Uppie
Stijf stond ik op. Ik had gedroomd over het gevecht tijdens de executie en ik had een vieze smaak in mijn mond. Ik stopte al mijn spullen bij elkaar en liep naar beneden. Toen ik daar ik daar aankwam was het een ravage. Overal lagen scherven en plat getrapt eten die de waard stond op de vegen, maar ook stonden er mannen met kapotte gezichten, omgevallen stoelen en tafels. ‘’W-w-wat is hier gebeurd?’’ vroeg ik in shock. ‘’Tja, wij weten het niet, maar als jij het weet..?’’ antwoorden een man moeilijk. ‘’Het spijt me verschrikkelijk, het komt door mij.’’ ‘’Voel je niet schuldig meid, jij kan er niets aan doen en we houden met het hele land te veel van je.’’ En bij zijn laatste woorden knipperde ik vluchtig mijn tranen weg. Iedereen hielp met opruimen en na een poosje zag het er weer uit net zoals te voren.
‘’Zo, voor iedereen brood en bier, de rest is geroofd door die barbaren.’’ En de waard zetten manden en kannen neer. Iedereen zat er wat bedrukt bij met zijn eigen gedachten. Na een tijd hield ik het niet meer uit, ‘’Sorry, ik moet weer verder gaan, de tijd dringt.’’ ‘’Ja meid, daar heb je gelijk in.’’ ‘’Ik en mijn vrouw hebben overlegd, je krijgt een paard mee.’’ ‘’Ach nee, dat hoeft allemaal niet!’’ ‘’Meid, niet zo bescheiden, neem het asjeblieft van ons aan.’’ En voor de ogen van de waard zwichtte ik. Een van de mannen, die een knecht bleek te zijn, ging mij voor. ‘’Ik mocht je dit paard mee geven.’’ En voor me stond een vos ruin. ‘’In de zadel tassen zit proviand, veel succes meid.’’ En ik kreeg een schouderklopje en hij ging weg. Ik aaide het dier over de hals en singelde hem aan. De beugels maakte ik korter en ik steeg op. Ik zwaaide toen ik langs het raam reed en de mannen zwaaide terug. Wat ze niet doorhad was dat de knecht haar na keek en zijn hoofd schudde voordat hij weer naar binnen liep.
Ik kon mijn gedachten niet bij de opdracht houden en ik dwaalde weer af naar vannacht. Is er een mol? Wie kon dat zijn. De waard en zijn vrouw niet, die hadden met een paard meegeven. Alle mensen ging ik af, maar ik kwam er niet uit. Het ruin onder mij galoppeerde aan en ik trok hem terug. Wat had dat beest toch? Hij was de hele tijd onrustig. Net op dat zelfde moment hoorde ik ze. Het was een groepje ruiters en toen ik om keek, waren het de paars zwarte mannen. Ik gaf het dier een lange teugel en een schop. Blij dat hij mocht rende hij ervan door. De hoeven naderde dichterbij, maar het ruin dacht dat het een spelletje was en rende nog harder. De hoeven verwijderden zich weer. Opeens zag ik pijlen voorbij zoeven, pijlen die goed gericht waren. Helaas waren die gericht op mij en mijn paard. Opeens voelden ik het dier onder mij trillen en we sloegen over de kop. Uit intuitie trok ik mijzelf op als een balletje en ik rolde door, de bosjes in. Ik keek nog verdwaasd van de klap naar het stervende paard naast me, gaf hem een snelle kus voordat hij zijn ogen sloot en pakte mijn spullen de spullen van het paard die ik nog gebruiken kon en kroop ervan door, de pijn ik mij verdringend.
Versuft keek ik rond, waar was ik? Ik kroop een tijdje door voordat ik niet meer verder kon en ik zakte. Alles deed pijn en draaide rond. Een zuur mengsel kwam omhoog en ik moest braken. Opnieuw zakte ik in en raakte bewusteloos.
‘’Hee, hee, jij daar, wordt eens ff wakker, je kan hier niet blijven liggen.’’ En ik voelde klapjes op mijn wangen. ‘’Mirthe- Anne, dat ben jij toch?’’ Versuft probeerden ik te knikken en op te staan, maar handen weer hielden me hier van. ‘’Wij leggen je nu op een kar om je naar een medicijn man te brengen, dus niet tegen spartelen.’’ Alsof ik dat zou kunnen probeerden ik nog te spartelen, maar verschillende handen tilden mij op. Ik zakte weer weg in een droomloze slaap.
Ik rende rond, rond door een donker bos met allemaal paarse vlekken. Eadric rende voor mij en achter mij rende Hyram. Hij schreeuwde over staan bare dingen en er was een derde stem, een stem die zei dat het allemaal goed kwam en ik me rustig moest houden. Ik huilde en gilde dat Eadric moest stoppen, maar hij rende harder en harder. Ik voelde iets in mijn rug en ik viel, alweer.
