie achter?

---
BESTE REIZIGERS
24 december 2019
15.40, Leiden Centraal
‘Een kaasbroodje en een cappuccino, vijf euro alsjeblieft.’
De monotone stem van het Kiosk-kassameisje kwam amper boven het gesis van het koffieapparaat uit. Anne probeerde ongezien zijn klamme handen af te vegen aan zijn jas en trok zijn pinpas om hem tegen het apparaat aan te houden. Een harde elektrische gil gaf direct aan dat het daar niet van gediend was.
‘Je moet ‘m d’r in doen,’ zei het meisje terwijl ze zich omdraaide om de koffie uit het apparaat te pakken.
‘Sorry,’ mompelde Anne. Hij ramde zijn pas in de gleuf van het apparaat, vloekte binnensmonds toen het opnieuw luidkeels aangaf het daar niet mee eens te zijn, haalde de pas eruit, veegde deze ook een paar keer flink over zijn jas heen en probeerde het opnieuw. Het meisje zette ondertussen de koffie neer en wachtte geduldig tot hij zijn pincode had ingetoetst. Dit gebeurde met trillende vingers, maar uiteindelijk gaf het pinapparaat een tevreden piep.
‘Suiker en melk staat daar.’
Anne knikte en propte het kaasbroodje in zijn rugzak. Hij pakte de koffie op, knikte nog maar een keer naar het meisje dat onverstoord terugstaarde, en liep de Kiosk uit. De hete koffie maakte zijn zweethanden er niet beter op en zijn maag draaide bijna om van de walm van vet en gesmolten kaas die nu uit zijn tas opsteeg.
‘Slecht idee, Tamminga,’ mopperde hij bij zichzelf. ‘Slecht idee, fiets slecht idee.’
Terwijl hij door de mensenmenigte in de stationshal heen manoeuvreerde en zijn best deed om loslopende kleuters, honden en rolkoffers te ontwijken, probeerde hij te bedenken welk deel van deze hele middag en avond wel een goed idee was. Het antwoord? Niet bijster veel.
Hij stond op het punt om van Leiden naar het kleinste rotdorp van Groningen te reizen, op kerstavond. De dag waarop heel studerend Nederland de trein pakte. In plaats van slim te zijn en afgelopen weekend (of zelfs deze ochtend) al te vertrekken, moest Anne weer zo nodig wachten tot het allerlaatste moment.
Hij had net vijf euro uitgegeven terwijl hij net zo goed thuis een boterham had kunnen smeren. Het was pas zijn eerste semester als eerstejaars student, maar hij had al een heleboel geleerd. Hij had bijvoorbeeld geleerd dat 800 euro in de maand klonk als heel veel geld, maar dat die 800 euro er een eigenaardig handje van had om zomaar te verdwijnen.
Hij stond nog steeds op het punt om over zijn nek te gaan, en dat kwam niet alleen door het kaasbroodje en de slappe cappuccino. Zelfs toen de roltrap hem naar boven bracht, de relatief frisse lucht van het perron in, moest hij zijn best doen om rustig te blijven ademen.
En dat? Had alles te maken met die andere reden waarom hij vanavond naar het noorden trok. De reden waar zijn beste vriend William hem al weken mee liep te pesten.
‘Bel ze gewoon, man. Wat gaan ze doen? Je onterven?’
Ja, leuk, maar William had makkelijk praten. Die deed gewoon waar hij zin in had, wanneer hij er zin in had, zonder al te veel na te denken. En om de een of andere reden kwam hij nog altijd op zijn pootjes terecht ook. Anne haatte hem soms een klein beetje.
Anne haalde diep adem en stapte van de roltrap. Hij baande zich een weg over het perron, op zoek naar de meest gunstige plek om zometeen in te stappen. Om hem heen gonsde het van kletsende mensen, het gedempte gestamp van een veel te harde bas uit een paar oortjes, de bingbong van het omroepsysteem, op de voet gevolgd door de vriendelijke stem van de NS die de reizigers informeerde dat ‘de intercity naar Dordrecht van vijftien uur eenendertig vertrekt over enkele minuten’, maar Anne hoorde alleen het gesuis in zijn eigen oren.
De reisplanner had hem vanochtend nog verteld dat de reis van Leiden naar Onderdendam iets meer dan drie uur zou duren. Over iets meer dan drie uur zou Anne uit de bus stappen, moe en gaar van het reizen. Over iets meer dan drie uur zou hij langs het water naar huis lopen, de stilte van het dorp een verademing na de hectiek van Leiden.
Over iets meer dan drie uur zou hij door de schuurdeur naar binnen stappen, zijn tas neerzetten en zijn ouders begroetten. Hij zou naar boven gaan, zijn spullen uitpakken en gaan douchen. En daarna zou hij weer beneden komen met de gloednieuwe foute kersttrui die nu nog veilig onderin zijn rugtas zat, en zeggen: ‘Pap, mam… ik moet jullie iets vertellen.’
Over iets meer dan drie uur. Als er tenminste geen problemen waren op het spoor.
---
15.03, Schiphol Airport
Het eerste probleem ontstond toen Anne welgeteld een kwartier in de trein zat. Tegen alle verwachting in was het niet superdruk en hij had een vierzits voor zichzelf weten te bemachtigen. Wat ideaal was, want zo had hij alle ruimte om zijn laptop tevoorschijn te halen en zijn ‘speech’ nog een keer door te lezen.
Tegen de tijd dat hij zijn bejaarde laptop ervan had overtuigd verbinding te maken met het wifinetwerk van de trein, kondigde een ratel en een reutel door de coupe aan dat de conducteur iets wilde zeggen. ‘Beste reizigers, over enkele ogenblikken komen we geheel volgens dienstregeling aan op Schiphol Airport. Ladies and gentlemen, the next stop is Schiphol International Airport.’
Met een hoog gegier kwam de trein langzaam tot stilstand. Mensen schuifelden voorbij en de deuren openden met een sissend geluid, maar Anne keek niet op of om. Zelfs niet toen de stroom van mensen de andere kant op ging en de ene naar de andere hutkoffer voorbij kwam gerateld, op zoek naar een plekje. Als iemand bij hem wilde komen zitten, ging diegene zijn lieve gang maar.
En daar ontstond dus het eerste probleem.
‘Sorry, mag ik hierbij zitten?’
Anne keek op, haalde zijn schouders op, deed zijn mond open om ‘ja tuurlijk’ te zeggen… en vergat prompt hoe dat ook alweer moest.
De jongen? Man? Jongeman die net zijn koffer tussen de banken had geschoven en nu Anne afwachtend aankeek, zag eruit alsof hij rechtstreeks uit het boek ‘Wat vindt Anne aantrekkelijk; een kort overzicht’ kwam gewandeld. Zo lang dat hij bijna zijn hoofd stootte tegen het dak van de coupé, een flinke bos donkere krullen en lichte ogen die hem van achter een bril vragend aankeken. Een verschoten leren jas hing half open, met de capuchon van een donkerblauwe hoodie over de kraag heen. Dit was het toonbeeld van de Amsterdamse hipster, maar dan zonder het geaffecteerde accent en de tot op het haartje perfect getrimde baard. Anne was zich opeens pijnlijk bewust van zijn praktische Gaastra-jas en no-nonsense milimeterkapsel.
Hij schoot overeind, zich abrupt bewust van het feit dat hij zat te staren. ‘Ja! Tuurlijk!’ piepte hij terwijl hij zijn rugtas aan de kant schoof.
‘Dank je.’
De jongen (Anne besloot hem ‘Professor’ te noemen; hij zag eruit alsof hij geschiedenis studeerde en in zijn vrije tijd schatten uit de Egyptische oudheid beschermde tegen de nazi’s) mikte zijn eigen rugtas op de overgebleven stoel naast het raam tegenover Anne en ging zitten. Hij strekte zijn veel te lange benen en wreef met een hand over zijn gezicht. Anne beet op zijn wang en probeerde niet te glimlachen. Professor had duidelijk al een lange reis achter de rug en een lange treinreis was sowieso een goede manier om gaar te worden.
Aan de andere kant: Anne had nu wel een veel beter uitzicht tijdens zijn treinreis dan eerst. Als Professor er niet direct weer uit moest in Amsterdam Zuid, natuurlijk.
Professor zuchtte, keek Anne meewarig aan zoals alleen treinreizigers die de komende twee uur met elkaar zitten opgescheept dat kunnen, en pakte zijn rugtas.
En daar ontstond het tweede probleem.
---
15.06, ergens tussen Schiphol Airport en Amsterdam Zuid
Anne: Help
William: Wat is er
William: Nog steeds met je speech bezig?
Anne: Nee
Anne: Moet je dit zien
(Het onopvallend maken van de foto duurde even. Het scheelde dat Professor zo verdiept was in zijn boek, dat hij niet merkte dat Anne zijn telefoon wel erg lang en in een erg vreemde hoek vasthield.)
William: Ooooooooh
W: Oh oliebol
W: Is dat net ingestapt?
A: Ja op Schiphol
A: Geen idee waar ie heen moet maar
A: help
W: Hoe heet ie?
W: Wat doet ie?
W: Wat doet z’n vader?
W: Hoeveel kinderen nemen jullie en als hij wel kinderen wil en jij niet, mag ik hem dan?
W: Nee, wacht. Ik ben sowieso knapper. Geef m maar aan mij, hij en ik krijgen zulke mooie baby’s samen
A: Nee, af
A: Ik zag hem eerst
A: En moet je kijken wat ie aan het lezen is
W: Sorry, kan het niet zien
W: Maak nog een foto?
A: *rollende ogen-emoji*
A: HMS Surprise? Patrick o’Brian?
W: Oh ja
W: Die
A: *twee rollende ogen-emoji’s*
A: Professor en ik zijn soulmates. En we nemen geen kinderen maar we gaan in een boerderijtje in Drenthe wonen met drie katten en een hond.
W: OK
A: Of hij stapt uit in Amsterdam Zuid en ik zie hem nooit van m’n leven weer terug
W: Kan
W: Maar dan heb je in ieder geval de foto nog
---
15.10, Amsterdam Zuid
De trein rolde langzaam Amsterdam Zuid binnen. Professor maakte geen aanstalten om op te staan.
Anne beet op zijn lip, staarde resoluut uit het raam en probeerde niet te opgelucht adem te halen.
---
15.25, vijf minuten voor aankomst op station Almere Centrum
'Goedemiddag beste reizigers, ik heb helaas slecht nieuws: in verband met een wisselstoring...'
Anne's opa zei vroeger altijd: 'Al het goede komt in drieën'. Blijkbaar hadden problemen daar ook een handje van.
---