‘’Meid, houd je nou eens even rustig, zo wordt je niet beter.’’ En verdwaasd keek ik grote, bruine ogen van een man, een jonge man van ongeveer 20 jaar oud. Hij hielp me overeind en zette me neer op een stoel. ‘’Volgens mij gaat het wel weer beter met je, aangezien je, je zo erg verzette.’’ En hij stak een hand uit. ‘’Pacorro, maar vrienden noemen mij Paco.’’ En hij knipoogde erbij. ‘’Mirthe- Anne, maar vrienden noemen mij Mirthe.’’ Antwoordde ik verdwaasd. ‘’Maar waar ben ik?’’ vroeg ik nu standvastig. Al mocht deze man ook mooie ogen, toch wou ik Eadric zijn ogen voor me zien. Ik werd verdrietig, waarom had ik zoveel tegen slagen binnen een week al. ‘’Je bent op de grens van Indomitorum Equorom en in de brief las ik dat je daar heen moest?’’ vroeg hij ondeugend. Ik vloog hem gillend om de hals. ‘’Je bent dus toch mooi de goede kant op gekropen.’’ ‘’Waar vind ik een kudde wilde paarden en ik paarden fluisteraar?’’ vroeg ik met twinkelende ogen. ‘’Nou, de paarden fluisteraar heb je al en de kudde paarden is dan zo gevonden.’’ Was het antwoord van Paco. Hij glimlachten mysterieus. Ik keek hem met vragende ogen aan. ‘’Ik kan goed met paarden overweg, maar paardenfluisteraar?’’ ‘’Nee, dat zijn we allemaal niet, je moet hun taal kennen.’’ ‘’Wil je me asjeblieft helpen?’’ en ik keen hem lief aan. ‘’We doen dit normaal nooit, maar er is een overschot aan paarden, dus ja.’’ En ik vloog opnieuw om de hals.
“’Dit zijn mijn vrienden, die gaan je ook helpen.’’ En een groepje mannen zwaaide. We stapten met zijn 2e op de andere paarden die meeliepen aan de teugel. ‘’Deze hebben we ook zelf gevangen en mak gemaakt.’’ Zei een oudere man trots. ‘’Walcot had al laten weten dat je zou komen.’’ ‘’Walcot?’’ ‘’Ja Walcot, hij zit in de raad van 5.’’ Ik haalden Walcot voor de geest. Een kleine, pezige man met een huid die eruit zag als gedroogd leer. Hij had lange grijze haren die hij in een knotje of staart op zijn rug hing en liep net zoals de rest in een witte pei. Het viel me mee dat hij ze had gewaarschuwd. ‘’We gaan nu naar een van de kuddes.’’
‘’Hier waren ze voor het laast.’’ En Paco sprong van zijn paard af. Hij ging op de grond liggen, luisterden, bestudeerden de sporen en keek in het rond. “Naar het noorden.’’ En hij galoppeerde weg. Toen er aan de horizon een vlek ontstond gingen we over in draf en toen we de paarden konden onderscheiden gingen we over in stap. Een paar minuten later hielden we halt en ze gebaarden dat ik af moest stappen. ‘’Loop er maar heen en ga zitten.’’ Stak een van hen van wal. ‘’Laat ze aan je wennen en als je gefluit hoort, kom dan weer terug.’’ Hij draaiden zich om en ging de anderen helpen met de paarden afzadelen.
Ik sloop dichterbij de kudde. Ik herkende de hengst aan zijn wilde manen die zwart waren, net zoals de rest van zijn lichaam. Hij snoof toen ik dichterbij kwam, maar liet het toe. Op een hoger punt installeerden ik me en keek naar de kudde. Er liepen merries, veulens en hengsten door elkaar. Sommige ouder dan de rest. De veulens ravotten met elkaar en ik vond het een rustgevend gezicht. Er liep een goud paard bij, hij of zij had zwarte manen en benen. Met al mijn aandacht volgde ik het gouden paard en de rest vervaagden. Ik droomden weg met de gedachte dat ik met het dier door het hele land galoppeerde, de ‘paarse ridders’v ersloeg en binnen een paar maanden weer terug bij Eadric, mijn moeder en mijn broers terug was. Zo zat ik een paar uur, al mijn zorgen vergetend en de paarden in de gaten houdend te dromen.
‘’Fjjjjjhhhhhhtttt, fjjjjjhhhhhtttt!’’ klonk het schel door de lucht. Ik en de paarden schrokken op en ze stormden weg. Ik pakte al mijn spullen die ik bij me had bij elkaar en begon met de terug tocht naar beneden, waar de mannen en jongens op mij wachten. De paarden stonden opgezadeld klaar en zagen er goed uitgerust uit. ‘’En, heb je er een uitgezocht?’’ ‘’Hmm denk het wel ja.’’ ‘’Dan gaan we binnenkort maar eens kijken of hij of zij ook jou als ruiter wil hebben.’’ En ik dacht na, binnenkort? Morgen, overmorgen, volgende week, volgende maand? Paco schreeuwde iets en galoppeerden weg. Iedereen volgde hem binnen een luttele seconde.